Rijden met uw auto
WAARSCHUWING
•
Wanneer u tijdens het rijden
stand P (Parkeren) inschakelt,
kunt u de controle over de
auto verliezen.
•
Zet als de auto tot stilstand
is
gebracht
altijd
selectiehendel in stand P
(Parkeren),
activeer
parkeerrem en zet de motor
uit.
•
Zet de selectiehendel in stand
P (Parkeren) en activeer de
parkeerrem bij het parkeren
op
een
helling
voorkomen dat de auto naar
beneden rolt.
•
Activeer
uit
veiligheids-
overwegingen
altijd
parkeerrem
en
selectiehendel in stand P
(Parkeren), behalve als u in
een
noodsituatie
parkeren.
5-42
R (Achteruit)
Gebruik deze stand om de auto
achteruit te rijden.
AANWIJZING
Breng de auto altijd helemaal
tot
stilstand
de
selectiehendel in of uit stand
R
(Achteruit)
de
transmissie kan beschadigd raken
als u tijdens het rijden stand R
(Achteruit) inschakelt.
N (Neutraal)
De wielen en de transmissie zijn niet
om
te
geblokkeerd.
Gebruik stand N (Neutraal) als u de
auto opnieuw moet starten nadat hij
is afgeslagen of als u stil moet staan
de
met
draaiende
zet
de
selectiehendel in stand P (Parkeren)
als u de auto om de een of andere
reden moet verlaten.
moet
Trap altijd het rempedaal in als u
vanuit stand N (Neutraal) een
versnelling inschakelt.
D (Rijden)
Dit is de normale stand voor het
rijden in voorwaartse richting. De
transmissie schakelt automatisch
tussen
vooruit voor een zo laag mogelijk
brandstofverbruik
alvorens
de
prestaties.
Trap voor extra vermogen tijdens
te
zetten;
de
inhaalmanoeuvres of helling op
rijden het gaspedaal volledig in.
Hierdoor
automatisch terugschakelen naar
een lagere versnelling (of lagere
versnellingen, indien nodig).
motor.
Zet
de
de
zeven
versnellingen
bij
optimale
zal
de
transmissie