Stoelen en praktische uitrusting
Stoelen instellen
Inleiding voor het onderwerp
In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:
Voorstoelen handmatig instellen
Voorstoelen elektrisch instellen
Hoofdsteunen
Memory-functie van de elektrisch verstelbare stoel
Memory-functie van de radiografische afstandsbediening
De bestuurdersstoel moet zodanig zijn ingesteld dat de pedalen met licht gebo-
gen knieën geheel kunnen worden ingetrapt.
De leuning van de bestuurdersstoel moet zo worden ingesteld, dat het bovenste
punt van het stuurwiel met licht gebogen armen kan worden bereikt.
De juiste instelling van de stoelen is bijzonder belangrijk voor:
›
het eenvoudig en snel bereiken van alle bedieningselementen,
›
een ontspannen, minder vermoeiende lichaamshouding,
›
de optimale beschermende werking van de veiligheidsgordels en de airbags.
ATTENTIE
Voorzichtig bij het instellen van de stoel! Door ondoordacht of ongecontro-
■
leerd instellen kan letsel door knellen ontstaan.
De elektrische verstelling van de voorstoel werkt ook bij uitgeschakeld con-
■
tact (ook bij verwijderde contactsleutel). Daarom kinderen nooit zonder toe-
zicht in de wagen achterlaten.
Tijdens het rijden mag de leuning niet te schuin naar achteren staan, omdat
■
anders de werking van de veiligheidsgordels en de airbags in negatieve zin
worden beïnvloed - gevaar voor verwondingen!
Nooit meer personen meenemen dan er zitplaatsen in de wagen aanwezig
■
zijn.
66
Bediening
ATTENTIE (vervolg)
Iedere inzittende in de wagen moet de bij die zitplaats horende veiligheids-
■
gordel juist omgespen en dragen. Kinderen moeten met een geschikt veilig-
heidssysteem worden vastgezet
De voorstoelen en alle hoofdsteunen moeten altijd overeenkomstig de li-
■
chaamslengte worden ingesteld en de veiligheidsgordels moeten altijd goed
omgegespt zijn, zodat de inzittenden zo optimaal mogelijk worden be-
schermd.
Geen voorwerpen op de bijrijdersstoel vervoeren, behalve als ze daarvoor
■
67
bedoeld zijn (bijvoorbeeld een kinderzitje) - gevaar voor ongevallen!
67
68
ATTENTIE
69
Als bestuurder de volgende aanwijzingen opvolgen.
69
De bestuurdersstoel alleen bij stilstaande wagen verstellen - gevaar voor
■
ongevallen!
Een afstand tot het stuurwiel van minimaal 25 cm en een afstand van de be-
■
nen tot het dashboard op kniehoogte van ten minste 10 cm aanhouden. Als de
minimumafstand niet wordt aangehouden, kan het airbagsysteem u niet be-
schermen - levensgevaar!
Zorg ervoor dat zich geen voorwerpen in de voetenruimte bevinden omdat
■
deze voorwerpen bij een rij- of remactie tussen de pedalen kunnen ko-
men
» pagina
141. U zou dan niet in staat zijn te koppelen, te remmen of gas
te geven.
ATTENTIE
Als bijrijder de volgende aanwijzingen opvolgen.
Een afstand tot het dashboard van minimaal 25 cm aanhouden. Als de mini-
■
mumafstand niet wordt aangehouden, kan het airbagsysteem u niet bescher-
men - levensgevaar!
De voeten altijd tijdens het rijden in de voetenruimte houden - leg uw voe-
■
ten nooit op het dashboard, uit het raam of op de zittingen. Door een verkeer-
de zithouding stelt u zich bij remmen of een aanrijding bloot aan een ver-
hoogd risico van lichamelijk letsel. Bij een activering van de airbag kunt u zich
door een verkeerde zithouding dodelijk verwonden!
» pagina
190, Veilig vervoer van kinderen.