Het controlelampje in de toets gaat branden.
Als het controlelampje in de toets brandt, kan met de draaiknop
temperatuur voor beide zijden worden ingesteld. Deze functie kan door drukken
op de toets opnieuw worden ingesteld. Het controlelampje in de toets gaat
uit.
De temperatuur in het interieur kan tussen +18 °C en +26 °C worden ingesteld. In
dit gebied wordt de interieurtemperatuur automatisch geregeld.
Als een lagere temperatuur dan +18 °C wordt gekozen, gaat bij het begin van de
numerieke schaal een blauw symbool branden.
Als een hogere temperatuur dan +26 °C wordt gekozen, gaat aan het einde van
de numerieke schaal een rood symbool branden.
In beide eindstanden werkt de Climatronic met het maximale koelings- resp. ver-
warmingsvermogen en wordt de temperatuur niet geregeld.
VOORZICHTIG
Bij een langdurige ongelijkmatige verdeling van de lucht uit de luchtroosters (met
name in de voetenruimte) en grote temperatuurverschillen, bijvoorbeeld bij het
uitstappen uit de wagen, kunnen bij hiervoor gevoelige personen verkoudheids-
verschijnselen optreden.
Circulatiefunctie
Lees eerst de informatie in de inleiding op pagina 102 en volg deze op.
In de circulatiefunctie wordt voorkomen dat bijvoorbeeld buitenlucht met sterke
geuren in het interieur kan komen, bijvoorbeeld bij het rijden door tunnels of in
files.
Wanneer de sensor voor luchtkwaliteit een aanzienlijke toename van de concen-
tratie schadelijke stoffen herkent, wordt tijdelijk de circulatiefunctie ingescha-
keld.
Zodra de concentratie schadelijke stoffen naar het normale niveau daalt, wordt
de circulatiefunctie automatisch uitgeschakeld, waardoor weer frisse lucht naar
het interieur kan stromen.
104
Bediening
In de circulatiefunctie wordt de lucht uit het interieur aangezogen en weer in het
interieur geleid. Als de automatische circulatiefunctie is ingeschakeld, meet een
niet de
A
sensor voor luchtkwaliteit de concentratie schadelijke stoffen in de aangezogen
lucht.
Circulatiefunctie inschakelen
›
Herhaaldelijk op symbooltoets drukken, tot het controlelampje aan linker-
zijde van de toets gaat branden.
Automatische circulatiefunctie inschakelen
›
Herhaaldelijk op symbooltoets drukken, tot het controlelampje aan rechter-
zijde van de toets gaat branden.
Automatische circulatiefunctie tijdelijk uitschakelen
Wanneer de sensor voor luchtkwaliteit bij een onaangename geur niet de auto-
matische circulatiefunctie inschakelt, kan deze zelf worden ingeschakeld.
›
Op toets drukken.
In de toets brandt het controlelampje aan de linkerzijde.
Circulatiefunctie uitschakelen
›
Op toets of herhaaldelijk op symbooltoets drukken tot de controle-
lampjes in de toets doven.
ATTENTIE
De circulatiefunctie niet gedurende langere tijd ingeschakeld laten, omdat
door de "verbruikte" lucht vermoeidheidsverschijnselen bij de bestuurder en
medepassagiers kunnen optreden, waardoor de oplettendheid vermindert.
Ook kunnen de ruiten beslaan. Het gevaar voor ongevallen neem toe. De cir-
culatiefunctie uitschakelen, zodra de ruiten beslaan.
Let op
Als de voorruit beslaat, op toets drukken. Nadat de voorruit ontwasemd is,
■
op toets drukken.
De automatische circulatiefunctie werkt alleen als de buitentemperatuur hoger
■
dan circa 2 °C is.