VOORZICHTIG
De startmotor mag alleen worden ingeschakeld als de motor niet draait en de
■
wagen stilstaat. Als de startmotor bij draaiende motor wordt ingeschakeld, kan
de startmotor resp. de motor worden beschadigd.
Als de motor ook bij de tweede startpoging niet aanslaat, kan de zekering van
■
de elektrische brandstofpomp (bij benzinemotoren) resp. van het regelapparaat
voorgloeisysteem of van het relais voorgloeisysteem en brandstofpomp (bij die-
selmotoren) defect zijn. De zekering controleren en zo nodig vervangen
245
resp. de hulp van een erkend reparateur inroepen.
Hoge motortoerentallen, volgas en hoge motorbelasting vermijden zolang de
■
motor zijn bedrijfstemperatuur nog niet heeft bereikt - gevaar voor motorschade!
De motor niet starten door de wagen aan te slepen - gevaar voor schade aan de
■
motor! Bij wagens met katalysator kan onverbrande brandstof in de katalysator
terechtkomen en daar ontsteken. Dat zou tot beschadiging van de katalysator lei-
den. Als starthulp kunt u de accu van een andere wagen gebruiken
Starthulp.
Na langdurige hoge motorbelasting de motor niet direct afzetten als de wagen
■
stilstaat, maar nog circa 1 minuut stationair laten draaien. Daarmee wordt warm-
teophoping in de afgezette motor voorkomen.
Milieu-aanwijzing
De motor niet bij stilstand laten warmdraaien. Zo mogelijk direct na het starten
van de motor wegrijden. Hierdoor komt de motor sneller op bedrijfstemperatuur
en is de uitstoot aan schadelijke stoffen geringer.
Elektronische wegrijblokkering
Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen
op pagina 133 en volg deze op.
In de greep van de sleutel bevindt zich een elektronische chip. Met behulp hier-
van wordt de wegrijblokkering uitgeschakeld als de sleutel in het contactslot
wordt gestoken. Als de sleutel uit het contactslot wordt verwijderd, wordt de
elektronische wegrijblokkering automatisch geactiveerd.
Als bij het starten een niet toegestane sleutel wordt gebruikt, slaat de motor niet
aan.
134
Rijden
Op het display in het instrumentenpaneel wordt de volgende melding weergege-
ven.
Wegrijblokkering actief.
Contactslot
» pagina
» pagina
236,
Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen
op pagina 133 en volg deze op.
Benzinemotoren
Contact uitgeschakeld, motor afgezet, de stuurinrichting kan worden ver-
1
grendeld
Contact ingeschakeld
2
Motor starten
3
Dieselmotoren
Brandstoftoevoer onderbroken, contact uitgeschakeld, motor afgezet, de
1
stuurinrichting kan worden vergrendeld
Motor voorgloeien, contact ingeschakeld
2
Motor starten
3
Voor het vergrendelen van de stuurinrichting de sleutel uit het contactslot ver-
wijderen en het stuurwiel iets verdraaien tot de vergrendelingspen hoorbaar ver-
grendelt.
Als de stuurinrichting is vergrendeld en de sleutel niet of slechts met moeite
naar stand
» Afbeelding 122
2
weer bewegen - de stuurwielvergrendeling wordt hierdoor ontlast.
Afbeelding 122
Standen van de sleutel in het
contactslot
» Afbeelding 122
» Afbeelding 122
kan worden gedraaid, het stuurwiel iets heen en