Met de lichtschakelaar
, de draairegelaar
A
ties worden bediend
» Afbeelding
31.
Stadslicht resp. parkeerlicht aan beide zijden inschakelen.
Dimlicht inschakelen.
Licht uitschakelen (uitgezonderd dagrijverlichting).
Lichtbundelhoogteverstelling.
Helderheid van de instrumentenverlichting instellen.
Lichtbundelhoogteverstelling
Door draaien van de draairegelaar
delhoogteverstelling geleidelijk aangepast en daardoor de lichtbundel ver-
kort
» Afbeelding
31.
De standen van de lichtbundelhoogteverstelling komen ongeveer overeen met de
volgende beladingstoestand.
Wagen voorin bezet, bagageruimte leeg.
-
1
Wagen volledig bezet, bagageruimte leeg.
Wagen volledig bezet, bagageruimte beladen.
2
Bestuurdersstoel bezet, bagageruimte beladen.
3
Instrumentenverlichting
Bij ingeschakeld stads-, dim- of grootlicht zijn ook de instrumenten verlicht.
Door draaien van draairegelaar
kan bij ingeschakelde verlichting de helderheid
C
van de instrumentenverlichting worden aangepast
ATTENTIE
De lichtbundelhoogteverstelling altijd zodanig instellen dat aan de volgende
voorwaarden wordt voldaan.
Andere verdeersdeelnemers worden niet verblind, met name tegemoetko-
■
mende voertuigen.
De lichtbundelhoogte is voldoende voor veilig rijden.
■
Let op
Wij adviseren de lichtbundelhoogte bij ingeschakeld dimlicht in te stellen.
■
De bi-xenonkoplampen passen zich bij het inschakelen van het contact en tij-
■
dens het rijden automatisch aan de beladings- en rijomstandigheden van de wa-
gen aan. Wagens die met bi-xenonkoplampen zijn uitgerust, beschikken niet over
een handmatige regelmogelijkheid van de lichtbundelhoogte.
50
Bediening
resp.
kunnen de volgende func-
B
C
vanuit stand
naar
wordt de lichtbun-
B
-
3
» Afbeelding
31.
Dagrijverlichting
Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen
op pagina 49 en volg deze op.
De functie dagrijverlichting zorgt voor de verlichting van het gebied voor de wa-
gen.
Functie dagrijverlichting deactiveren
›
De knipperlicht- en grootlichthendel naar het stuurwiel trekken en omlaag-
schuiven
» Afbeelding 32
op pagina 51.
›
Tegelijkertijd het contact inschakelen en de hendel minstens 3 seconden in de-
ze stand vasthouden.
Functie dagrijverlichting activeren
›
De knipperlicht- en grootlichthendel naar het stuurwiel trekken en omhoog-
schuiven
» Afbeelding 32
op pagina 51.
›
Tegelijkertijd het contact inschakelen en de hendel minstens 3 seconden in de-
ze stand vasthouden.
De dagrijverlichting kan ook via het informatiedisplay in het menupunt Dagrijverl.
worden geactiveerd resp. gedeactiveerd
De dagrijverlichting wordt automatisch ingeschakeld als aan de volgende voor-
waarden wordt voldaan:
Het contact is ingeschakeld.
De lichtschakelaar staat in stand 0 of
Let op
Bij ingeschakelde dagrijverlichting branden het stadslicht (voor noch achter) en de
kentekenplaatverlichting niet.
» pagina
27.
» Afbeelding 31
op pagina 49.