De opgeslagen snelheid blijft daarbij in het geheugen bewaard.
Voor het hervatten van de opgeslagen snelheid de tuimelschakelaar
loslaten van het rempedaal kort in de stand RES drukken.
Start-stopsysteem
Inleiding voor het onderwerp
In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:
Motor afzetten/starten
Werkingsvoorwaarden van het systeem
Systeem handmatig activeren/deactiveren
Meldingen
Het start-stopsysteem ondersteunt u bij het besparen van brandstof en het ver-
minderen van de emissie van schadelijke stoffen en CO
De functie wordt elke keer als het contact wordt ingeschakeld automatisch geac-
tiveerd.
In de start-stopfunctie wordt de motor bij stilstand van de wagen automatisch af-
gezet, bijvoorbeeld voor een verkeerslicht. Zo nodig start de motor weer automa-
tisch.
Het systeem kan alleen werken als aan de volgende basisvoorwaarden wordt vol-
daan.
Het bestuurdersportier is gesloten.
De bestuurder heeft de veiligheidsgordel omgegespt.
De motorkap is gesloten.
De snelheid was na de laatste keer stoppen hoger dan 4 km/h.
Er is geen aanhangwagen aangekoppeld.
ATTENTIE
Bij afgezette motor werken de rembekrachtiger en de stuurbekrachtiging
■
niet.
De wagen nooit met afgezette motor laten rollen.
■
162
Rijden
na het
B
Vóór het rijden door water het start-stopsysteem uitschakelen
Indien in de stop-fase bij wagens met schakelbak resp. met automatische ver-
■
snellingsbak (keuzehendel in stand P) gedurende meer dan 30 seconden de vei-
ligheidsgordel wordt afgedaan of het bestuurdersportier wordt geopend, dan
moet de motor handmatig worden gestart
Na het handmatig starten van de motor bij een wagen met schakelbak kan de
■
automatische motoruitschakeling pas plaatsvinden als een noodzakelijke minima-
162
le afstand voor het gebruik van het start-stopsysteem is afgelegd.
163
Indien bij wagens met automatische versnellingsbak na het achteruitrijden de
■
keuzehendelstand D, S of N wordt gekozen, moet de wagen voor de hernieuwde
164
automatische motoruitschakeling eerst een snelheid van meer dan 10 km/h berei-
164
ken.
Veranderingen in de buitentemperatuur kunnen na meerdere uren merkbaar
■
.
worden aan de inwendige temperatuur van de accu. Indien de wagen bijvoorbeeld
2
langere tijd bij temperaturen onder het vriespunt in de buitenlucht staat of in di-
rect zonlicht staat geparkeerd, kan het meerdere uren duren voordat de inwendi-
ge temperatuur van de accu geschikte waarden bereikt voor een correcte werk-
ing van het start-stopsysteem.
Indien de Climatronic wordt gebruikt in de automatische modus, kan onder be-
■
paalde omstandigheden de motor mogelijk niet automatisch worden afgezet.
Motor afzetten/starten
Wagens met schakelbak
›
De wagen afremmen tot stilstand (zo nodig de handrem aantrekken).
›
De versnellingshendel in de neutraalstand zetten.
›
Het koppelingspedaal loslaten.
Er vindt een automatische motoruitschakeling plaats (stop-fase). Op het display
van het instrumentenpaneel verschijnt het controlesymbool .
›
Het koppelingspedaal intrappen.
Er vindt een automatische herstart plaats (start-fase). Het controlesymbool
dooft.
VOORZICHTIG
Let op
Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen
op pagina 162 en volg deze op.
» pagina
150.
» pagina
135.