Indien de klep belast is (bijvoorbeeld door een laag sneeuw) kan het openen
■
van de klep onder bepaalde omstandigheden stoppen. De klep ontlasten om de
elektrische bediening weer te activeren.
Als de klep zelfstandig sluit (bijvoorbeeld door een laag sneeuw) klinkt een on-
■
derbroken signaaltoon.
Let op
In geval van een storing de hulp van een erkend reparateur inroepen.
Bedieningsbeschrijving
Afbeelding 24 Bediening van de klep
Afbeelding 25 Klepbediening / bedieningsgedeelte
40
Bediening
Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen
op pagina 39 en volg deze op.
Bedieningselementen
De klep kan met de volgende bedieningselementen worden bediend.
›
Met de toets op de afstandsbediening (circa 1 s ingedrukt houden).
›
Met de greep
op het buitenste deel van de klep
A
›
Met de toets
op het binnenste deel van de klep
B
›
Met de toets
in de middenconsole
C
Bedieningsgebieden
Het systeem maakt onderscheid tussen 3 bedieningsgebieden waarin de functie
van de afzonderlijke bedieningselementen verandert
tevens onderscheid gemaakt tussen de eindposities van de klep - volledig geslo-
ten en vergrendeld en volledig geopend.
De uitbreiding van het gebied
ling van de bovenste positie van de klep
Als de klep in de bovenste positie in gebied
actief. De uitbreiding van het gebied
bovenste positie van de klep.
Symboolverklaring in de bedieningsbeschrijving
Uitvoerbare handeling
Niet uitvoerbare handeling
Beweging in tegengestelde richting ten opzichte van de vorige beweging
Klepbediening met de greep
Gesloten
Handeling
achterklep
Openen
Stoppen
Sluiten
De bediening van de achterklep met greep
wagen.
» Afbeelding
» Afbeelding
» Afbeelding
25.
» Afbeelding
3
wijzigt proportioneel afhankelijk van de instel-
» pagina
41.
is ingesteld, is het gebied
2
wijzigt proportioneel afhankelijk van de
2
A
Gebied
1
2
3
is alleen mogelijk bij ontgrendelde
A
24.
24.
25. Er wordt
niet
3
Geopende
achterklep