Wagens met automatische versnellingsbak
›
De wagen afremmen tot stilstand en het rempedaal ingetrapt houden.
Er vindt een automatische motoruitschakeling plaats. Op het display van het in-
strumentenpaneel verschijnt het controlesymbool .
›
Het rempedaal loslaten.
Er vindt een automatische herstart plaats. Het controlesymbool dooft.
Meer informatie over de automatische versnellingsbak
De motoruitschakeling vindt plaats in de keuzehendelstanden P, D, S, N en in de
tiptronic-stand.
In keuzehendelstand P blijft de motor ook na het loslaten van het rempedaal uit-
geschakeld. De motor wordt gestart als het gaspedaal wordt ingetrapt of een an-
dere rijstand wordt gekozen en het rempedaal wordt losgelaten.
Indien gedurende de stop-fase de keuzehendelstand R wordt ingeschakeld,
wordt de motor weer gestart.
Indien de wagen met een lage snelheid rijdt (bijvoorbeeld in de file of bij het af-
slaan) en na licht intrappen van het rempedaal blijft staan, vindt geen automati-
sche motoruitschakeling plaats. Door krachtiger intrappen van het rempedaal
wordt de motor automatisch uitgeschakeld.
Werkingsvoorwaarden van het systeem
Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen
op pagina 162 en volg deze op.
Het start-stopsysteem is zeer complex. Enkele van de procedures zijn zonder de
juiste documentatie moeilijk te controleren.
Er vindt geen motoruitschakeling plaats
Het systeem controleert vóór iedere stop-fase of aan bepaalde voorwaarden is
voldaan. Er vindt bijvoorbeeld in de volgende situaties geen motoruitschakeling
plaats.
›
De motor heeft de minimumtemperatuur voor het gebruik van de start-
stopfunctie nog niet bereikt.
›
De via de airconditioning ingestelde temperatuur in de wagen is nog niet be-
reikt.
›
De buitentemperatuur is zeer laag/hoog.
›
De intensieve voorruitverwarming (Climatronic) resp. de voorruitverwarming/-
ventilatie is met maximaal ingestelde luchttemperatuur (handbediende aircon-
ditioning) ingeschakeld.
›
De parkeerhulp resp. het inparkeersysteem is ingeschakeld.
›
De ladingstoestand van de accu is te laag.
›
De stilstaande wagen staat op een steile helling.
›
Het stationair motortoerental is te hoog.
›
De stuurhoek is te groot (manoeuvreren).
›
De keuzehendelstand R is gekozen (bijvoorbeeld bij het parkeren).
Op het display van het instrumentenpaneel verschijnt het controlesymbool .
Er vindt een automatische herstart plaats
In de stop-fase start de motor zonder actieve bestuurdersingreep bijvoorbeeld in
de volgende situaties.
›
De wagen rolt weg, bijvoorbeeld op een helling.
›
Het verschil tussen de via de airconditioning ingestelde temperatuur en de inte-
rieurtemperatuur is te groot.
›
De intensieve voorruitverwarming (Climatronic) resp. de voorruitverwarming/-
ventilatie is met maximaal ingestelde luchttemperatuur (handbediende aircon-
ditioning) ingeschakeld.
›
Het rempedaal is meerdere malen ingetrapt (de druk in het remsysteem is laag).
›
De ladingstoestand van de accu is te laag.
›
Het stroomverbruik is te hoog.
163
Hulpsystemen