Voer de Inspectie voor het rijden (pagina 19) uit bij iedere voorgeschreven onderhoudsbeurt.
I: Inspecteren en reinigen, afstellen, smeren of vervangen indien nodig. C: Reinigen. R: Vervangen. A: Afstellen. L: Smeren.
FREQUENTIE
ITEMS
BRANDSTOFLEIDING
BRANDSTOFPOMPFILTER
WERKING VAN DE GASHENDEL
LUCHTFILTER
CARTERONTLUCHTING
BOUGIE
KLEPSPELING/DECOMPRESSIESYSTEEM
MOTOROLIE
MOTOROLIEFILTER
STATIONAIR MOTORTOERENTAL
ZUIGER EN ZUIGERVEREN
ZUIGERPEN
KOELVLOEISTOF RADIATEUR
KOELSYSTEEM
AANDRIJFKETTING
GLIJBLOK AANDRIJFKETTING
ROLLER AANDRIJFKETTING
AANDRIJFKETTINGWIEL
AANGEDREVEN TANDWIEL
REMVLOEISTOF
REMBLOKSLIJTAGE
REMSYSTEEM
KOPPELINGSSYSTEEM
BEDIENINGSKABELS
UITLAATPIJP/UITLAATDEMPER
VERING
SWINGARM/SCHOKDEMPERSTANGEN
VORKOLIE
MOEREN, BOUTEN, BEVESTIGINGSMIDDELEN
WIELEN/BANDEN
BALHOOFDLAGERS
ZIJSTANDAARD
WIJ RADEN U AAN OM DEZE WERKZAAMHEDEN UIT TE VOEREN ZOALS VERMELD IN EEN OFFICIËLE WERKPLAATSHANDLEIDING VAN HONDA.
Dit onderhoudsschema is gebaseerd op gemiddelde rijomstandigheden. Als de motorfiets wordt gebruikt in zwaardere omstandigheden, is vaker onderhoud nodig.
OPMERKING:
1. Reinig bij stoffige rijomstandigheden na elke manche/race.
2. Vervang elke 2 jaar. Voor het vervangen is technische vaardigheid vereist. 5. Ververs de motorolie bij vervanging van de koppelingsschijven en -platen.