Keuzeknop motormodus
Keuzeknop motormodus
(1)
(1) keuzeknop motormodus
U kunt de karakteristiek van het motorvermogen
afstemmen op de circuitcondities met behulp van de
keuzeknop motormodus (1).
• PGM-FI-modus 1: standaardinstelling
• PGM-FI-modus 2: soepele instelling (verminderde
gasrespons ten opzichte van standaardinstelling)
• PGM-FI-modus 3: agressieve instelling (verhoogde
gasrespons ten opzichte van standaardinstelling)
Een optioneel PGM-FI-instelgereedschap kan het
ontstekingstijdstip en de hoeveelheid brandstofinjectie
aanpassen en de instelling van PGM-FI-modus 2 of 3
opslaan (pagina 194).
150
Instellingen voor wedstrijden
Huidige modus
Start de motor en druk op de keuzeknop motormodus (1)
terwijl uw CRF stilstaat. Het motormoduscontrolelampje
(2) onder de keuzeknop motormodus geeft de
geselecteerde modus aan door het drie keer blauw
knipperen van het modusnummer.
(1) keuzeknop motormodus
(2) motormoduscontrolelampje (blauw)
PGM-FI-modus 1:
Het lampje knippert
eenmaal blauw en
herhaalt dit 3 maal.
PGM-FI-modus 2:
Het lampje knippert
2 maal blauw en
herhaalt dit 3 maal.
PGM-FI-modus 3:
Het lampje knippert
3 maal blauw en
herhaalt dit 3 maal.
Modusselectie
1. Start de motor.
2. Houd de keuzeknop motormodus gedurende
1 seconde of langer ingedrukt met uw CRF gestopt
en de gasklep gesloten.
Zorg ervoor dat de knop voor versneld stationair
toerental is ingedrukt (pagina 23). Wanneer de knop
(1)
voor versneld stationair toerental is uitgetrokken, zal de
motormodus niet veranderen.
3. Laat de keuzeknop motormodus weer los. Het
motormoduscontrolelampje geeft een geselecteerde
modus aan door het aantal keren dat het lampje
blauw knippert.
4. Herhaal stap 2 – 3 tot de gewenste modus wordt
weergegeven.
(2)
PGM-FI-modus 1
PGM-FI-modus 2
PGM-FI-modus 3