Aandrijfketting
Aandrijfketting
Zie Belangrijke veiligheidsmaatregelen op pagina 29.
De levensduur van de aandrijfketting is afhankelijk
van een goede smering en de juiste afstelling. Slecht
onderhoud kan leiden tot voortijdige slijtage of schade
aan de aandrijfketting en tandwielen.
Wanneer de motorfiets wordt gebruikt op zeer stoffige
of modderige circuits, moet er vaker onderhoud worden
uitgevoerd.
Schakel de motor UIT en controleer of de transmissie in
de neutraalstand staat alvorens onderhoud uit te voeren
aan de aandrijfketting.
Inspecteren
1. Schakel de motor uit. Plaats een optionele
werkstandaard of vergelijkbare steun onder de
motor om het achterwiel op te tillen en zet de
transmissie in de neutraalstand.
2. Controleer de spanning van de aandrijfketting (1)
in de bovenloop van de aandrijfketting tussen het
aandrijfkettingwiel (2) en het aangedreven tandwiel
(3). De spanning van de aandrijfketting moet zo
zijn afgesteld dat deze met de hand verticaal kan
worden bewogen over een afstand van:
35 – 45 mm
134
Het onderhoud van uw Honda
(1) 35 – 45 mm
(2)
(1) spanning van
(2) aandrijfkettingwiel
(3) aangedreven tandwiel
aandrijfketting
3. Controleer de spanning van de aandrijfketting op
verschillende punten langs de ketting. De spanning
moet daarbij overal constant blijven. Als dit niet zo
is, zijn sommige schakels mogelijk verbogen of
geblokkeerd. Door de ketting te smeren kunnen
dergelijke problemen worden verholpen.
LET OP
Bij een te grote kettingspeling kan de aandrijfketting de
motorbehuizing beschadigen.
4. Controleer de aandrijfketting op:
• beschadigde rollen
• losse pennen
• droge of verroeste schakels
• verbogen of vastgelopen schakels
• overmatige slijtage
Vervang de aandrijfketting (pagina 136, 137) als deze
beschadigde rollen, losse pennen of verbogen schakels
heeft die niet los kunnen worden gemaakt. Smeer de
aandrijfketting (pagina 135) als deze droog lijkt of
tekenen vertoont van roestvorming. Smeer verbogen
of vastgelopen schakels en maak ze los.
Stel indien nodig de kettingspanning af (pagina 135).
Glijblokken aandrijfketting
1. Controleer het glijblok (1) van de ketting op slijtage.
Vervang als de slijtagelimiet wordt overschreden.
SLIJTAGELIMIET:
bovenzijde: 5 mm
onderzijde: 2,5 mm
5 mm
(3)
(1)
2,5 mm
(1) glijblok aandrijfketting
2. Controleer het glijblok (2) van de kettinggeleider
op slijtage.
Vervang dit blok als de onderste slijtagelimiet (3) is
bereikt.
(2)
(3)
(2) glijblok van kettinggeleider
(1)
(3)
(3) slijtagelimiet