Achtervering afstellen
onbelast: motorfiets op een optionele werkstandaard met
achtervering volledig uitgeschoven, geen bestuurder.
belast met bestuurder: motorfiets op de grond, met
bestuurder.
1. Zet uw CRF op een optionele werkstandaard met
het achterwiel los van de grond.
2. Meet de onbelaste lengte.
ZADELBEVESTIGINGSBOUT
ONBELASTE METING
(zonder bestuurder)
VOORBEELD: 625 mm
BORGMOER KETTINGSPANNER
160
Instellingen voor wedstrijden
3. Meet de afstand belast met bestuurder.
Verwijder de werkstandaard. Roep de twee helpers
erbij en ga zo ver mogelijk naar voren zitten op het
zadel van uw CRF, gekleed in uw gewone
motoruitrusting.
Vraag de ene helper uw CRF perfect rechtop te
houden zodat u beide voeten op de voetsteunen
kunt zetten.
Kom met uw lichaam een paar keer van het zadel,
zodat de vering zich kan zetten naar een geschikt
referentiepunt.
Vraag de andere helper om de afstand belast met
bestuurder te meten.
ZADELBEVESTIGINGSBOUT
BELASTE METING
(met bestuurder)
VOORBEELD: 525 mm
BORGMOER KETTINGSPANNER
Voorbeeld:
= 625 mm
Onbelast
= 525 mm
– Belast
Raceveerhoogte = 100 mm
4. Bereken de afstand voor de raceveerhoogte.
U doet dit door de afstand belast met bestuurder
(stap 3) af te trekken van de afstand onbelast
(stap 2).
Standaard raceveerhoogte: 105 mm
Stel de veervoorspanning zo af dat u het gewenste
rijgedrag krijgt.
Als de raceveerhoogte kleiner is (bijvoorbeeld
95 mm) neemt u in nauw terrein de bochten
gemakkelijker, maar is de rechtuitstabiliteit iets
minder.
Als de raceveerhoogte groter is (bijvoorbeeld
115 mm) is de rechtuitstabiliteit beter voor snelle
circuits met weinig bochten, maar neemt u bochten
iets minder makkelijk en kan de balans tussen de
voor- en achtervering verstoord zijn, zodat de
machine wat ruwer reageert. Dit gebeurt als door de
afstelling de effectieve wieluitslag verschuift naar
het progressievere gedeelte van de veerweg.