360°-CAMERA
(3/11)
7
6
C
B
A
Het beeld "voor" of "achter" dat wordt ver-
zonden naar het multimediascherm 5 wordt
weergegeven met twee of drie geleidelij-
nen 6, 7 en 8.
Dit systeem wordt eerst gebruikt met behulp
van een of meer tekeningen (bewegend
voor de verplaatsingsrichting en vast voor
de afstand).
Vaste tekening 6
De vaste tekening bestaat uit gekleurde
merktekens A, B en C die de afstand achter
de auto aangeven:
8
– A (rood) op ongeveer 30 centimeter van
de auto;
– B (geel) op ongeveer 70 centimeter van
de auto;
– C (groen) op ongeveer 150 centimeter
van de auto.
Bewegende geleidelijn 7
Deze wordt in het blauw getoond op het
multimediascherm 5. Het geeft de verplaat-
singsrichting van de auto aan afhankelijk
van de stand van het stuurwiel in het beeld
voor en het beeld achter.
Aanhanger geleidelijn 8
Deze wordt in het blauw getoond op het mul-
timediascherm 5. Deze geeft de verplaat-
singsrichting van de trekhaak van de aan-
hanger aan ten opzichte van de stand van
het stuurwiel.
Hiermee kan de bestuurder de trekhaak zo
dicht mogelijk bij de trekkop van de aanhan-
ger plaatsen.
De richtlijnen voor de beelden voor,
achter en opzij zijn een op een horizon-
tale ondergrond geprojecteerde weer-
gave; deze informatie geldt niet bij een
verticaal of op de grond geplaatst voor-
werp.
Voorwerpen die op de rand van het mul-
timediascherm worden weergegeven,
kunnen vervormd lijken.
In geval van te veel licht (sneeuw, auto
in de zon, enz.) kan het zicht van de
camera gestoord zijn.
In de gecombineerde weer-
gave van de camera´s:
– staande voorwerpen (stoe-
pen, auto enz.) kunnen ver-
vormd worden weergegeven bij het
beeld van bovenaf;
– alle voorwerpen bovenop de auto
worden niet weergegeven.
2.157