ADAPTIEVE SNELHEIDSREGELAAR
9
Instellen van de snelheid
Wanneer het voertuig stilstaat (voertuigen
uitgerust met een automatische versnel-
lingsbak) of wanneer het voertuig met een
constante snelheid rijdt (alle voertuigen),
zet u de schakelaar 3 omhoog (RES/+) of
omlaag (SET/-) om de functie te activeren
en de huidige snelheid op te slaan.
De kruissnelheid moet minstens 30 km/u
zijn.
(5/22)
De streepjes worden vervangen door de
kruissnelheid 9 en de kruissnelheid en het
controlelampje
worden groen.
Als u de functie probeert te activeren wan-
neer de voertuigsnelheid hoger is dan
180 km/u of lager dan 30 km/u voor voertui-
gen met een handgeschakelde versnellings-
bak, verschijnt het bericht "Snelh. ongeldig"
en wordt de functie niet geactiveerd.
Als er een kruissnelheid is opgeslagen en de
regeling ingeschakeld is, kunt u uw voet van
het gaspedaal nemen.
Speciale functie op voertuigen met een
automatische versnellingsbak: als de
voertuigsnelheid lager is dan ongeveer
30 km/u, wordt de kruissnelheid automatisch
ingesteld op 30 km/u. De auto trekt op totdat
de ingestelde kruissnelheid is bereikt.
2.111