VERLICHTING EN SIGNALEN
A
1
á
Grootlicht
Duw met draaiende motor en met
de dimlichten aan tegen de lichtschake-
laar 1 (beweging A). Dit controlelampje op
het in-strumentenpaneel licht op.
Om terug te keren naar dimlicht drukt u op-
nieuw op de lichtschakelaar 1.
(3/10)
2
6
3
Automatisch grootlicht
Afhankelijk van de auto ontsteekt
en dooft dit systeem automatisch het groot-
licht. Het gebruikt een camera geplaatst
achter de binnenspiegel om voorliggers en
tegenliggers te detecteren.
Opmerking: 's nachts, in stedelijke gebie-
den met straatverlichting, wordt het automa-
tische grootlicht automatisch uitgeschakeld.
Het grootlicht wordt automatisch ontstoken
wanneer:
1
– er weinig licht buiten is;
– er geen andere auto of verlichting wordt
gedetecteerd;
– als de auto sneller dan ongeveer 40 km/u
rijdt.
Als niet aan een van de voorwaarden hier-
onder wordt voldaan, wordt overgeschakeld
naar dimlicht.
Opmerking: zorg ervoor dat de voorruit niet
is bedekt (door vuil, modder, sneeuw, con-
densatie, enzovoort).
Inschakelen/uitschakelen
Automatisch grootlicht inschakelen
Draai aan de ring 3 tot het symbool AUTO is
uitgelijnd met het merkteken 2 en druk ver-
volgens op de schakelaar 6.
Het controlelampje
mentenpaneel gaat branden als het dimlicht
is ingeschakeld.
Om automatisch grootlicht uit te
schakelen:
Druk op de schakelaar 6, het controlelampje
op het instrumentenpaneel gaat uit.
op het instru-
1.99