WAARSCHUWING BIJ VERLIES VAN BANDENSPANNING
Werkingsvoorwaarden
Het systeem moet worden gereset met
een spanning zoals vermeld op het ban-
denspanningslabel (zie de informatie over
"Bandenspanning" in hoofdstuk 4), anders
geeft het mogelijk geen betrouwbare waar-
schuwing in geval van aanzienlijk span-
ningsverlies.
Resetten moet altijd gebeuren na con-
trole van de bandenspanning in de vier
banden als deze koud zijn.
In de volgende situaties bestaat het risico
dat het systeem te traag of niet correct werkt:
– systeem niet gereset na het oppompen
van de banden of na elke andere verrich-
ting aan de wielen
– systeem slecht gereset: andere banden-
spanning dan de aanbevolen banden-
spanning
– aanzienlijke wijziging van de belading of
verdeling van de belading aan één kant
van de auto
– sportief rijden en aanzienlijk versnellen
– rijden op een besneeuwd of glad wegdek
– rijden met sneeuwkettingen;
– monteren van maar één nieuwe band;
– gebruik van banden die niet door de
merkdealer goedgekeurd zijn
Deze functie is een extra hulp
tijdens het rijden.
Deze functie neemt niet de taak
van de bestuurder over. De be-
stuurder moet altijd opletten en blijft ver-
antwoordelijk. Controleer de banden-
spanning, inclusief het reservewiel, één
keer per maand.
(2/5)
De referentiewaarde voor de
bandenspanning opnieuw
instellen
Deze gebeurt:
– na elke keer opnieuw op spanning bren-
gen of resetten van de bandenspanning;
– na het verwisselen van een wiel
– na het wisselen van de wielen.
De bandenspanning moet afgestemd zijn op
het huidige gebruik van de auto (onbelast,
belast, rijden op de autosnelweg ...).
Raadpleeg de volgende pagina om de refe-
rentiewaarde van de bandenspanning te re-
setten.
Een plots verlies van bandenspanning
(klapband ...) kan mogelijk niet door het
systeem worden opgespoord.
2.39