Advertenties
ACTIVE DRIVER ASSIST
Bedieningsknoppen
Omhoog duwen: zet de functie op
10
stand-by of verhoogt de opgeslagen
kruissnelheid (RES/+).
10
Omlaag duwen: activeert, bewaart en
verlaagt de kruissnelheid (SET/-).
11
Actieve functies in stand-by zetten
(met opgeslagen kruissnelheid) (0).
12
Snelheidsbegrenzer activeren/deacti-
veren
.
13
De volgafstand instellen.
Adaptieve snelheidsregelaar, hoofd-
14
knop voor stoppen/starten.
15
Contextuele knoppen.
16
"Lane Keeping-systeem" functie
activerings-/deactiverings-
schakelaar.
2.134
(6/15)
Weergaven op het
instrumentenpaneel
17
Waarschuwingslampje Stop and Go
adaptieve snelheidsregelaar
18
Opgeslagen kruissnelheid.
19
Voorligger.
20
Opgeslagen veilige afstand.
Indicatoren voor de linker- en rechter-
21
streep
22
"Rijbaan centreren assistentie" functie
controlelampje.
Stuurwiel 23
De bestuurder moet altijd zijn of haar handen
op het stuurwiel houden. Als er te veel druk
wordt uitgeoefend bij het draaien aan het
.
stuurwiel, gaat de functie "Rijbaan centreren
assistentie" (rijstrookcentrering) in stand-by
zodat de bestuurder weer controle krijgt over
het voertuig.
In bepaalde situaties (scherpe bochten,
enz.) kan het stuur gaan trillen om de be-
stuurder te waarschuwen dat hij/zij de con-
trole over het voertuig moet overnemen.
Als de bestuurder het stuurwiel niet bedient
(er worden geen handen gedetecteerd),
wordt de functie "Rijbaan centreren assis-
tentie" (rijstrookcentrering) na diverse waar-
schuwingen uitgeschakeld.
Advertenties
Hoofdstukken
