WAARSCHUWING BIJ VERLIES VAN BANDENSPANNING
Corrigeren van de
bandenspanning
De spanningen van de vier banden
moeten koud worden ingesteld (raad-
pleeg het label op de zijkant van het bestuur-
dersportier).
Indien u de bandenspanning niet bij koude
banden kunt controleren, moet u de opge-
geven waarden met 0,2 tot 0,3 bar (3 PSI)
verhogen.
Verlaag nooit de spanning van een
warme band.
Elke keer dat de banden worden opgepompt
of de bandenspanning wordt gecorrigeerd,
moet de referentiewaarde voor de banden-
spanning opnieuw worden ingesteld.
Vervangen van wielen/banden
Gebruik alleen apparatuur die door het net-
werk is goedgekeurd, anders loopt u het
risico dat het systeem met vertraging wordt
ingeschakeld of slecht werkt. ➥ 5.12.
Elke keer dat een wiel/band wordt verwis-
seld, moet de bandenspanning worden ge-
corrigeerd en moet de referentiewaarde
voor de bandenspanning worden gereset.
Reservewiel
Zodra het aanwezige reservewiel op de auto
is gemonteerd, moet de bandenspanning
worden gecorrigeerd en moet de referentie-
waarde voor de bandenspanning opnieuw
worden ingesteld.
Spuitbussen voor
bandenreparatie en pompset
Gebruik alleen apparatuur die door het net-
werk is goedgekeurd, anders loopt u het
risico dat het systeem met vertraging wordt
ingeschakeld of slecht werkt. ➥ 5.5. Nadat
de pompset voor de banden is gebruikt, cor-
rigeert u de bandenspanning en reset u de
referentiewaarde voor de bandenspanning.
(4/5)
Bandenspanningsstoringen
De tabel op de volgende pagina vermeldt de
waarschuwingsberichten die op het instru-
mentenpaneel 4 verschijnen wanneer het
systeem een bandenspanningsstoring de-
tecteert.
4
2.41