ACTIVE DRIVER ASSIST
Computer 1
Ontvangt informatie van de radar en de
camera om de rijrichting en snelheid (ver-
snelling of vertraging) van de auto te bepa-
len. Hiermee kunt u onder andere het sys-
teem in- of uitschakelen (portieren openen,
enz.).
Camera 2
Detecteert markeringen op de grond, ver-
keersborden en de positie van voertuigen op
de diverse rijstroken. Vormt een aanvulling
op de informatie vanuit de radar 7.
Zorg ervoor dat de voorruit niet is bedekt
(door vuil, modder, sneeuw, enz.).
Luchtfoto en kaarten 3
Wegenkaarten en bepaalde rijomstandighe-
den (rotondes en bochten) worden gedown-
load op basis van de door de auto afgelegde
reis. Het systeem kan dus anticiperen op
vertraging bij een gewijzigde maximumsnel-
heid op de verkeersborden, afhankelijk van
de parameters die door de bestuurder zijn
geselecteerd.
2.132
(4/15)
Luchtfoto en kaarten 3 vervolg
Het systeem kan ook de snelheid van de
auto aanpassen bij het naderen van een
bocht of rotonde.
Automatische parkeerrem 4
Het houdt de auto stil onder bepaalde om-
standigheden.
Capacitieve sensor 5
Afhankelijk van de auto detecteert het of
handen het stuur vasthouden
Stuurbekrachtiging 6
Bedient de voorwielen om de auto te ver-
plaatsen volgens de gegevens van compu-
ter 1.
Motorcomputer 7
Deze bestuurt de motor zodat deze de juiste
versnelling gebruikt.
Radar 8
Berekent de afstand tussen deze auto en de
voorligger.
Radar 8 vervolg
Het maximumbereik van het systeem is on-
geveer 150 meter. Dit kan variëren afhanke-
lijk van de wegomstandigheden (hoogtever-
schillen, weersomstandigheden, enz.).
Zorg ervoor dat het radargebied niet wordt
geblokkeerd (door vuil, modder, sneeuw of
een slecht gemonteerde nummerplaat voor)
of wordt geraakt of gewijzigd (bijv. met auto-
lak) of verborgen door accessoires aan de
voorkant van het voertuig (bijv. op de grille
of het logo).
Actieve voertuigcontrole 9
Dit systeem geeft informatie over de voer-
tuigdynamica door aan de computer 1 (snel-
heid, zijdelingse acceleratie, enz.) en be-
dient het remsysteem om gecontroleerd af
te remmen en de auto stationair te houden.
Het gebied rond de radar en
camera moet schoon worden
gehouden en in dit gebied
mogen geen manipulaties
worden uitgevoerd om de goede werking
van het systeem te waarborgen.