SNELHEIDSREGELAAR
5
1
4
3
De snelheidsregelaar bestuurt de motor en
het remsysteem om te zorgen dat een door
u gekozen rijsnelheid wordt aangehouden;
deze snelheid noemen we de kruissnel-
heid.
Deze kruissnelheid kan worden ingesteld op
elke snelheid tussen 30 km/u en 180 km/u.
Afhankelijk van de auto geeft het symbool
op het bedieningspaneel 2 aan of u
gebruik kunt maken van de adaptieve snel-
heidsregelaar Stop and Go ➥ 2.107.
2.102
(1/5)
Bediening
1 Start/stop-schakelaar van snelheidsbe-
grenzer
2 Aan/uit-schakelaar snelheidsregelaar
.
3 Afhankelijk van de auto, activeringsscha-
kelaar voor detectie van verkeersborden
.
4 – Omhoog: schakelaar om de maxi-
mumsnelheid te activeren en te ver-
hogen of om de opgeslagen maxi-
2
mumsnelheid in te stellen (RES/+).
– Omlaag: schakelaar om de maxi-
mumsnelheid te activeren en te verla-
gen (SET/-).
5 Uitschakelen van de functie (de inge-
stelde maximumsnelheid blijft in het ge-
heugen) (0).
Afhankelijk van uw auto kunt u de snel-
heidsregelaar koppelen aan de functie
"Detectie van verkeersborden" ➥ 2.95
door op de schakelaar 3 te drukken.
.
Deze functie is een extra hulp
tijdens het rijden. Deze functie
neemt niet de taak van de be-
stuurder over.
U moet zich ten allen tijde houden aan
de voorgeschreven snelheid en blijven
opletten (u moet altijd klaar zijn om te
remmen in alle omstandigheden), de
snelheidsregelaar ontslaat de bestuur-
der niet van zijn verantwoordelijkheid.
De snelheidsregelaar moet niet gebruikt
worden in druk verkeer, op een bochtige
of gladde weg (ijzel, aquaplaning, kiezel-
steentjes) en als de weersomstandighe-
den ongunstig zijn (mist, regen, zijwind,
enz.).
Kans op ongevallen.