VERLICHTING EN SIGNALEN
Adaptieve grootlichtkoplampen
(vervolg)
Het grootlicht wordt automatisch ontstoken
wanneer:
– er weinig licht buiten is;
– de rijsnelheid is hoger dan de drempel-
waarde.
Als niet aan een van de voorwaarden hier-
onder wordt voldaan, wordt overgeschakeld
naar dimlicht.
Opmerking: s nachts, in stedelijke gebie-
den met straatverlichting, wordt het adap-
tieve grootlicht automatisch uitgeschakeld.
Het systeem "adaptief groot-
licht" is in geen geval een ver-
vanging voor de oplettendheid
en verantwoordelijkheid van de
bestuurder inzake de verlichting van het
voertuig en de aanpassing daarvan aan
de licht-, zicht- en verkeersomstandig-
heden.
1.102
(6/10)
6
3
2
Inschakelen/uitschakelen
Koplampen met adaptief grootlicht in-
schakelen
Draai aan de ring 3 tot het symbool AUTO is
uitgelijnd met het merkteken 2 en druk ver-
volgens op de schakelaar 6.
Het controlelampje
mentenpaneel gaat branden als het dimlicht
is ingeschakeld.
Adaptief grootlicht uitschakelen:
1
Druk op de schakelaar 6, het controlelampje
op het instrumentenpaneel gaat uit.
Het systeem kan onder bepaalde om-
standigheden niet goed werken, met
name:
op het instru-
– extreme
(regen, sneeuw, mist enz.);
– als er iets achter de voorruit of voor
de camera zit;
– als een achterligger of tegenligger
weinig verlichting voert of afgedekte
lampen heeft;
– verkeerde afstelling van de koplam-
pen;
– reflecterende systemen;
– ...
weersomstandigheden