3-20
Stoelen en veiligheidssystemen
Kinderen jonger dan 12 jaar die
kleiner zijn dan 150 cm, mogen
alleen in een veiligheidssysteem
rijden dat geschikt is voor het kind.
Geschikt zijn veiligheidssystemen
die voldoen aan ECE 44-03 of ECE
44-04. Omdat de juiste positie van
de gordel zelden mogelijk is bij een
kind dat kleiner is dan 150 cm,
raden we sterk aan om een geschikt
kinderveiligheidssysteem te
gebruiken, zelfs als dit wettelijk niet
langer verplicht is gezien de leeftijd
van het kind.
Zorg dat het te installeren kindervei-
ligheidssysteem geschikt is voor het
type auto.
Zorg dat de montageplaats van het
kinderveiligheidssysteem in de auto
correct is.
Laat kinderen alleen in en uit de
auto stappen aan de kant die van
het verkeer vandaan gericht is.
Wanneer het kinderveiligheidssys-
teem niet in gebruik is, zet het
stoeltje dan met een veiligheids-
gordel vast of verwijder het uit
de auto.
Let op: Bevestig niets op de kinder-
veiligheidssystemen en bedek ze
niet met andere materialen. Een
kinderveiligheidssysteem dat aan
stress is blootgesteld bij een
ongeluk, moet vervangen worden.
Waar u het zitje plaatst
Als er een kinderzitje in de stoel van
de voorpassagier wordt vastgezet,
moet u de front- en knieairbag van
de voorpassagier handmatig
uitschakelen met de schakelaar op
het instrumentenpaneel. Zie
Schakelaar Airbag deactiveren op
pagina 3 16 voor meer informatie,
waaronder belangrijke veiligheidsin-
formatie.
Plaats NIET een naar achteren
gericht kinderzitje op deze stoel
tenzij de airbag uit is. DODELIJK
OF ERNSTIG LETSEL kan zich
voordoen. Een kind dat tegen de
rijrichting in zit, loopt dan grote
risico's als de airbag afgaat.