9-36
Rijden en bedienen
de snelheid van 8 km/u (5 mph)
heeft overschreden. U kunt het
parkeerhulpsysteem voor opnieuw
activeren zonder naar de achterruit-
versnelling (R) te schakelen door de
knop voor de parkeerhulp in de
dakconsole in te drukken. Zie "Het
systeem aan- en uitzetten", verder
in dit hoofdstuk.
UFRPA werkt alleen bij lagere
snelheden dan 8 km/u (5 mph).
Wanneer het voertuig in N (neutraal)
staat, kan het systeem geactiveerd
zijn. Als het voertuig in een carwash
is, detecteren de sensors mogelijk
voorwerpen in de carwash. Zie "Het
systeem aan- en uitzetten", verder
in dit hoofdstuk, om het systeem uit
te zetten.
Hoge pieptonen uit de luidsprekers
vooraan geven voorwerpen aan die
in de buurt van de voorbumper zijn
gedetecteerd. Lage pieptonen uit de
luidsprekers achteraan geven
voorwerpen aan die in de buurt van
de achterbumper zijn gedetecteerd.
De biepen volgen elkaar sneller op
naarmate de afstand tot het
obstakel afneemt. Zodra de afstand
korter wordt dan 30 cm (12 inch),
gaat de onderbroken pieptoon over
in een continue pieptoon van vijf
seconden.
De voorwerpen moeten zich
minstens 25 cm (10 inch) boven de
grond en onder het niveau van de
achterklep bevinden om gedetec-
teerd te kunnen worden.
Voorwerpen moeten ook binnen
1,2 m (4 ft) vanaf de voorkant van
de auto zijn en binnen 2,5 m (8 ft)
vanaf de achterbumper om gedetec-
teerd te kunnen worden. Deze
afstand kan kleiner zijn tijdens warm
of vochtig weer.
Voorwerpen zowel gedetecteerd
door voor- en achtersensoren
Over het algemeen geldt dat, indien
voorwerpen tegelijkertijd nabij de
voor- en achterbumpers worden
gedetecteerd tijdens achteruitrijden,
er alleen pieptonen worden
afgegeven voor voorwerpen nabij de
achterbumper.
Wanneer een voorwerp echter
binnen 0,3 m (1 ft) is vanaf de
voorbumper terwijl de auto achteruit-
rijdt en er tegelijkertijd een ander
voorwerp is op meer dan 0,3 m (1 ft)
afstand vanaf de achterbumper,
worden alleen pieptonen afgegeven
voor het voorwerp nabij de
voorbumper.
Het systeem aan- en uitzetten
Het UFRPA-systeem kan worden in-
en uitgeschakeld door op de
parkeerhulpknop in de dakconsole
te drukken.
De led naast de parkeerhulpknop
gaat branden wanneer het systeem
aanstaat en gaat uit wanneer het
systeem uitgeschakeld is.