4. Steek de stekker van de oplaad-
kabel van de auto in de oplaad-
poort op de auto. Controleer of
het statuslampje voor opladen
boven op het instrumentenpa-
neel brandt en of u de claxon
hoort. Zie Feedback over de
oplaadstatus op pagina 9 46
voor meer informatie.
5. U kunt de waarschuwing bij
diefstal van de oplaadkabel
inschakelen door de auto met de
RKE-afstandsbediening te
vergrendelen. Om deze functie
uit te schakelen, zie "Diefstala-
larm oplaadkabel" in Voertuig
personaliseren op pagina 5 53.
Eindlading
1. Ontgrendel de auto met de
RKE-afstandsbediening om de
waarschuwing bij diefstal van de
oplaadkabel uit te schakelen.
2. Koppel de voertuigstekker van
de oplaadkabel los van het
voertuig.
3. Sluit de oplaadpoortklep door
stevig op het midden te drukken,
zodat de poort wordt
vergrendeld.
4. Haal de oplaadkabel uit het
stopcontact.
5. Berg de oplaadkabel op in de
opbergruimte.
Rijden en bedienen
Geprogrammeerde onder-
drukking opladen
U kunt een geprogrammeerde
lading tijdelijk onderdrukken door de
oplaadkabel uit de oplaadpoort te
halen en deze daarna binnen vijf
seconden terug te steken. U hoort
een enkel claxongeluid en het laden
begint meteen.
U kunt het tijdelijk onderdrukken
annuleren door de oplaadkabel los
te halen, 10 seconden te wachten
en de oplaadkabel weer aan te
sluiten. U hoort een dubbel claxon-
geluid en het opladen wordt uitge-
steld.
Zie "Programmable Charging"
(programmeerbaar opladen) in
Opladen op pagina 5 29 voor
geavanceerde opties voor het
plannen van het opladen.
9-45