BIJLAGE II
Communicatie/telemetrie
Tussen de OPTIMIZER Smart IPG en de OMNI II Programmer (met OMNI Smart
Software):
• OPTIMIZER Smart IPG naar OMNI II Programmer (met OMNI Smart
Software):
o PPM: '0' = 180 µs, '1' = 270 µs
o LC van 14,5 kHz opgewekt door puls
o 1 cyclus per puls totdat gedempt tot 10%
o Energie geïnvesteerd per puls 0,36 µJ → 5,14 mW
• OMNI II Programmer System (met OMNI Smart Software) naar
OPTIMIZER Smart IPG:
o AM: '0' = geen drager, '1' = drager voor 305 µs
o Draaggolffrequentie van 23 kHz
o Vermogen: 0,56 W
BIJLAGE III
Procedure voor testen van interactie tussen apparaat/apparaat:
Bij patiënten met een gelijktijdig gebruikt apparaat (bijv. ICD, pacemaker) zijn
aanvullende tests nodig aan het einde van de implantatieprocedure om na te gaan of
zowel de OPTIMIZER Smart IPG als het gelijktijdig gebruikte apparaat op juiste wijze
werkt. De stappen van de procedure voor de vereiste tests zijn als volgt:
1. Programmeer de ICD zodanig dat deze gedurende deze test geen antitachycardie-
therapie toedient.
2. Activeer cardiale-contractiliteitsmodulatietherapie en programmeer de detectievensters
van de OPTIMIZER Smart IPG om bij aanwezigheid van het gelijktijdig gebruikte
apparaat consistent cardiale-contractiliteitsmodulatietherapie toe te dienen.
3. Maak de CCM™-treinvertraging herhaaldelijk langer en observeer de realtime
intracardiale elektrogrammen (ICD-EGM) om de maximale hoeveelheid
CCM™-treinvertraging te bepalen die toegestaan is voordat de ICD de pulsen van
de cardiale-contractiliteitsmodulatietherapie op onjuiste wijze als R-golven begint
te detecteren.
4. Documenteer de maximale CCM™-treinvertraging.
5. Herprogrammeer de CCM™-treinvertraging op de waarde vóór de test.
; 0,27 W
piek
gemiddeld
48
per puls; 1,8 mW
piek
gemiddeld