• Pas de detectiewaarden van elke geleider aan totdat er een consistente
detectie van de elektrische signalen van het hart tot stand wordt
gebracht en begin vervolgens met de cardiale-contractiliteits-
modulatietherapie met een gereduceerde amplitude van 5,0 V.
• Meet de geleiderimpedanties en controleer of ze binnen de verwachte
waarden zijn.
NB: Significante afwijkingen van de geleiderimpedantie of detectiewaarden
bij een daaropvolgende controle kunnen een teken zijn van losraking van
geleiders of kunnen duiden op een ander probleem dat nader moet worden
onderzocht.
• Vraag de patiënt of hij/zij een gewaarwording voelt terwijl het
OPTIMIZER-testapparaat
toedient. Als de patiënt geen melding doet van gewaarwordingen,
verhoog de amplitude van de CCM™-signalen dan tot 7,5 V en
herhaal de gewaarwordingscontrole.
• Als de patiënt uitdrukking geeft aan gevoelens van ongemak of een
ander soort gewaarwording, identificeer dan de geleider die dit
veroorzaakt door de toediening van CCM™ via het V-kanaal te
deactiveren. Als dit geen effect heeft, activeer het V-kanaal dan
opnieuw en deactiveer het LS-kanaal. Zo mogelijk moet de geleider
die gewaarwordingen veroorzaakt, worden verplaatst om te zorgen dat
cardiale-contractiliteitsmodulatietherapie op de maximale amplitude
kan worden toegediend.
• Wanneer de geleiders op hun plaats zijn, kan de LEC van de geleiders
worden losgekoppeld. Zet elke geleider vast aan zijn respectievelijke
geleiderverankeringshuls. Reinig de behuizing van de geleider met
steriele fysiologische zoutoplossing alvorens de verankeringshuls vast
te zetten aan de geleider. Zet de verankeringshuls vast met twee niet-
resorbeerbare ligaturen en zet hem voorzichtig vast – zet hem niet al
te vast aan.
7.4.2 Zonder gebruik te maken van de verlengdraad voor de geleiders
NB: De Programmer Wand van het OMNI II Programmer System
(met OMNI Smart Software) is niet steriel en kan niet worden
gesteriliseerd. De Programmer Wand moet in een steriele omhulling
worden geplaatst voordat hij in het steriele veld kan worden ingebracht.
• Sluit de geïmplanteerde geleiders aan op de OPTIMIZER Smart IPG
(zie 7.5 voor bijzonderheden).
• Plaats de Programmer Wand boven de IPG.
• Vraag de persoon die de Programmer (buiten het steriele veld)
gebruikt om het volgende te doen:
o Meet de detectiewaarden van de geleiders en zorg dat deze
toereikend zijn.
cardiale-contractiliteitsmodulatietherapie
24