5.3
RF-ablatie
RF-ablatie kan ertoe leiden dat de OPTIMIZER Smart IPG een blokkering van de
afgifte van CCM™-signalen teweegbrengt of overgaat op zijn 'DOWN'-modus
(UITGESCHAKELDE modus) (stand-bymodus [OOO], zonder toediening van CCM™)
met mogelijk verlies van statistische gegevens. Afhankelijk van de hoeveelheid energie
die in het systeem wordt gekoppeld, kan het apparaat ook beschadiging oplopen. Als een
RF-ablatie-procedure in de onmiddellijke nabijheid van de geleiders wordt uitgevoerd,
kunnen de geleiders radiofrequente energie via de geleidertippen in het myocard
koppelen, waardoor er brandwonden of mogelijk hartritmestoornissen worden
veroorzaakt.
Als er een RF-ablatieprocedure moet worden uitgevoerd, moet de neutrale elektrode
zodanig worden gepositioneerd dat de stroom die door de OPTIMIZER Smart IPG en de
geleiders wordt gevoerd, tot het minimum wordt beperkt. Vermijd direct contact tussen
de ablatiekatheter en de OPTIMIZER Smart IPG of de geleiders daarvan. Het risico van
ongewenste voorvallen kan worden verminderd door de OPTIMIZER Smart IPG op de
stand-bymodus (OOO) te programmeren. De perifere pols van de patiënt moet gedurende
de gehele procedure worden gemonitord en de juiste werking van de OPTIMIZER
Smart IPG moet onmiddellijk na de procedure worden gecontroleerd. Als het apparaat is
overgegaan op de 'DOWN'-modus (UITGESCHAKELDE modus), moet deze worden
gereset.
5.4
Diathermie (medische 'kortegolf'-inductieverwarming)
In het algemeen is medische diathermie gecontra-indiceerd bij patiënten met een
geïmplanteerd apparaat. De effecten van dergelijke intense energie op de OPTIMIZER
Smart IPG kunnen niet worden voorspeld. Hoewel het onwaarschijnlijk is dat de circuits
van de IPG en/of het myocard beschadiging zullen oplopen, kan dit niettemin gebeuren.
Als er ondanks de contra-indicatie toch diathermie moet worden toegepast, mag dit niet
worden uitgevoerd in de nabijheid van de OPTIMIZER Smart IPG en de geleiders
daarvan. Het risico van ongewenste voorvallen kan worden verminderd door de
OPTIMIZER Smart IPG op de stand-bymodus (OOO) te programmeren. De perifere pols
van de patiënt moet gedurende de gehele procedure worden gemonitord en de juiste
werking van de OPTIMIZER Smart IPG moet onmiddellijk na de procedure worden
gecontroleerd.
Als
(UITGESCHAKELDE modus), moet deze worden gereset.
5.5
Defibrillatie en cardioversie
Alle geïmplanteerde apparaten kunnen door uitwendige cardioversie of defibrillatie
worden beschadigd. Voorts kan het myocard naast de geleidertippen en/of het weefsel in
de omgeving van het apparaat worden beschadigd. Ook kunnen gewijzigde signaaldrempels
tot de gevolgen behoren. Ook de defibrillatiestroom kan ertoe leiden dat de OPTIMIZER
Smart IPG overgaat op zijn 'DOWN'-modus (UITGESCHAKELDE modus) (stand-
bymodus [OOO], zonder toediening van CCM™) met mogelijk verlies van statistische
gegevens. Het systeem kan worden beschadigd door blootstelling aan hoge energie.
het
apparaat
is
15
overgegaan
op
de
'DOWN'-modus