De AF-bediening selecterenN
U kunt de eigenschappen selecteren voor de AF-bediening die bij de
opnameomstandigheden en het onderwerp passen. In de modus <A>
wordt [1-beeld AF] automatisch ingesteld.
Kan alleen worden ingesteld voor Live View-opnamen (niet voor
filmopnamen).
Als niet kan worden scherpgesteld, wordt het AF-punt oranje. In dit geval
kan er geen opname worden gemaakt, ook al drukt u de ontspanknop
helemaal in. Maak een nieuwe beeldcompositie en probeer opnieuw
scherp te stellen. Of zie 'Opnameomstandigheden waarin moeilijk kan
worden scherpgesteld' (pag. 324).
1-beeld AF voor niet-bewegende onderwerpen
Geschikt voor niet-bewegende onderwerpen. Wanneer u de
ontspanknop half indrukt, stelt de camera slechts één keer scherp.
Als de scherpstelling is bereikt, wordt het AF-punt groen.
De scherpstelling blijft behouden terwijl u de ontspanknop half
ingedrukt houdt zodat u een nieuwe beeldcompositie kunt maken
voordat u de opname maakt.
Als [z1: Pieptoon] is ingesteld op [Uitschakelen], hoort u geen pieptoon
als er op het onderwerp is scherpgesteld.
314
Druk op de knop <o>.
1
Selecteer de AF-bediening.
2
Draai aan het instelwiel <6> om de
gewenste AF-bediening te selecteren
en druk op <0>.
X: 1-beeld AF
K: Servo AF