3 Fijnafstelling van het scherpstelpunt voor AFN
Lens met een vaste
brandpuntsafstand
Zoomlens
Wanneer de resulterende opname wordt scherpgesteld vóór het
gewenste punt, maakt u de aanpassing naar de '+:
Wanneer wordt scherpgesteld achter het gewenste punt, maakt u de
aanpassing naar de '-:
Voer de afstelling indien nodig nogmaals uit.
156
Maak de afstelling.
4
Selecteer voor een zoomlens de
groothoekstand (W) of de telestand (T).
Wanneer u op <0> drukt, wordt het
paarse kader uitgeschakeld en is het
mogelijk om de aanpassing te doen.
Stel de mate van afstelling in en druk
vervolgens op <0>. Het instelbare
bereik is ± 20 stappen.
Door een instelling in de richting van
'-:
' te kiezen, brengt u het
scherpstelpunt meer naar voren ten
opzichte van het standaard
scherpstelpunt.
Door een instelling in de richting van
'+:
' te kiezen, brengt u het
scherpstelpunt meer naar achteren ten
opzichte van het standaard
scherpstelpunt.
Herhaal voor een zoomlens deze
procedure en voer de afstelling in voor de
groothoekstand (W) en de telestand (T).
Nadat u klaar bent met het doorvoeren
van de afstelling, drukt u op de knop
<M> om terug te keren naar het
scherm uit stap 1.
Selecteer [Per lens afstellen] en druk
vervolgens op <0>.
Controleer het resultaat van de
5
afstelling.
Maak een opname en geef deze weer
(pag. 394) om het resultaat van de
afstelling te controleren.
'-richting.
'-richting.