Pagina 1
NEDERLANDS Uitgebreide gebruikershandleiding...
Pagina 2
Bekijk de opnamen nadat u deze hebt gemaakt en controleer of ze goed zijn vastgelegd. Wanneer de camera of de geheugenkaart gebreken vertoont en de opnamen niet kunnen worden vastgelegd of naar een computer kunnen worden gedownload, is Canon niet verantwoordelijk voor eventueel verlies of ongemak. Copyright...
Pagina 3
Bewaar bovengenoemde zaken zorgvuldig. Wanneer u lensinstructiehandleidingen nodig hebt, downloadt u deze van de website van Canon ( = 4). De lensinstructiehandleidingen (PDF-bestanden) zijn voor lenzen die apart worden verkocht. Indien u de lenzenset koopt, komen sommige accessoires die met de lens zijn meegeleverd, mogelijk niet overeen met de accessoires...
Pagina 4
Wi-Fi- functies. U kunt de Uitgebreide gebruikershandleiding (dit PDF-bestand) die volledige aanwijzingen bevat, downloaden vanaf de website van Canon naar een computer of ander apparaat. De Uitgebreide gebruikershandleiding/ Instructiehandleidingen downloaden U kunt de Uitgebreide gebruikershandleiding en instructiehandleidingen voor lenzen en software (PDF-bestanden) downloaden vanaf de website van Canon naar een computer of ander apparaat.
Pagina 5
U kunt de Uitgebreide gebruikershandleiding en instructiehandleidingen voor lenzen en software (PDF-bestanden) naar een smartphone of tablet downloaden met de QR-code. www.canon.com/icpd Voor het lezen van de QR-code is een software-app nodig. Selecteer het land of de regio van uw verblijfplaats en download de Uitgebreide gebruikershandleiding/Instructiehandleidingen.
Pagina 6
Verkorte handleiding Plaats de accu ( = 44). Laad de accu na aankoop op om deze te kunnen gebruiken ( = 42). Plaats de kaart ( = 46). Plaats de kaart met het etiket naar de achterkant van de camera gericht en plaats het in de kaartsleuf.
Pagina 7
Verkorte handleiding Zet de camera aan ( = 50). Zet de opnamemodusschake- laar op < A > ( = 72). Alle noodzakelijke camera- instellingen worden automatisch ingesteld. Stel scherp op het onderwerp ( = 57). Op elk gedetecteerd gezicht verschijnt [p] (een AF-punt). Druk de ontspanknop half in;...
Pagina 8
Verkorte handleiding Bekijk de opname. De gemaakte opname wordt circa 2 seconden op het scherm weergegeven. Druk op de knop <x> om de opname nogmaals weer te geven ( = 256). Zie “Beelden afspelen” ( = 256) voor het bekijken van de opnamen die u tot nu toe hebt gemaakt.
Pagina 9
Over deze handleiding Pictogrammen in deze handleiding : Geeft het instelwiel aan. <6> < W > < X > < Y > < Z > : Geeft de bijbehorende richting op de pijltjestoetsen < V > aan. : Geeft de Quick Control-/instelknop aan. <Q>...
Pagina 10
Over deze handleiding Uitgangspunten voor bedieningsinstructies en voorbeeldfoto's Voor instructies geldt dat de camera is ingeschakeld ( = 50). Aangenomen wordt dat alle menu-instellingen en aangepaste functies op de standaardinstellingen zijn ingesteld. Schermen in instructies tonen de status waarbij [Menuweergave] in [ j : Instellingen weergaveniveau] is ingesteld op [Met uitleg].
Pagina 11
Compatibele geheugenkaarten De volgende kaarten kunnen met de camera worden gebruikt, ongeacht de capaciteit. Als de kaart nieuw is of eerder is geformatteerd (geïnitialiseerd) met een andere camera of computer, moet u de kaart met deze camera formatteren ( = 433). SD/SDHC/SDXC-geheugenkaarten UHS-I-kaarten worden ondersteund.
Pagina 12
Hoofdstukken Inleiding Voorbereiding en basisbediening Basisopnamemodi Geavanceerde opnamemodi Opname-instellingen Opnamen maken met de flitser Afspeelinstellingen Draadloze instellingen Functie-instellingen Persoonlijke voorkeuze (C.Fn) My Menu Referentie...
Pagina 13
Inhoudsopgave Inleiding Controlelijst onderdelen .................3 Instructiehandleidingen ................4 Verkorte handleiding ................6 Over deze handleiding ................9 Compatibele geheugenkaarten ............11 Hoofdstukken ..................12 Inhoudsopgave ..................13 Inhoud per doel ..................23 Functie-index..................26 Veiligheidsinstructies ................30 Tips en waarschuwingen voor het gebruik ...........33 Namen van onderdelen ................36 Voorbereiding en basisbediening De accu opladen ..................42 De accu plaatsen/verwijderen ..............44 De kaart plaatsen/verwijderen .............46...
Pagina 14
Inhoudsopgave Bediening via het touchscreen .............68 Snel instellen ..................69 Basisopnamemodi Automatisch/scène/Hybride automatisch (Volautomatisch) ....72 Modus Speciale scène .................80 Modus Zelfportret .................82 Modus Portret..................83 Modus Egale huid ................84 Modus Landschap ................85 Modus Sport ..................86 Modus Close-up ...................87 Modus Voedsel ..................88 Modus Nachtportret ................89 Modus Nachtopnamen uit hand ............90 Modus HDR-tegenlicht .................91 Stille modus..................92...
Pagina 16
Inhoudsopgave AF-werking ..................167 AF-methode ..................170 Oogdetectie-AF ..................180 Continue AF ..................181 Scherpstelmodus ................182 Handmatig scherpstellen met een lens na AF ........183 AF-hulplicht ..................184 Handmatig scherpstellen ..............185 MF-peaking instellen ................187 Beeldstabilisatie .................188 Belichtingsvergrendeling (AE-vergrendeling) ........189 Type digest-film ..................190 Opnamen maken met de afstandsbediening ........191 Algemene aandachtspunten bij het maken van foto's ......192 Filmopname Tabbladmenu's: filmopname ..............196...
Pagina 17
Inhoudsopgave Overige menufuncties ................235 Algemene aandachtspunten bij het maken van filmopnamen ...240 Opnamen maken met de flitser Opnamen maken met de flitser ............244 Flitsbelichtingscompensatie ...............246 FE-vergrendeling ................247 Flitsbesturing ..................248 Afspeelinstellingen Tabbladmenu's: instellingen voor afspelen ........254 Beelden afspelen ................256 Vergrote beeldweergave ..............259 Indexweergave (Meerdere opnamen weergeven) ......260 Film afspelen ..................261 De eerste en laatste scènes uit een film snijden ........264...
Pagina 18
Inhoudsopgave Printopties opgeven ................284 Fotoboek instellen ................288 Creatieve filters ..................291 Creatieve hulp ..................294 Rode ogen corrigeren ................296 Album maken ..................297 Bijsnijden ....................300 Formaat wijzigen ................302 Classificatie ..................303 Diavoorstellingen ................306 Beeldzoekvoorkeuren instellen ............308 Van beeld naar beeld springen door over het scherm te vegen..310 Weergave met afspeelinformatie ............312 AF-puntweergave ................314 Vanaf laatst gezien ................315...
Pagina 19
Inhoudsopgave Meerdere verbindingsinstellingen vastleggen ........392 Wi-Fi-instellingen................393 Bluetooth-instellingen .................394 De bijnaam wijzigen ................395 Beelden van geotags voorzien met GPS-informatie van andere apparaten ...................396 Verbindingsinstellingen wijzigen of verwijderen .........399 Vliegtuigmodus ..................401 Standaardinstellingen voor draadloze communicatie-instellingen herstellen....................402 Scherm Info bekijken .................403 Het virtuele toetsenbord gebruiken ............404 Reageren op foutmeldingen ...............405 Opmerkingen over de draadloze communicatiefunctie ......416 Beveiliging ..................418...
Pagina 20
Inhoudsopgave Spaarstand ..................436 Displayhelderheid ................437 Datum/tijd/zone ..................438 Taal.....................441 Functie van ontspanknop voor films ..........442 Videosysteem ..................443 Aanraakbediening ................444 Instellingen voor automatische schermvergrendeling ......445 Pieptoon .....................446 HDMI-resolutie ...................447 HDMI HDR-uitgang ................448 Weergave met opname-informatie .............449 Omgekeerde weergave ..............451 Weergaveprestaties ................452 Camera resetten ................453 Copyrightinformatie ................454 Handleiding/software URL ..............456 Certificaatlogo weergeven ..............456...
Pagina 21
Inhoudsopgave My Menu Tabbladmenu's: My Menu ..............464 My Menu vastleggen ................465 Referentie Software .....................472 Opnamen importeren naar een computer ..........474 Accessoire voor gewoon stopcontact ..........476 Problemen oplossen ................477 Foutcodes ..................493 Prestatiegegevens ................494 Informatiedisplay ................501 Index ....................512...
Pagina 23
Inhoud per doel Opnamen maken Automatisch opnamen maken = 71– = 101 (Basisopnamemodi) Continue opname = 133 ( i Continue opname) Een foto van uzelf maken in = 135 ( j Zelfontspanner) een groep Actie bevriezen = 106 ( s AE met ...
Pagina 24
Inhoud per doel Beeldkwaliteit Opnamen maken met = 154 (Beeldstijl kiezen) beeldeffecten die passen bij het onderwerp Een grote afdruk van de foto = 122 ( 73 , 83 , 1 , F ) maken Veel foto's maken = 122 ( 7 a, 8 a, b) ...
Pagina 25
Inhoud per doel Helderheid van het scherm = 437 (Schermhelderheid) aanpassen Speciaal effect toepassen op = 291 (Creatieve filters) afbeeldingen Draadloze functies Beelden naar een smartphone = 321 (Verbinden met een verzenden smartphone) Beelden automatisch naar een = 349 (Verbinden met een ...
Pagina 30
Veiligheidsinstructies Zorg dat u deze instructies leest om het product veilig te kunnen gebruiken. Volg deze instructies om letsel of schade aan de gebruiker van het product of anderen te voorkomen. Hiermee wordt gewezen op WAARSCHUWING: het risico van ernstig letsel of levensgevaar.
Pagina 31
Veiligheidsinstructies Als u deze instructies niet in acht neemt, kan dit een elektrische schok, explosie of brand veroorzaken. Indien een batterij/accu lekt en het materiaal in contact komt met uw huid of kleding, moet u het getroffen gebied grondig afspoelen met stromend water. In geval van contact met de ogen moet u de ogen grondig spoelen met ruime hoeveelheden schoon, stromend water en onmiddellijk medische hulp inroepen.
Pagina 32
Veiligheidsinstructies Hiermee wordt gewezen op het risico VOORZICHTIG: van letsel. Gebruik de flitser niet in de buurt van de ogen. Dit kan pijn doen aan de ogen. Kijk niet langdurig naar het scherm of door de zoeker. Dit kan symptomen veroorzaken die vergelijkbaar zijn met wagenziekte. Stop in dat geval onmiddellijk met het gebruik van het product en rust enige tijd voordat u het gebruik hervat.
Pagina 33
De camera is niet waterdicht en kan niet onder water worden gebruikt. Als de camera nat wordt, neem dan onmiddellijk contact op met een Canon Service Center. Veeg eventuele waterdruppels weg met een schone, droge doek. Is de camera blootgesteld aan zoute lucht, veeg de camera dan af met een schone, goed uitgewrongen, vochtige doek.
Pagina 34
Canon Service Center of zelf te controleren of de camera goed functioneert. De camera kan warm worden na herhaaldelijk continu opnemen of fotograferen/filmen gedurende een langere periode.
Pagina 35
Zijn er vlekken te zien op beelden, laat de sensor dan reinigen door een Canon Service Center. Lens Nadat u de lens hebt losgedraaid van de camera,...
Pagina 38
Namen van onderdelen Opnamemodusschakelaar/opnamemodi (1) A : modus Automatisch/scène ( = 72) U hoeft alleen maar de ontspanknop in te drukken. Volledig automatisch opnamen maken, met instellingen die worden bepaald door de camera. (2) z: fotomodus Voor het maken van foto-opnamen. U kunt de camera de juiste instellingen laten bepalen voor het onderwerp of de scène of zelf instellingen kiezen voor meer controle over uw opname.
Pagina 39
Namen van onderdelen Modus Speciale scène Zelfportret ( = 82) Voedsel ( = 88) Portret ( = 83) Nachtportret ( = 89) Nachtopnamen uit hand Egale huid ( = 84) ( = 90) Landschap ( = 85) HDR-tegenlicht ( = 91) Sport ( = 86) Stille modus ( = 92) Close-up ( = 87)
Pagina 40
Namen van onderdelen Acculader LC-E12E Lader voor accu LP-E12 ( = 42). Accucompartiment (2) Lampje 'volledig opgeladen' (3) Oplaadlampje (4) Netsnoer Netsnoeraansluiting De riem bevestigen Haal het uiteinde van de riem van onderaf door het oog van het bevestigingspunt van de draagriem.
Pagina 41
Voorbereiding en basisbediening In dit hoofdstuk worden de voorbereidende stappen voor het maken van opnamen en de basis camerahandelingen beschreven.
Pagina 42
De accu opladen Verwijder het beschermkapje van de accu. Steek de accu volledig in de lader. Verwijder de accu in omgekeerde volgorde. Laad de accu op. Sluit het netsnoer aan op de lader en steek de stekker in het stopcontact. Het opladen begint automatisch en het oplaadlampje gaat oranje branden.
Pagina 43
De accu opladen Bij aankoop is de accu niet volledig opgeladen. Laad de accu voor gebruik op. Het verdient aanbeveling om de accu op te laden op de dag dat u deze gaat gebruiken of een dag ervoor. Zelfs wanneer de camera is opgeborgen, raakt een opgeladen accu geleidelijk aan leeg.
Pagina 44
De accu plaatsen/verwijderen Plaats een volledig opgeladen accu LP-E12 in de camera. Plaatsen Verschuif het klepje van het accucompartiment om het te openen. Plaats de accu. Steek het uiteinde met de elektrische contactpunten in de camera. Schuif de accu in de camera totdat de accu vastzit.
Pagina 45
De accu plaatsen/verwijderen Verwijderen Open het accucompartimentklepje. ( 1 ) Zet de camera uit. Controleer of de lees-/schrijfindicator uit (1) is en open vervolgens het klepje. Verwijder de accu. Druk het accuvergrendelingsschuifje in de richting van de pijl en verwijder de accu.
Pagina 46
De kaart plaatsen/verwijderen De vastgelegde beelden worden op de kaart opgeslagen. Zorg ervoor dat het schrijfbeveiligingsschuifje (1) van de kaart omhoog staat, zodat schrijven en wissen mogelijk is. Plaatsen Open het klepje van de kaartsleuf. Plaats de kaart. Plaats de kaart met de etiketzijde naar de achterzijde van de camera gericht, totdat de kaart vastklikt.
Pagina 47
De kaart plaatsen/verwijderen Verwijderen Open het klepje. ( 1 ) Zet de camera uit. Controleer of de lees-/schrijfindicator uit (1) is en open vervolgens het klepje. Sluit het klepje als [Opslaan...] op het scherm wordt weergegeven. Verwijder de kaart. Druk de kaart voorzichtig in de camera en laat de kaart vervolgens los om deze uit te werpen.
Pagina 48
De kaart plaatsen/verwijderen Wanneer de lees-/schrijfindicator brandt of knippert, betekent dit dat opnamen op de kaart worden gelezen, opgeslagen of gewist, of dat gegevens worden overgedragen. Maak op dat moment het kaartsleufklepje niet open en verwijder de accu niet. Voer ook niet de volgende handelingen uit wanneer de lees-/schrijfindicator brandt of knippert.
Pagina 49
Het scherm gebruiken U kunt de richting en hoek van het scherm wijzigen. Het scherm omhoog kantelen Het scherm kan omhoog worden getild en tot ongeveer 180° worden opengeklapt. Als u de camera op uzelf gericht houdt bij opnamen, kunt u een gespiegelde weergave van uzelf zien door het scherm naar de voorzijde van de camera te draaien.
Pagina 50
De camera inschakelen Druk op de aan-uitknop om de camera aan te zetten. Druk nogmaals op de knop om de camera uit te zetten. De datum, tijd en tijdzone instellen Als na het aanzetten van de camera het scherm met datum/tijd/zone wordt weergegeven, raadpleegt u = 438 voor het instellen van de datum, tijd en tijdzone.
Pagina 51
De camera inschakelen Indicator accuniveau : De accu is vol. : Accuniveau is laag, maar de camera :kan nog worden gebruikt. : De accu is bijna leeg. (Knippert) : Laad de accu op. De accu raakt sneller leeg wanneer u een van de volgende handelingen verricht: y Wanneer de ontspanknop voor langere tijd half wordt ingedrukt.
Pagina 52
Een lens bevestigen/verwijderen De camera is compatibel met EF-M-lenzen. Een lens bevestigen Verwijder de doppen. Verwijder de achterste lensdop en de cameradop door ze los te draaien in de richting die door de pijlen wordt aangegeven. Bevestig de lens. Zorg ervoor dat de witte bevestigingsmarkering op lens en die op de camera zich op één lijn bevinden en draai de lens in de richting van de pijl...
Pagina 53
Een lens bevestigen/verwijderen De lens verwijderen Druk op de lensontgrendelingsknop ( 3 ) en draai de lens in de richting van ( 2 ) de pijl. Draai de lens totdat deze niet ( 1 ) meer verder kan en koppel deze vervolgens los.
Pagina 54
EF/EF-S-lenzen bevestigen/verwijderen U kunt EF- en EF-S-lenzen gebruiken door de optionele vattingadapter EF-EOS M te bevestigen. Een lens bevestigen Verwijder de doppen. Verwijder de doppen op de lens, adapter en behuizing. Bevestig de lens op de adapter. ( 1 ) ( 2 ) Zorg ervoor dat de rode of witte bevestigingsmarkering op de lens zich...
Pagina 55
EF/EF-S-lenzen bevestigen/verwijderen Stel de scherpstelmodusknop op de lens in op <AF>. <AF> staat voor Auto Focus, of automatische scherpstelling. <MF> staat voor Manual Focus, of handmatige scherpstelling. Automatisch scherpstellen werkt dan niet. Verwijder de voorste lensdop. De lens verwijderen Druk op de lensontgrendelingsknop en draai de adapter in de richting van de pijl.
Pagina 56
Basisbediening De camera vasthouden Terwijl u een opname maakt, kunt u het scherm kantelen om het in te stellen. Zie = 49 voor meer informatie. Normale hoek Lage hoek...
Pagina 57
Basisbediening Ontspanknop De ontspanknop heeft twee stappen. U kunt de ontspanknop half indrukken. Vervolgens kunt u de ontspanknop helemaal indrukken. Half indrukken Hiermee activeert u de automatische scherpstelling en het automatische belichtingssysteem dat de sluitertijd en het diafragma instelt. De belichtingsinstelling (sluitertijd- en diafragmawaarde) wordt weergegeven gedurende circa 8 seconden of gedurende de tijd die is ingesteld voor de meettimer.*...
Pagina 58
Basisbediening <6> Instelwiel Terwijl u op het scherm kijkt, draait u aan het instelwiel <6>. Gebruik dit instelwiel om de sluitertijd, diafragmawaarde enzovoort in te stellen.
Pagina 59
Basisbediening INFO-knop Elke druk op de knop < B > verandert de weergegeven informatie. De volgende voorbeeldschermen zijn voor foto's.
Pagina 60
Het schermweergaveniveau instellen U kunt naar eigen wens instellen hoe informatie op het scherm wordt weergegeven. Wijzig de instellingen naar behoefte. Geef de hoofdtabbladen weer. Druk op de knop <M> om de hoofdtabbladen weer te geven. Selecteer het tabblad [j]. Druk op de pijltjestoetsen <...
Pagina 61
Het schermweergaveniveau instellen Menuweergave U kunt selecteren of het weergavetype [Met uitleg] of [Standaard] is. Als u [Met uitleg] instelt, worden beschrijvingen van de hoofdtabbladen gegeven wanneer u op de knop <M> drukt. Als u [Standaard] instelt, wordt het menuscherm onmiddellijk weergegeven nadat u op de knop <M>...
Pagina 62
Het schermweergaveniveau instellen Uitleg over functies U kunt een korte beschrijving van de functies en items weergeven wanneer u snelinstelopties of menu-instellingen gebruikt. Standaard is deze optie ingesteld op [Inschakelen]. Selecteer [Uitleg]. Selecteer [Inschakelen]. Voorbeeldschermen Scherm Snel instellen Menuscherm ( 1 ) ( 1 ) (1) Uitleg Als u een beschrijving wilt wissen, tikt u hierop of voert u verder handelingen uit.
Pagina 63
Menubewerkingen en instellingen ( 4 ) ( 5 ) ( 1 ) ( 2 ) ( 3 ) Knop < 0 > Knop <M> Instelwiel Scherm Pijltjestoetsen < V > Menuscherm Filmmodus Modus < A > Fotomodus (in geavanceerde opnamemodi) De weergegeven menutabbladen en items variëren afhankelijk van de opnamemodus.
Pagina 64
Menubewerkingen en instellingen Procedure voor het instellen van het menu Als [ j : Menuweergave] ingesteld is op [Met uitleg] Geef de hoofdtabbladen weer. ( 1 ) Als u op de knop <M> drukt, worden de hoofdtabbladen (1) en een beschrijving van het geselecteerde tabblad weergegeven.
Pagina 65
Menubewerkingen en instellingen Selecteer een instelitem. Druk op de pijltjestoetsen < W > < X > om het item te selecteren en druk vervolgens op < 0 >. Selecteer een optie. Druk op de pijltjestoetsen < W > < X > of <...
Pagina 66
Menubewerkingen en instellingen Als [ j : Menuweergave] ingesteld is op [Standaard] Geef het menuscherm weer. ( 1 ) Druk op de knop <M> om het menuscherm weer te geven. Selecteer een tabblad. Druk op de pijltjestoetsen < Y > < Z > om het hoofdtabblad (1) en het secundaire tabblad te selecteren.
Pagina 67
Menubewerkingen en instellingen Gedimde menu-items Voorbeeld: prioriteit voor lichte tonen Gedimde menu-items kunnen niet worden ingesteld. Menu-items worden gedimd weergegeven als een andere functie- instelling voorrang heeft. U kunt de functie die voorrang heeft, weergeven door het gedimde menu-item te selecteren en op < 0 > te drukken, herkennen.
Pagina 68
Bediening via het touchscreen U kunt de camera bedienen door met uw vingers op het scherm (touchscreen-paneel) te tikken of slepen. Tikken Voorbeeldscherm (Snel instellen) Tik met uw vinger op het scherm (kort aanraken en dan weer loslaten). Als u bijvoorbeeld op [Q] tikt, verschijnt het scherm Snel instellen.
Pagina 69
Snel instellen U kunt de instellingen die worden weergegeven op het scherm, rechtstreeks selecteren en instellen. Deze snelle instelfunctie heet Quick Control (behalve in de modus [ A ]). Druk op de knop <Q> (7). Selecteer een instelitem. Druk op de pijltjestoetsen < W > en < X > om te selecteren.
Pagina 71
Basisopnamemodi Dit hoofdstuk beschrijft doeltreffende opnametechnieken in de modi [ A ], [ D ], Speciale scène ( = 80) en Creatieve filters ( = 96). Kies eenvoudig de compositie van uw opname en druk op de ontspanknop. Alle instellingen worden vervolgens automatisch ingesteld.
Pagina 72
Automatisch/scène/Hybride automatisch (Volautomatisch) [ A ] [ D ] is een volautomatische modus. De camera analyseert de scène en stelt automatisch de optimale instellingen in. De camera past de scherpstelling automatisch aan op het niet-bewegende of bewegende onderwerp door de beweging van het onderwerp te detecteren. Met [ D ] kunt u eenvoudig een korte film van de dag maken door foto's te maken.
Pagina 73
Automatisch/scène/Hybride automatisch (Volautomatisch) Stel scherp op het onderwerp. Druk de ontspanknop half in om scherp te stellen. Knippert [D], gebruik dan de hendel <D> om de flitser uit te klappen. U kunt ook scherpstellen door op het gezicht van een persoon of een ander onderwerp op het scherm te tikken (Touch AF).
Pagina 74
Automatisch/scène/Hybride automatisch (Volautomatisch) AF-werking (1-beeld AF of Servo AF) wordt automatisch ingesteld als u de ontspanknop half indrukt. Zelfs als de camera automatisch ingesteld is op 1-beeld AF, schakelt de camera over naar Servo AF als beweging van het onderwerp wordt gedetecteerd terwijl u de ontspanknop half indrukt (alleen modus <...
Pagina 75
Automatisch/scène/Hybride automatisch (Volautomatisch) Onscherpe foto's voorkomen Gebruik een stevig statief dat het gewicht van de opnameapparatuur aankan. Bevestig de camera stevig op het statief. Het gebruik van een draadloze afstandsbediening (afzonderlijk verkrijgbaar, = 191) wordt aanbevolen. Veelgestelde vragen Scherpstellen is niet mogelijk (aangegeven door een oranje AF-punt).
Pagina 76
Automatisch/scène/Hybride automatisch (Volautomatisch) De compositie opnieuw bepalen Door het onderwerp afhankelijk van de scène links of rechts in beeld te plaatsen om een uitgebalanceerde achtergrond vast te leggen, wordt een opname met een beter perspectief bereikt. Om scherp te stellen op een stilstaand onderwerp wordt door de ontspanknop half in te drukken de scherpstelling op dat onderwerp vergrendeld.
Pagina 77
Automatisch/scène/Hybride automatisch (Volautomatisch) Scènepictogrammen De camera detecteert het scènetype en alles wordt automatisch ingesteld. Het gedetecteerde scènetype wordt linksboven op het scherm weergegeven. Zie = 505 voor informatie over pictogrammen. Instellingen aanpassen door het scherm aan te raken U kunt instellingen aanpassen door op pictogrammen op het scherm te tikken.
Pagina 78
Automatisch/scène/Hybride automatisch (Volautomatisch) Opnemen met toegepaste effecten (Creatieve hulp) Druk op de knop <Q>. Lees de melding en selecteer [OK]. Selecteer een effect. Gebruik de pijltjestoetsen < Y > en < Z > om een effect te selecteren en druk vervolgens op <...
Pagina 79
Automatisch/scène/Hybride automatisch (Volautomatisch) [ ] Helderheid Pas de helderheid van de opname aan. [ ] Contrast Pas het contrast aan. [ ] Verzadiging Pas de levendigheid van kleuren aan. ] Kleurtoon 1 Pas de kleurtoon voor amber/blauw aan. ] Kleurtoon 2 Pas de kleurtoon voor groen/magenta aan.
Pagina 80
Modus Speciale scène De camera kiest automatisch de juiste instellingen wanneer u een opnamemodus voor uw onderwerp of scène selecteert. Zet de opnamemodusschakelaar op <z>. Tik op het pictogram van de opnamemodus. Selecteer een opnamemodus. Kies uit [ J ], [ 2 ], [ K ], [ 3 ], [ 5 ], [ 4 ], [ P ], [ 6 ], [ F ], [ G ] of [ I ].
Pagina 81
Modus Speciale scène Modus Speciale scène Opnamemodus Pagina Opnamemodus Pagina J Zelfportret Voedsel = 82 = 88 2 Portret Nachtportret = 83 = 89 Nachtopnamen uit Egale huid = 84 = 90 hand 3 Landschap HDR-tegenlicht = 85 = 91 5 Sport Stille modus = 86...
Pagina 82
Modus Zelfportret Wilt u opnamen maken van uzelf, gebruik dan de modus [ J ] (Zelfportret). Draai het scherm richting de lens. U kunt diverse beeldverwerkingsinstellingen aanpassen. Zo kunt u uw huid egaler laten lijken op het beeld of de helderheid en de achtergrond aanpassen zodat u beter opvalt.
Pagina 83
Modus Portret De modus [ 2 ] (Portret) maakt de achtergrond onscherp, zodat personen duidelijker naar voren komen. Ook worden de tinten van de huid en het haar zachter gemaakt. Tips voor het maken van opnamen Selecteer de locatie waar de afstand tussen het onderwerp en de achtergrond het grootst is.
Pagina 84
Modus Egale huid Gebruik [ K ] (Egale huid) om huid er aantrekkelijker te laten uitzien. Door beeldverwerking lijkt de huid egaler. Tips voor het maken van opnamen Stel de camera zo in dat deze gezichten kan detecteren. Rond hoofdonderwerpen die worden gedetecteerd voor huidegalisatie worden kaders weergegeven.
Pagina 85
Modus Landschap Gebruik de modus [ 3 ] (Landschap) voor panoramafoto's of om alles van dichtbij tot veraf scherp in beeld te krijgen. Voor levendige blauwe en groene tinten en zeer scherpe en heldere opnamen. Tips voor het maken van opnamen Gebruik bij een zoomlens de groothoekzijde.
Pagina 86
Modus Sport Gebruik de modus [ 5 ] (Sport) om bewegende onderwerpen te fotograferen, bijvoorbeeld rennende mensen of een rijdende auto. Tips voor het maken van opnamen Gebruik een telelens. Om opnamen vanaf een afstand mogelijk te maken, wordt het gebruik van een telelens aanbevolen.
Pagina 87
Modus Close-up Wanneer u bloemen of kleine onderwerpen van dichtbij wilt fotograferen, gebruikt u de modus [ 4 ] (Close-up). Gebruik een macrolens (afzonderlijk verkrijgbaar) om kleine onderwerpen veel groter te laten uitkomen. Tips voor het maken van opnamen Gebruik een eenvoudige achtergrond. Met een eenvoudige achtergrond komen kleine objecten zoals bloemen beter tot hun recht.
Pagina 88
Modus Voedsel Gebruik [ P ] (Voedsel) om opnamen van voedsel te maken. De foto wordt scherp en aantrekkelijk. Afhankelijk van de lichtbron wordt bovendien de roodachtige tint onderdrukt in opnamen die bij kunstlicht enzovoort worden gemaakt. Tips voor het maken van opnamen Pas de kleurtoon aan.
Pagina 89
Modus Nachtportret Gebruik de modus [ 6 ] (Nachtportret) als u 's avonds mensen wilt fotograferen en een natuurlijk uitziende achtergrond wilt hebben. Houd er rekening mee dat een flitser vereist is voor het maken van opnamen. U wordt aangeraden een statief te gebruiken. Tips voor het maken van opnamen Gebruik een groothoeklens en een statief.
Pagina 90
Modus Nachtopnamen uit hand Met de modus [ F ] (Nachtopnamen uit hand) kunt u prima nachtopnamen maken terwijl u de camera in de hand houdt. In deze opnamemodus worden voor elke foto vier opnamen achter elkaar gemaakt, waarna een gecombineerd beeld met minder bewegingsonscherpte wordt opgeslagen.
Pagina 91
Modus HDR-tegenlicht Als u opnamen maakt van een tafereel met zowel lichte als donkere gebieden, gebruikt u de modus [ G ] (HDR-tegenlicht). Wanneer u één foto in deze modus maakt, worden drie opvolgende opnamen met verschillende belichting gemaakt. Het resultaat is één opname met een breed kleurtoonbereik waarbij de schaduwen, veroorzaakt door tegenlicht, tot een minimum zijn beperkt.
Pagina 92
Stille modus Op plaatsen waar stilte nodig is, kunt u opnamen maken zonder piepjes of sluitergeluiden. Terwijl u opnamen maakt, wordt tijdelijk een wit kader rond het scherm weergegeven. Tips voor het maken van opnamen Maak wat testopnamen. Het is een goed idee om van tevoren een aantal testopnamen te maken, omdat het aanpassen van het diafragma van de lens en de scherpstelling onder sommige opnameomstandigheden hoorbaar kunnen zijn.
Pagina 93
Voorzorgsmaatregelen voor de modus Speciale scène J : Zelfportret Het is mogelijk dat andere gebieden dan de huid van mensen worden aangepast, afhankelijk van de opnameomstandigheden. Instellingen voor het [Egale-huideffect] die in de modus [ J ] worden geselecteerd, worden niet toegepast in de modus [ K ]. [Achtrgr.
Pagina 94
Voorzorgsmaatregelen voor de modus Speciale scène 6 : Nachtportret (vervolg) Wanneer bij flitsfotografie de kans op overbelichting bestaat, wordt de sluitertijd of ISO-snelheid automatisch aangepast om verlies van details in highlights te verminderen en de opname te maken met de standaardbelichting. Bij opnamen met de flitser kan het in combinatie met bepaalde lenzen voorkomen dat de sluitertijden en ISO-snelheden die worden weergegeven als u de ontspanknop half indrukt, niet overeenkomen met de instellingen die daadwerkelijk worden...
Pagina 95
Voorzorgsmaatregelen voor de modus Speciale scène G : HDR-tegenlicht Vergeleken met andere opnamemodi is het beeldgebied kleiner. RAW-beeldkwaliteit kan niet worden ingesteld. Flitsopname is niet mogelijk. De opname wordt mogelijk niet vloeiend, maar onregelmatig of met aanzienlijke ruis weergegeven. HDR-tegenlicht is mogelijk niet effectief bij opnamen met overmatig tegenlicht of met een zeer hoog contrast.
Pagina 96
Modus Creatieve filters U kunt opnamen maken terwijl filtereffecten worden toegepast. U kunt een voorbeeld van filtereffecten bekijken voordat u de opname maakt. Zet de opnamemodusschakelaar op <z>. Tik op het pictogram van de opnamemodus. Selecteer een filtereffect (opnamemodus). Kies uit [I], [G], [X], [ K ], [H], [c], [ A ], [ B ], [ C ] of [ D ].
Pagina 97
Modus Creatieve filters RAW en RAW+JPEG zijn niet beschikbaar. Wanneer RAW-beeldkwaliteit is ingesteld, worden beelden vastgelegd met de beeldkwaliteit 73 . Wanneer RAW+JPEG-beeldkwaliteit is ingesteld, worden beelden vastgelegd met de opgegeven JPEG-beeldkwaliteit. Continue opname is niet beschikbaar wanneer [I], [G], [X], [ K ], [H] of [c] ingesteld is.
Pagina 98
Modus Creatieve filters Kenmerken van creatieve filters I Korrelig zwart-wit Maakt het beeld korrelig en zwart-wit. Door het contrast aan te passen, kunt u het zwart-witeffect wijzigen. G Softfocus Geeft het beeld een zachte uitstraling. Door de wazigheid aan te passen, kunt u de mate van zachtheid wijzigen.
Pagina 99
Modus Creatieve filters c Miniatuureffect Geeft het effect van een kijkdoos. Als u opnamen maakt met de standaardinstelling blijft het midden er scherp uitzien. U kunt het gebied dat er scherp uitziet (het scènekader) verplaatsen volgens de beschrijving bij “Bediening voor miniatuureffect” ( = 101). 1-punt AF wordt gebruikt als AF-methode.
Pagina 100
Modus Creatieve filters Opmerkingen over [ A ], [ B ], [ C ] en [ D ] Vergeleken met andere opnamemodi is het beeldgebied kleiner. Filtereffectvoorbeelden zien er niet precies hetzelfde uit als uw opnamen. Als u een opname van een bewegend onderwerp maakt, kunnen door de beweging van het onderwerp nabeelden ontstaan en kan het gebied om het onderwerp heen donker worden.
Pagina 101
Modus Creatieve filters Bediening voor miniatuureffect Verplaats het scènekader. Gebruik het scènekader om in te stellen welk gebied er scherp uitziet. Om het scènekader te kunnen verplaatsen (oranje weergegeven), drukt u op de knop < B > of tikt u rechtsonder in het scherm op [ r ]. Tik linksonder in het scherm op [T] om het scènekader horizontaal of verticaal te zetten.
Pagina 102
Modus Creatieve filters Maak de opname. U kunt de richting van het kader bij stap 1 wijzigen met de pijltjestoetsen < Y > < Z > wanneer het scènekader horizontaal staat of met de pijltjestoetsen < W > < X > wanneer het kader verticaal staat.
Pagina 103
Geavanceerde opnamemodi Geavanceerde opnamemodi ([ d ], [ s ], [ f ] en [ a ]) geven u de vrijheid om op verschillende manieren opnamen te maken door de sluitertijd, diafragmawaarde, belichting enzovoort van uw keuze in te stellen. Druk op <...
Pagina 104
Modus AE-programma (P) De camera stelt automatisch de sluitertijd en het diafragma in die het beste bij de helderheid van het onderwerp passen. * “ d ” staat voor programma. * “AE” staat voor automatische belichting (Auto Exposure). Stel de opnamemodus in op [d]. Stel scherp op het onderwerp.
Pagina 105
Modus AE-programma (P) Verschillen tussen de modus [ d ] en [ A ] In de modus [ A ] worden veel functies, zoals de AF-methode en de meetmethode, automatisch ingesteld om mislukte opnamen te voorkomen. U kunt slechts een beperkt aantal functies instellen. In de modus [ d ] worden daarentegen alleen de sluitertijd en het diafragma automatisch ingesteld.
Pagina 106
Modus AE met sluitervoorkeur (Tv) In deze modus stelt u de sluitertijd in en stelt de camera automatisch het diafragma in om de standaardbelichting te verkrijgen die bij de helderheid van het onderwerp past. Een kortere sluitertijd kan de actie van een bewegend onderwerp als het ware bevriezen.
Pagina 107
Modus AE met sluitervoorkeur (Tv) Als het laagste f-getal knippert, is sprake van onderbelichting. Draai aan het instelwiel <6> om een langere sluitertijd in te stellen totdat de diafragmawaarde niet meer knippert of stel een hogere ISO-snelheid in. Als het hoogste f-getal knippert, is sprake van overbelichting. Draai aan het instelwiel <6>...
Pagina 108
Modus AE met diafragmavoorkeur (Av) In deze modus stelt u het gewenste diafragma in en stelt de camera automatisch de sluitertijd in om de standaardbelichting te verkrijgen die overeenkomt met de helderheid van het onderwerp. Bij een hoger f-getal (een kleiner diafragma) vallen de voorgrond en achtergrond meer samen binnen de acceptabele scherpstelling.
Pagina 109
Modus AE met diafragmavoorkeur (Av) Bekijk de weergave en maak een opname. Zolang de sluitertijd niet knippert, wordt de standaardbelichting verkregen. Als de sluitertijd “30"” knippert, is er sprake van onderbelichting. Draai aan het instelwiel <6> om een groter diafragma (lager f-getal) in te stellen totdat het knipperen van de sluitertijd stopt of stel een hogere ISO-snelheid in.
Pagina 110
Modus Handmatige belichting (M) In deze modus stelt u zowel de sluitertijd als het diafragma naar wens in. Raadpleeg de indicator voor het belichtingsniveau of gebruik een in de winkel verkrijgbare belichtingsmeter om de belichting te bepalen. * “ a ” staat voor handmatig. Stel de opnamemodus in op [a].
Pagina 111
Modus Handmatige belichting (M) Stel de belichting in en maak de opname. Controleer de indicator voor het belichtingsniveau en stel de gewenste sluitertijd en diafragmawaarde in. Belichtingscompensatie met ISO auto Als de ISO-snelheid is ingesteld op [AUTO] voor opnamen met handmatige belichting, kunt u belichtingscompensatie ( = 137) als volgt instellen: Raak de indicator voor het belichtingsniveau aan [z: Bel.comp.]...
Pagina 112
Modus Handmatige belichting (M) Lange belichtingstijden (bulb) In deze modus blijft de sluiter open zolang u de ontspanknop volledig ingedrukt houdt. Zodra u de ontspanknop loslaat, gaat de sluiter dicht. Gebruik de instelling voor bulbbelichting voor nachtopnamen, opnamen van vuurwerk, de sterrenhemel en andere opnamen waarvoor een lange belichting is vereist.
Pagina 113
Modus Handmatige belichting (M) Maak de opname. De belichting blijft ingesteld zolang u de ontspanknop geheel ingedrukt houdt. De verstreken belichtingstijd wordt weergegeven op het scherm. Richt de camera niet op een intense lichtbron, zoals de zon of een intense kunstmatige lichtbron.
Pagina 115
Opname-instellingen In dit hoofdstuk wordt het maken van opnamen beschreven en maakt u kennis met menu-instellingen op het tabblad [z: Opname-instellingen].
Pagina 116
Foto-opnamen Een pictogram M rechts van een paginatitel geeft aan dat de functie alleen beschikbaar is in geavanceerde opnamemodi ([ d ], [ s ], [ f ] of [ a ]).
Pagina 120
Tabbladmenu's: foto-opnamen De volgende schermen worden weergegeven in de modus [ A ], [ D ], speciale scènes en creatieve filters. Opname-instellingen 1 = 72, 80, 96 = 122 = 125 = 127 = 248 = 133 Opname-instellingen 2 = 78 = 190 = 165 Opname-instellingen 3...
Pagina 121
Tabbladmenu's: foto-opnamen Opname-instellingen 4 = 184 = 187 = 188 Opname-instellingen 5 = 205 = 213 = 231 Beschikbare instellingsitems variëren afhankelijk van de opnamemodus. [Geg. Creatieve hulp behoud.] is beschikbaar in de modus [ A ]. [Digest-type] is beschikbaar in de modus [ D ].
Pagina 122
Beeldkwaliteit U kunt het aantal pixels en de beeldkwaliteit selecteren. Selecteer [z: Beeldkwalit.] Stel de beeldkwaliteit in. Draai aan het instelwiel <6> om de RAW-kwaliteit te selecteren, en druk op de pijltjestoetsen < Y > en < Z > om de JPEG-kwaliteit te selecteren.
Pagina 123
4.x op uw computer geïnstalleerd is, downloadt en installeert u de nieuwste versie van de website van Canon om deze bij te werken ( = 472). (De vorige versie wordt overschreven.) Met DPP Ver.3.x of ouder kunt u de RAW-beelden die met deze camera zijn gemaakt niet verwerken.
Pagina 124
Beeldkwaliteit Maximale opnamereeks voor continue opnamen De geschatte maximale opnamereeks wordt bovenaan het opnamescherm aangegeven. Als de maximale opnamereeks 99 of hoger is, wordt “99” weergegeven. De waarde neemt af zodra 98 of minder is bereikt. [BUSY] wordt weergegeven om aan te geven dat het interne geheugen vol is en dat het maken van opnamen tijdelijk wordt gestopt.
Pagina 125
Hoogte/breedte foto U kunt de beeldverhouding wijzigen. Selecteer [z: Hoogte/breedte foto]. Stel de beeldverhouding in. Selecteer een beeldverhouding en druk vervolgens op < 0 >. JPEG-beelden De beelden worden vastgelegd met de ingestelde verhouding. RAW-beelden De beelden worden altijd vastgelegd met een beeldververhouding van [3:2].
Pagina 126
Hoogte/breedte foto Beeldverhouding 16:9 Wanneer u RAW-beelden afspeelt die zijn vastgelegd met een beeldverhouding van [4:3], [16:9], of [1:1], worden ze weergegeven met lijnen die de desbetreffende beeldverhouding aangeven. (Deze lijnen worden niet in het beeld vastgelegd.)
Pagina 127
Kijktijd U kunt aanpassen hoelang beelden worden weergegeven na het moment van opname. Stel in op [Vastzetten] als u opnamen direct nadat u ze gemaakt heeft, op het scherm wilt blijven weergeven. Stel in op [Uit] als u opnamen liever niet weergeeft. Selecteer [z: Kijktijd].
Pagina 128
Lensafwijkingscorrectie Vignettering, beeldvervorming en andere problemen kunnen worden veroorzaakt door de optische eigenschappen van een lens. De camera kan deze fenomenen compenseren door [Lensafwijkingscorrectie] te gebruiken. Selecteer [z: Lensafwijkingscorrectie]. Selecteer een item. Selecteer [Inschak.]. Bevestig dat de naam van de gebruikte lens en (met uitzondering van diffractiecorrectie) [Correctiegegevens beschikbaar] worden weergegeven.
Pagina 129
Lensafwijkingscorrectie Correctie helderheid randen Vignettering (donkere beeldhoeken) kan worden gecorrigeerd. Afhankelijk van de opnameomstandigheden kan er mogelijk ruis aan de randen van een opname ontstaan. Hoe hoger de ISO-snelheid, hoe lager de mate van correctie. De toegepaste mate van correctie is lager dan de maximale correctie die kan worden toegepast met Digital Photo Professional (EOS-software).
Pagina 130
Lensafwijkingscorrectie Digitale lensoptimalisatie Diverse afwijkingen van de optische eigenschappen van een lens kunnen worden gecorrigeerd, samen met diffractie en door low-passfilter veroorzaakt scherpteverlies. Als [Correctiegeg. niet beschikbaar] of [ ] wordt weergegeven door [Digit. lensoptimalisatie], kunt u EOS Utility om de lenscorrectiegegevens aan de camera toe te voegen.
Pagina 131
Lensafwijkingscorrectie Correctie chromatische aberratie Chromatische aberratie (kleurranden rond onderwerpen) kan worden gecorrigeerd. [Corr. chromat. afw.] wordt niet weergegeven als [Digit. lensoptimalisatie] is ingeschakeld. Diffractiecorrectie Diffractie (scherpteverlies door de belichting) kan worden gecorrigeerd. Afhankelijk van de opnameomstandigheden kan de ruis toenemen door de effecten van correctie.
Pagina 132
JPEG-opnamen die al zijn gemaakt. Wanneer u een lens van een ander merk dan Canon gebruikt, wordt aanbevolen om de correcties in te stellen op [Uitschak.], zelfs als [Correctiegegevens beschikbaar] wordt weergegeven.
Pagina 133
Transportmodus De camera heeft transportmodi voor enkele opnamen en continue opnamen. U kunt de transportmodus selecteren die bij de scène of het onderwerp past. Selecteer [z: Transportmodus]. Stel de transportmodus in. [ u ] Enkelbeeld Wanneer u de ontspanknop helemaal indrukt, wordt slechts één opname gemaakt.
Pagina 134
Transportmodus [ m / Q ] Zelfontspanner: 10 sec./afstandsbediening [ l ] Zelfontspanner: 2 sec. [ q ] Zelfontspanner: Continue opname Zie = 135 voor het maken van opnamen met de zelfontspanner. Zie = 191 voor het maken van opnamen met de afstandsbediening. De voorwaarden voor de maximale snelheid bij continue opnamen ( = 133) zijn als volgt: opnamen maken met een volledig opgeladen accu bij een sluitertijd van 1/1000 sec.
Pagina 135
Zelfontspanner Gebruik de zelfontspanner wanneer u zelf op de foto wilt, zoals bij een herdenkingsfoto. Selecteer [z: Transportmodus]. Selecteer de zelfontspanner. m ( Q ): opname na 10 sec. l : opname na 2 sec. q : continue opname na 10 sec. voor :het opgegeven aantal opnamen* * Druk op de pijltjestoetsen <...
Pagina 136
Zelfontspanner Met [ q ] kan het opname-interval toenemen onder sommige opnameomstandigheden, zoals de beeldkwaliteit, het gebruik van een flitser en andere factoren. Met [ I ] kunt u opnamen maken zonder de camera aan te raken als deze op een statief staat.
Pagina 137
Belichtingscompensatie Belichtingscompensatie wordt gebruikt om de standaardbelichting die door de camera is ingesteld lichter (langere belichting) of donkerder (kortere belichting) te maken. Belichtingscompensatie kan worden ingesteld in de opnamemodus [ d ], [ s ], [ f ] of [ a ]. U kunt belichtingscompensatie instellen tot maximaal ±3 stops met tussenstappen van 1/3 stop.
Pagina 138
ISO-snelheidsinstellingen Stel de ISO-snelheid (de lichtgevoeligheid van de beeldsensor) in op de waarde die voor het omgevingslicht gewenst is. De ISO-snelheid wordt automatisch ingesteld in de modus [ A ], [ D ], speciale scènes of creatieve filters. Raadpleeg = 499 voor meer informatie over de ISO-snelheid tijdens filmopnamen.
Pagina 139
ISO-snelheidsinstellingen Richtlijnen voor de ISO-snelheid Lage ISO-snelheden beperken de beeldruis maar kunnen het risico vergroten van het trillen van camera/onderwerp of het gebied waarop is scherpgesteld beperken (minder scherptediepte) onder sommige opnameomstandigheden. Hoge ISO-snelheden maken opnemen bij weinig licht mogelijk, een groter scherpstelgebied (meer scherptediepte) en een groter flitsbereik maar ze kunnen ook de beeldruis versterken.
Pagina 140
ISO-snelheidsinstellingen Max voor auto De maximale ISO-snelheid voor het bereik voor ISO auto kan worden ingesteld tussen ISO 400 en ISO 25600. Selecteer [zISO-snelheidsinst.]. Selecteer [Max voor auto]. Stel de maximale ISO-snelheid in. Selecteer de ISO-snelheid en druk op < 0 >.
Pagina 141
Automatische helderheidsoptimalisatie Helderheid en contrast kunnen automatisch worden gecorrigeerd als opnamen donker lijken of het contrast te hoog of te laag is. Selecteer [z: Auto optimalisatie helderheid]. Stel een correctie-optie in. Ruis kan toenemen en de scherpte kan veranderen onder bepaalde opnameomstandigheden.
Pagina 142
Prioriteit voor lichte tonen U kunt overbelichte, vervaagde highlights verminderen. Selecteer [z: Lichte tonen prioriteit]. Stel een optie in. [Inschak.]: verbetert de gradatie in highlights. De overgang tussen grijstinten en highlights wordt geleidelijker. [Vergroot]: beperkt overbelichte highlights nog meer dan [Inschak.] onder bepaalde opnameomstandigheden.
Pagina 143
Meetmethode U kunt een van vier methoden selecteren om de helderheid van het onderwerp te meten. Meervlaksmeting wordt automatisch ingesteld in de modus [ A ], [ D ], speciale scènes en creatieve filters (behalve [X]). Selecteer [z: Meetmethode]. Stel de meetmethode in. [ q ] Meervlaksmeting Een algemene meetmethode die zelfs geschikt is voor onderwerpen met tegenlicht.
Pagina 144
Meetmethode De camera zal de belichting standaard als volgt instellen. Bij [ q ] houdt u de ontspanknop half ingedrukt om de belichtingsinstelling te vergrendelen (AE- vergrendeling) na scherpstelling met 1-beeld AF. In de modus [ w ], [ r ] of [ e ] wordt de belichting ingesteld op het moment dat de opname wordt gemaakt.
Pagina 145
Meettimer U kunt instellen hoe lang de meettimer actief is (wat de duur van de belichtingsweergave bepaalt) nadat deze is geactiveerd door een handeling zoals het half indrukken van de ontspanknop. Selecteer [z: Meettimer]. Stel een tijdoptie in.
Pagina 146
Belichtingssimulatie Belichtingssimulatie toont en simuleert hoe de helderheid (belichting) van de daadwerkelijke opname zal zijn. Selecteer [z: Bel.simulatie]. Stel een optie in. Inschakelen (g) De helderheid van de weergegeven opname is bijna gelijk aan de werkelijke helderheid (belichting) van de gemaakte opname. Wanneer u belichtingscompensatie instelt, wordt de helderheid van de opname dienovereenkomstig aangepast.
Pagina 147
Witbalans Witbalans (WB) zorgt ervoor dat witte gebieden er wit uitzien. Bij de instelling Auto [ Q ] (Sfeerprioriteit) of [ Q w] (Witprioriteit) zal doorgaans automatisch de juiste witbalans worden ingesteld. Als u met de instelling Auto geen natuurlijke kleuren krijgt, kunt u een witbalans selecteren die bij de lichtbron past of de witbalans handmatig instellen door een opname van een wit voorwerp te maken.
Pagina 148
Witbalans Witbalans Het menselijk oog ziet elk wit object altijd als wit, ongeacht het soort licht. Met een digitale camera is het wit als basis voor de kleurcorrectie afhankelijk van de kleurtemperatuur van de verlichting en wordt de kleur aangepast met software om de witte gebieden er ook wit te laten uitzien. Met deze functie kunt u foto's met natuurlijke kleurtonen maken.
Pagina 149
Witbalans [ Q ] Automatische witbalans Met [ Q ] kunt u de intensiteit van de warme kleurzweem van de opname vergroten wanneer u scènes in kunstlicht opneemt. Als u [ Q w] selecteert, kunt u de intensiteit van de warme kleurzweem van de opname verkleinen. Selecteer [z: Witbalans].
Pagina 150
Witbalans [ O ] Handmatige witbalans Met handmatige witbalans kunt u de witbalans handmatig instellen voor de specifieke lichtbron van de opnamelocatie. Zorg ervoor dat u deze procedure uitvoert onder de lichtbron op de plaats van opname. Fotografeer een wit voorwerp. Richt de camera op een vlak wit voorwerp zodat het scherm met wit is gevuld.
Pagina 151
Witbalans Als de bij stap 1 verkregen belichting sterk afwijkt van de standaardbelichting, kan dit een incorrecte witbalansinstelling tot gevolg hebben. Deze beelden kunnen niet worden geselecteerd: beelden die zijn vastgelegd terwijl de beeldstijl was ingesteld op [Monochroom], beelden waarop voor of na de opname een creatief filter is toegepast, bijgesneden beelden en beelden die met een andere camera zijn gemaakt.
Pagina 152
Witbalanscorrectie Witbalanscorrectie heeft hetzelfde effect als het gebruik van een in de winkel verkrijgbaar kleurtemperatuurconversiefilter of kleurcompensatiefilter. Selecteer [z: WB-correctie]. Stel de witbalanscorrectie in. Druk op de pijltjestoetsen < V > om de markering [ ] naar de door u gewenste ■...
Pagina 153
Kleurruimte Het bereik van reproduceerbare kleuren wordt “kleurruimte” genoemd. Voor normale opnamen wordt sRGB aanbevolen. Selecteer [z: Kleurruimte]. Stel een optie voor de kleurruimte Adobe RGB Deze kleurruimte wordt voornamelijk gebruikt voor commercieel drukwerk en andere bedrijfsmatige toepassingen. Aanbevolen bij het gebruik van apparatuur zoals schermen die compatibel zijn met Adobe RGB of printers die compatibel zijn met DCF 2.0 (Exif 2.21 of later).
Pagina 154
Een beeldstijl kiezen Door een beeldstijl te selecteren, kunt u opnamekenmerken verkrijgen die bij uw fotografische expressie of bij het onderwerp passen. Selecteer [z: Beeldstijl]. Selecteer een beeldstijl. Kenmerken van beeldstijlen [ D ] Automatisch De kleurtoon wordt automatisch aangepast aan de omstandigheden. In natuur- en buitenopnamen en opnamen van zonsondergangen zien de kleuren er echt levendig uit, zoals voor blauwe luchten, bomen en struiken, en zonsondergangen.
Pagina 155
Een beeldstijl kiezen [ R ] Landschap Voor levendige blauwe en groene tinten en zeer scherpe en heldere opnamen. Gebruik deze instelling voor indrukwekkende landschappen. [ u ] Gedetailleerd Geschikt voor de weergave van gedetailleerde contouren en een fijne structuur van het onderwerp. De kleuren zullen iets levendiger zijn. [ S ] Neutraal Geschikt om het beeld met een computer te verwerken.
Pagina 156
Een beeldstijl kiezen Symbolen Het selectiescherm voor beeldstijlen heeft pictogrammen voor [Sterkte], [Details] of [Drempel] voor [Scherpte], [Contrast] en andere instellingen. De nummers geven de waarden weer voor deze instellingen voor de betreffende beeldstijl. Scherpte Sterkte Details Drempel Contrast Verzadiging Kleurtoon Filtereffect (Monochroom) Toningeffect (Monochroom)
Pagina 157
Een beeldstijl aanpassen U kunt elke beeldstijl aanpassen door de standaardinstellingen ervan te wijzigen. Wilt u [Monochroom] aanpassen, raadpleeg dan = 159. Selecteer [z: Beeldstijl]. Selecteer een beeldstijl. Selecteer de beeldstijl die u wilt aanpassen en tik vervolgens op [Detail-inst.]. Selecteer een instelitem.
Pagina 158
Een beeldstijl aanpassen Instellingen en effecten Scherpte 0: zwak benadrukken van 7: sterk benadrukken van A Sterkte :de contouren :de contouren B Details* 1: fijn 5: korrelig C Drempel* 1: laag 5: hoog h Contrast –4: laag contrast +4: hoog contrast i Verzadiging –4: lage verzadiging +4: hoge verzadiging...
Pagina 159
Een beeldstijl aanpassen [ V ] Monochroom aanpassen Naast de effecten die op de vorige pagina zijn beschreven, zoals [Contrast] of [Sterkte], [Details] en [Drempel] voor [Scherpte], kunt u ook [Filtereffect] en [Toningeffect] instellen. [ k ] Filtereffect U kunt op een monochrome opname witte wolken of groene bomen meer laten afsteken door een filtereffect toe te passen.
Pagina 160
Een beeldstijl vastleggen U kunt een basisbeeldstijl selecteren zoals [Portret] of [Landschap], de parameters daarvan naar wens aanpassen en de stijl vervolgens vastleggen onder [Gebruiker 1], [Gebruiker 2] of [Gebruiker 3]. Dat is handig wanneer u meerdere beeldstijlen maakt met verschillende instellingen. Beeldstijlen die u aan de camera hebt toegevoegd via EOS Utility (EOS- software) kunnen ook worden aangepast.
Pagina 161
Een beeldstijl vastleggen Selecteer een item. Stel het effectniveau in. Zie “Een beeldstijl aanpassen” ( = 157) voor meer informatie. Druk op de knop <M> om de aangepaste instellingen op te slaan en terug te keren naar het keuzescherm Beeldstijl. De basisbeeldstijl ziet u rechts naast [Gebruiker *].
Pagina 162
Ruisreductie lange sluitertijd Voor opnamen die worden belicht gedurende 1 seconde of langer, kan ruis (lichtpuntjes en strepen) veroorzaakt door lange belichting worden verminderd. Selecteer [z: Ruisred. lange sluitertijd]. Stel een reductie-optie in. [AUTO] Automatisch Bij een belichtingstijd van 1 seconde of langer wordt ruisreductie automatisch uitgevoerd wanneer ruis wordt gedetecteerd die wordt veroorzaakt door lange belichting.
Pagina 163
Hoge ISO-ruisreductie Met deze functie vermindert u de ruis die in een opname ontstaat. Deze functie is met name effectief bij het maken van opnamen met hoge ISO- snelheden. Bij opnamen met lage ISO-snelheden kan de ruis in de donkere gedeelten van de opname (de schaduwpartijen) verder worden gereduceerd.
Pagina 164
Hoge ISO-ruisreductie Aandachtspunten voor het instellen van ruisonderdrukking bij meerdere opnamen Als de opnamen door beweging van de camera erg zijn verschoven, is het effect van de ruisonderdrukking mogelijk kleiner. Wanneer u de camera in de hand houdt, dient u deze goed stil te houden om cameratrilling te voorkomen.
Pagina 165
Touch Shutter Door op het scherm te tikken, kunt u scherpstellen en automatisch een opname maken. Schakel de Touch Shutter in. Tik op [y] rechtsonder op het scherm. Elke keer dat u op het pictogram tikt, schakelt u tussen [y] en [x]. [x] (Touch Shutter: Inschakelen) De camera zal scherpstellen op het gebied waarop u tikt en de opname zal...
Pagina 166
Touch Shutter Zelfs als u de transportmodus instelt op [ i ], zal de camera nog steeds opnamen maken in de enkelbeeldmodus. Zelfs als [AF-werking] is ingesteld op [Servo AF], kunt u door op het scherm te tikken, scherpstellen op de opname met [1-beeld AF]. Als u op het scherm tikt in de vergrote weergave, wordt niet scherpgesteld en wordt de opname niet gemaakt.
Pagina 167
AF-werking U kunt selecteren met welke eigenschappen AF werkt, om bij de opnameomstandigheden en het onderwerp te passen. Selecteer [z: AF-werking]. Selecteer een instelitem. Als niet kan worden scherpgesteld, wordt het AF-punt oranje. In dit geval kan er geen opname worden gemaakt, ook al drukt u de ontspanknop helemaal in.
Pagina 168
AF-werking 1-beeld AF voor niet-bewegende onderwerpen (ONE SHOT) Deze AF-werking is geschikt voor stilstaande onderwerpen. Wanneer u de ontspanknop half indrukt, stelt de camera slechts één keer scherp. Als de scherpstelling is bereikt, wordt het AF-punt groen en klinkt er een pieptoon.
Pagina 169
AF-werking AF-hulplicht Het AF-hulplicht ( = 36) kan herhaaldelijk aangaan wanneer u de ontspanknop half indrukt bij weinig licht of onder soortgelijke omstandigheden. Dit vereenvoudigt het scherpstellen. Het AF-hulplicht gaat niet aan als [z: AF-werking] ingesteld is op [Servo AF]. Het AF-hulplicht gaat niet aan wanneer Touch AF wordt gebruikt (wanneer [z: Touch Shutter] ingesteld is op [Uitschak.]).
Pagina 170
AF-methode U kunt de AF-methode selecteren die bij de opnameomstandigheden en het onderwerp past. De camera probeert scherp te stellen op de gezichten van iedereen binnen een AF-punt of zone AF-kader. In de modus [ A ], [ D ] of [ J ], wordt [u+volgen] automatisch ingesteld.
Pagina 171
AF-methode : Zone-AF Gebruikt automatische selectie-AF in zone- AF-kaders om een groot gebied te dekken, waardoor scherpstellen gemakkelijker gaat dan bij 1-punt AF. Geeft voorrang aan scherpstellen op het dichtstbijzijnde onderwerp. Er wordt bij het scherpstellen ook voorrang gegeven aan gezichten van personen in het zone-AF-kader.
Pagina 172
AF-methode De AF-methode selecteren U kunt de AF-methode selecteren die bij de opnameomstandigheden en het onderwerp past. Zie = 185 als u de voorkeur geeft aan handmatig scherpstellen. Selecteer [z: AF-methode]. Selecteer een instelitem. De beschrijvingen op = 173– = 175 gaan ervan uit dat de AF-werking ingesteld is op [1-beeld AF] ( = 168).
Pagina 173
AF-methode u(gezicht)+volgen: c De camera detecteert en stelt scherp op gezichten van mensen. Indien een gezicht beweegt, beweegt het AF-punt [p] mee om het gezicht te volgen. Controleer het AF-punt. Op elk gedetecteerd gezicht verschijnt [p] (een AF-punt). Stel scherp op het onderwerp. Zodra u de ontspanknop half hebt ingedrukt en op het onderwerp hebt scherpgesteld, wordt het AF-punt groen...
Pagina 174
AF-methode Op een gezicht tikken om scherp te stellen Als u op een gezicht of onderwerp tikt om hierop scherp te stellen, verandert het AF-punt in [ ] en wordt er scherpgesteld op de plek waarop u hebt getikt. Zelfs als het gezicht of het onderwerp op het scherm beweegt, beweegt het AF-punt [ ] om dit te volgen.
Pagina 175
AF-methode Spot AF/1-punt AF/Zone-AF U kunt het AF-punt of het zone AF-kader handmatig instellen. Hier worden 1 punt AF-schermen als voorbeeld gebruikt. Controleer het AF-punt. Het AF-punt (1) wordt weergegeven. Met Zone-AF wordt het zone-AF-kader weergegeven. ( 1 ) Verplaats het AF-punt. Wilt u het AF-punt verplaatsen, tik dan op het punt waarop u wilt scherpstellen.
Pagina 176
AF-methode De camera blijft het actieve AF-punt [S] verplaatsen om onderwerpen voor zone-AF te volgen wanneer de Servo AF-functie wordt gebruikt, maar onder sommige opnameomstandigheden (bijvoorbeeld bij kleine onderwerpen) is het wellicht niet mogelijk om het onderwerp te volgen. Scherpstellen met een AF-hulplicht kan moeilijk zijn met AF-punten in de buurt van de rand van het scherm.
Pagina 177
AF-methode Vergrote weergave U kunt de scherpstelling controleren door op [ u ] te tikken om de weergave met ca. 5× of 10× te vergroten. Vergrote weergave is niet mogelijk met [u+volgen]. De vergroting wordt gecentreerd rond het AF-punt voor [Spot AF] of [1-punt AF] en op het zone-AF-kader voor [Zone-AF].
Pagina 178
AF-methode Tips voor het maken van AF-opnamen Zelfs als er al is scherpgesteld, wordt er nogmaals scherpgesteld wanneer u de ontspanknop half indrukt. Tijdens het scherpstellen kan de helderheid van het beeld veranderen. Afhankelijk van het onderwerp en de opnameomstandigheden kan het langer duren voordat de camera scherpstelt of kan de snelheid bij continue opnamen lager liggen.
Pagina 179
AF-methode Opnameomstandigheden waarin moeilijk kan worden scherpgesteld Onderwerpen met weinig contrast, zoals een blauwe lucht en effen, platte oppervlakken of wanneer highlights of schaduwpartijen geen detail meer hebben. Onderwerpen bij weinig licht. Strepen en andere patronen met alleen een horizontaal contrast. Onderwerpen met zich herhalende patronen (bijvoorbeeld: ramen van wolkenkrabbers, computertoetsenborden enz.).
Pagina 180
Oogdetectie-AF Met de AF-methode ingesteld op [u+volgen] kan de camera scherpstellen op de ogen van personen. Selecteer [z: Oogdetectie-AF]. Selecteer [Inschak.]. Richt de camera op het onderwerp. Er wordt een AF-punt weergegeven rond de ogen. U kunt op het scherm tikken om een oog te selecteren waarop u wilt scherpstellen.
Pagina 181
Continue AF Deze functie houdt het onderwerp algemeen scherp. De camera is klaar om direct scherp te stellen als u de ontspanknop half indrukt. Selecteer [z: Continue AF]. Selecteer [Inschak.]. Het inschakelen van deze functie beperkt het aantal beschikbare opnamen, omdat de lens voortdurend wordt bediend en het accuvermogen snel terugloopt.
Pagina 182
Scherpstelmodus Wanneer u EF-M-lenzen gebruikt, kunt u instellen met welke methode de lens scherpstelt (scherpstelmodus). Selecteer [z: Scherpstelmodus]. Selecteer een instelitem. [AF]: automatische scherpstelling [MF]: handmatige scherpstelling...
Pagina 183
Handmatig scherpstellen met een lens na AF Voor EF-M-, EF- of EF-S-lenzen die zijn uitgerust met elektronische handmatige scherpstelling, kunt u opgeven hoe de aanpassing van handmatige scherpstelling wordt gebruikt met 1-beeld AF. Selecteer [z: Objectief elektronische MF]. Selecteer een item. ] Uitschakelen na One-Shot AF Handmatig scherpstellen nadat de AF-werking is uitgeschakeld.
Pagina 184
AF-hulplicht U kunt het AF-hulplicht van de camera activeren. Selecteer [z: AF-hulplicht]. Selecteer een item. [ON] Inschakelen Indien nodig gaat het AF-hulplicht aan. [OFF] Uitschakelen Schakelt gebruik van het AF-hulplicht uit. Stel deze optie in als u het AF- hulplicht liever niet gebruikt.
Pagina 185
Handmatig scherpstellen Als scherpstellen niet mogelijk is met automatische scherpstelling, kunt u het beeld vergroten en handmatig scherpstellen. Stel [z: Scherpstelmodus] in op [MF]. Draai aan de scherpstelring van de lens om ruw scherp te stellen. Vergroot het beeld. Telkens wanneer u op [ u ] tikt, verandert het scherm als volgt.
Pagina 186
Handmatig scherpstellen Stel handmatig scherp. Draai terwijl u naar het vergrote beeld kijkt aan de scherpstelring van de lens om scherp te stellen. Nadat de camera heeft scherpgesteld, tikt u op [ u ] om terug te keren naar de normale weergave.
Pagina 187
MF-peaking instellen Randen van onderwerpen waarop is scherpgesteld kunnen in kleur worden weergegeven terwijl u handmatig scherpstelt. Dit vereenvoudigt het scherpstellen. U kunt de omtrekkleuren instellen en de gevoeligheid (het niveau) van de randdetectie aanpassen. Selecteer [z: MF-peaking- instellingen]. Selecteer [Peaking]. Selecteer [Aan].
Pagina 188
Beeldstabilisatie U kunt de IS-instelling (Image Stabilizer) aanpassen bij EF-M-lenzen met IS-functie. Zie = 233 voor informatie over [k Digitale IS]. Selecteer [z: IS-instellingen]. Selecteer [IS modus]. Stel een optie in. [Uit] Schakelt de beeldstabilisatie uit. [Aan] Cameratrillingen worden gecorrigeerd. [IS modus] wordt niet weergegeven voor EF- of EF-S-lenzen met IS-functie.
Pagina 189
Belichtingsvergrendeling (AE-vergrendeling) U kunt de belichting vergrendelen als u de opname afzonderlijk wilt scherpstellen en meten of een aantal opnamen wilt maken met dezelfde belichtingsinstelling. Druk op de knop <A> om de belichting te vergrendelen, maak een nieuwe compositie en maak de opname. AE-vergrendeling is geschikt voor het opnemen van bijvoorbeeld onderwerpen met tegenlicht.
Pagina 190
Type digest-film Wanneer u opnamen maakt in de modus [ D ] worden zowel foto's als clips vastgelegd, maar u kunt instellen of de foto's al dan niet moeten worden opgenomen in de resulterende digest-film. Stel de opnamemodus in op [D]. Selecteer [z: Digest-type].
Pagina 191
Opnamen maken met de afstandsbediening U kunt op afstand opnamen maken met behulp van een optionele draadloze afstandsbediening BR-E1, die via Bluetooth wordt gekoppeld. Draadloze afstandsbediening BR-E1 U kunt op maximaal ongeveer 5 meter afstand van de camera opnamen maken. Koppel eerst de camera en de BR-E1 ( = 387) en stel vervolgens de transportmodus in op [ Q ] ( = 134).
Pagina 192
Algemene aandachtspunten bij het maken van foto's Richt de camera niet op een intense lichtbron, zoals de zon of een intense kunstmatige lichtbron. Hierdoor kan schade ontstaan aan de beeldsensor of de interne onderdelen van de camera. Beeldkwaliteit Wanneer u opnamen maakt bij hoge ISO-snelheden, kan er ruis (zoals lichte puntjes en strepen) op de opname zichtbaar zijn.
Pagina 193
Algemene aandachtspunten bij het maken van foto's Opnamen en weergave Bij weinig of juist heel fel licht wordt in het weergegeven beeld mogelijk niet de helderheid van de daadwerkelijke opname weergegeven. Bij weinig licht kan ruis merkbaar zijn bij beeldweergave ook bij lage ISO- snelheden, maar de opname bevat minder ruis omdat de beeldkwaliteit verschilt tussen weergegeven en opgenomen beelden.
Pagina 194
Algemene aandachtspunten bij het maken van foto's Informatiedisplay Zie = 501 voor informatie over de pictogrammen die voor foto-opnamen worden weergegeven. Als [g] wit wordt weergegeven, betekent dit dat het beeld wordt weergegeven met een helderheidsniveau dat vrijwel gelijk is aan dat van het feitelijke beeld dat u wilt vastleggen.
Pagina 195
Filmopname Voor filmopnamen stelt u de opnamemodusschakelaar in op <k>. U kunt ook films opnemen door tijdens het fotograferen op de filmopnameknop te drukken. U kunt de filmopnamemodus instellen via [z: Opnamemodus] nadat u de opnamemodusschakelaar hebt ingesteld op <k>.
Pagina 198
Filmmodus [k] Opname met automatische belichting De camera schakelt over naar automatische belichting die geschikt is voor de huidige lichtomstandigheden van de scène. Zet de opnamemodusschakelaar op <k>. Tik op het pictogram van de opnamemodus. Stel de opnamemodus in op [k]. Selecteer [k] (automatische filmbelichting) en druk vervolgens op <...
Pagina 199
Filmmodus Neem de film op. Druk op de filmopnameknop om een filmopname te starten. Tijdens de filmopname wordt de markering [oREC] (1) rechtsboven in het scherm weergegeven. Het geluid wordt opgenomen via de microfoons (2). Druk nogmaals op de filmopnameknop om de filmopname te beëindigen.
Pagina 200
Filmmodus [M] Opname met handmatige belichting U kunt de sluitertijd, het diafragma en de ISO-snelheid voor filmopname instellen. Zet de opnamemodusschakelaar op <k>. Stel de opnamemodus in op [M]. Selecteer [M] (handmatige filmbelichting) en druk vervolgens op < 0 >. Stel de ISO-snelheid in (=202).
Pagina 201
Filmmodus Stel scherp en start de filmopname. De procedure is dezelfde als stap 4 en 5 voor “[k] Opname met automatische belichting” ( = 198). Controleer de camera-instellingen voordat u films opneemt als u de opnamemodusschakelaar verschuift van < A > of <z> naar <k>. Tijdens filmopnamen kunt u de sluitertijd of het diafragma beter niet aanpassen.
Pagina 202
Filmmodus ISO-snelheid voor [Handm. moviebelich.] U kunt de ISO-snelheid handmatig instellen of [AUTO] selecteren om dit automatisch in te stellen. Zie = 499 voor informatie over de ISO-snelheid. Foto-opnamen Er kunnen geen foto's worden gemaakt in de filmmodi. Om foto's te maken, zet u de opnamemodusschakelaar op <...
Pagina 203
Filmmodus Aandachtspunten bij het maken van filmopnamen Richt de camera niet op een intense lichtbron, zoals de zon of een intense kunstmatige lichtbron. Hierdoor kan schade ontstaan aan de beeldsensor of de interne onderdelen van de camera. Als u opnamen maakt van iets met fijne details, kunnen moiré en valse kleuren ontstaan.
Pagina 204
Filmmodus Opmerkingen bij het maken van filmopnamen Telkens wanneer u een film opneemt, wordt een nieuw filmbestand gemaakt op de kaart. De dekking van de zichthoek van de film voor 4K-, Full HD- en HD-films is circa 100%. Om het starten of stoppen van filmopnamen mogelijk te maken door de ontspanknop geheel in te drukken, stelt u [Voll.
Pagina 205
Filmopnamekwaliteit Selecteer op het tabblad [z: Movie-opn. kwal.] de optie [Movie-opn.form.] om het beeldformaat, de beeldsnelheid, en de compressiemethode in te stellen. De film wordt opgenomen als een MP4-bestand. De op het scherm [Movie-opn.form.] weergegeven beeldsnelheid wisselt automatisch, afhankelijk van de instelling voor [ 5 : Videosysteem] ( = 443).
Pagina 206
Filmopnamekwaliteit 4K-filmopname Voor 4K-filmopnamen is een high-performance-kaart vereist. Zie “Kaarten waarop films kunnen worden opgeslagen” ( = 497) voor meer informatie. De maximale opnametijd per 4K-film bedraagt 9 minuten en 59 seconden ( = 211). Bij het opnemen van 4K-films ligt de belasting van de verwerking aanzienlijk hoger, waardoor de interne temperatuur van de camera sneller kan stijgen of hoger kan worden dan voor normale films.
Pagina 207
Filmopnamekwaliteit Beeldsnelheid (fps: frames per seconde) [ 2 ] 119,88 fps/[8] 59,94 fps/[6] 29,97 fps Voor regio's waar gebruik wordt gemaakt van NTSC (Noord-Amerika, Japan, Korea, Mexico, enzovoort). [ 3 ] 100,00 fps/[7] 50,00 fps/[5] 25,00 fps Voor regio's waar gebruik wordt gemaakt van PAL (Europa, Rusland, China, Australië, enzovoort).
Pagina 208
Filmopnamekwaliteit Kaarten waarop films kunnen worden opgeslagen Zie = 497 voor meer informatie over kaarten die u kunt gebruiken voor verschillende filmopnameformaten. Gebruik bij het opnemen van films een kaart met een grote capaciteit met een lees- en schrijfsnelheid (zoals opgegeven in de vereisten voor kaartprestaties) zoals vermeld in de tabel op = 497 of hoger dan de standaardspecificaties.
Pagina 209
Filmopnamekwaliteit Hoge beeldsnelheid U kunt HD-films opnemen met een hoge beeldsnelheid van 119,88 fps of 100,00 fps door de optie [Hoge framerate] onder [z: Movie-opn.kwal.] in te stellen op [Inschakelen]. Dat is ideaal voor filmopnamen die in slow motion worden afgespeeld. De maximale opnametijd per film is 7 minuten en 29 seconden.
Pagina 210
Filmopnamekwaliteit Filmbestanden die groter zijn dan 4 GB Wanneer u een film opneemt die groter is dan 4 GB, kunt u zonder onderbreking blijven opnemen. SD/SDHC-kaarten gebruiken die zijn geformatteerd met de camera Als u de camera gebruikt om een SD/SDHC-kaart te formatteren, dan formatteert de camera deze als FAT32.
Pagina 211
Filmopnamekwaliteit Totale opnametijd voor films en bestandsgrootte per minuut Zie = 498 voor details over bestandsgroottes en de beschikbare opnametijd voor elk filmopnameformaat. Limiet voor filmopnametijd Bij 4K-filmopnamen De maximale opnametijd per film bedraagt 9 minuten en 59 seconden. Nadat 9 minuten en 59 seconden zijn bereikt, stopt het opnemen automatisch.
Pagina 212
Zelfontspanner voor films Een filmopname kan worden gestart door de zelfontspanner. Selecteer z [Zelfontsp. movie]. Selecteer een item. Neem de film op. Nadat u op [o] tikt of op de filmopnameknop drukt, laat de camera een pieptoon horen en geeft de camera het aantal resterende seconden voordat de opname wordt gemaakt weer.
Pagina 213
Geluidsopname U kunt films opnemen terwijl u geluid opneemt met de ingebouwde stereomicrofoon. U kunt het geluidsopnameniveau naar wens instellen. Gebruik [z: Geluidsopname] om geluidsopnamefuncties in te stellen. Geluidsopname/Geluidsopnameniveau Automatisch Het geluidsopnameniveau wordt automatisch aangepast. Automatische niveauregeling werkt automatisch in reactie op het geluidsniveau. Handmatig U kunt het geluidsopnameniveau aanpassen.
Pagina 214
Geluidsopname Demper Onderdrukt automatisch geluidsvervorming die door harde geluiden ontstaat. Ook als u [Geluidsopname] instelt op [Automatisch] of [Handmatig] om opnamen te maken, kan geluidsvervorming optreden indien er een zeer hard geluid is. In dat geval wordt het aanbevolen om de instelling [Inschakelen] te gebruiken.
Pagina 215
Time-lapsefilms Beelden die worden vastgelegd met een ingesteld interval, kunnen automatisch achter elkaar worden gezet om een 4K- of Full HD-time- lapsefilm te maken. Een time-lapsefilm geeft weer hoe een onderwerp verandert in een veel kortere tijd dan de daadwerkelijke tijd. Dit is efficiënt bij de observatie op een vast punt van een steeds veranderende scène, groeiende planten, de beweging van hemellichamen enzovoort.
Pagina 216
Time-lapsefilms Stel de opname-interval in. Selecteer [Interval/ foto's]. Selecteer [Interval] (sec.). Gebruik de pijltjestoetsen < Y > < Z > om een waarde in te stellen. Raadpleeg [k: Vereiste tijd] (1) en [ 3 : Afspeeltijd] (2) om de waarde in te stellen.
Pagina 217
Time-lapsefilms Met [Scène**] worden de beschikbare intervallen en het aantal opnamen beperkt volgens het type scène. Als het aantal opnamen is ingesteld op 3600, duurt de time-lapsefilm circa 2 min. in NTSC en circa 2 min. 24 sec. in PAL. Selecteer het gewenste filmopnameformaat.
Pagina 218
Time-lapsefilms Configureer [Aut. belichting]. Vast 1e beeld Wanneer u de eerste opname maakt, wordt een meting uitgevoerd om de belichting automatisch aan te passen aan de helderheid. De belichting die voor de eerste opname is ingesteld, wordt ook toegepast op alle volgende opnamen.
Pagina 219
Time-lapsefilms Stel de pieptoon in. Selecteer [Pieptoon bij foto]. Als [Uitschak.] is ingesteld, klinkt de pieptoon niet voor het opnemen. Controleer de instellingen. (1) Vereiste tijd Geeft de vereiste tijd aan voor het maken van het ingestelde aantal opnamen met het ingestelde interval. Indien dit meer is dan 24 uur, wordt “*** dagen”...
Pagina 220
Time-lapsefilms Sluit het menu. Druk op de knop <M> om het menuscherm af te sluiten. Maak de time-lapsefilm. Druk de ontspanknop half in om de scherpstelling en belichting te controleren. Druk op de knop <o> om de time- lapsefilmopname te starten. Het aantal resterende opnamen wordt weergegeven (1).
Pagina 221
Time-lapsefilms Als de kaart onvoldoende vrije ruimte heeft om het ingestelde aantal opnamen op te slaan, wordt [Afspeeltijd] oranje weergegeven. Hoewel de camera kan doorgaan met het maken van opnamen, wordt het opnemen stopgezet als de kaart vol is. Als de filmbestandsgrootte 4 GB zal overschrijden bij het instellen van [Aant.
Pagina 222
Time-lapsefilms Als de volgende geplande opname niet mogelijk is, wordt deze overgeslagen. Dit kan de opnametijd van de gemaakte time-lapsefilm korter maken. Als de tijd die nodig is om op de kaart op te nemen, langer is dan het opname- interval vanwege de ingestelde opnamefuncties of kaartprestaties, kunnen sommige opnamen niet worden gemaakt met de ingestelde intervallen.
Pagina 223
Time-lapsefilms U wordt aangeraden een statief te gebruiken. Aanbevolen wordt om testfilms op te nemen voordat u time-lapsefilms gaat maken. De dekking van de zichthoek van de film voor het maken van 4K- en Full HD- time-lapsefilms is circa 100%. Wilt u de time-lapsefilmopname annuleren, druk dan op de knop <o>.
Pagina 224
Videosnapshots Neem een reeks korte videosnapshots op, elk van een paar seconden lang, en de camera combineert deze om een videosnapshotalbum te maken waarin de hoogtepunten van uw reis of gebeurtenis worden weergegeven. Videosnapshots zijn beschikbaar wanneer het filmopnameformaat is ingesteld op L6X (NTSC) of L5X (PAL).
Pagina 225
Videosnapshots Selecteer [Albuminstellingen]. Selecteer [Nieuw album maken]. Lees de melding en selecteer [OK]. Geef de afspeeltijd op. Geef de afspeeltijd per videosnapshot op. Geef het afspeeleffect op. Deze instelling bepaalt hoe snel albums worden afgespeeld. Controleer de vereiste opnametijd. De vereiste tijd voor het opnemen van elke videosnapshot wordt aangeduid (1) op basis van de afspeeltijd en het afspeeleffect.
Pagina 226
Videosnapshots Sluit het menu. Druk op de knop <M> om het menu te sluiten. Een blauwe balk wordt weergegeven om de opnametijd (2) aan te duiden. ( 2 ) Neem de eerste videosnapshot op. Druk op de filmopnameknop om een opname te starten.
Pagina 227
Videosnapshots Stop met het maken van videosnapshots. Stel [Videosnapshot] in op [Uitschakelen]. Om terug te keren naar normale filmopname moet u niet vergeten [Uitschakelen] op te geven. Druk op de knop <M> om het menu te sluiten en terug te keren naar de normale filmopnamen.
Pagina 228
Videosnapshots Toevoegen aan een bestaand album Selecteer [Aan bestaand album toevoegen]. Voer stap 5 op = 225 uit om [Aan bestaand album toevoegen] te selecteren. Selecteer een bestaand album. Gebruik de pijltjestoetsen < Y > en < Z > om een bestaand album te selecteren en druk vervolgens op <...
Pagina 229
Miniatuureffectfilm Door beeldgebieden buiten een geselecteerd gebied te vervagen, kunt u films opnemen met het effect van een miniatuurmodel. Door de afspeelsnelheid te kiezen voordat de film wordt opgenomen, kunt u ook films maken die eruitzien als scènes die zich afspelen in miniatuurmodellen, waarbij mensen en objecten in de scène snel bewegen tijdens het afspelen.
Pagina 230
Miniatuureffectfilm Verplaats het AF-punt. Het AF-punt wordt oranje en kan worden verplaatst. Druk op de pijltjestoetsen < V > om het AF-punt te verplaatsen naar de positie waarop u wilt scherpstellen. We raden aan dat het AF-punt en het scènekader met elkaar worden uitgelijnd.
Pagina 231
Servo AF voor films Als deze functie is ingeschakeld, stelt de camera voortdurend scherp op het onderwerp tijdens filmopname. Selecteer [z: Servo AF v. mov.]. Selecteer [Inschak.]. Als [Inschak.] is ingesteld: De camera stelt voortdurend op het onderwerp scherp, ook wanneer u de ontspanknop niet half indrukt.
Pagina 232
Servo AF voor films Aandachtspunten wanneer [Servo AF v. mov.] is ingesteld op [Inschak.] Opnameomstandigheden waarin moeilijk kan worden scherpgesteld y Een snel bewegend onderwerp dat de camera nadert of van de camera af beweegt. y Een onderwerp dat zich op korte afstand van de camera beweegt. y Opnamen met een hoger f-getal.
Pagina 233
Digitale beeldstabilisatie voor films De interne beeldstabilisatie corrigeert cameratrillingen tijdens het filmen. Deze functie heet “Digitale beeldstabilisatie voor films”. Bij het gebruik van een lens met ingebouwde Image Stabilizer (Beeldstabilisatie) stelt u de schakelaar voor Image Stabilizer (Beeldstabilisatie) van het lens op <1>. Selecteer [z: IS-instellingen].
Pagina 234
Bij gebruik van een TS-E-lens, visooglens of lens die niet van het merk Canon is, raden we aan dat u de digitale beeldstabilisatie voor films instelt op [Uitschak.]. Omdat digitale beeldstabilisatie voor films het beeld vergroot, ziet de opname er korreliger uit.
Pagina 235
Overige menufuncties [z1] Opnamemodus Beschikbare opties zijn onder meer filmopname met handmatige belichting en automatische belichting. Lensafwijkingscorrectie Omgevingslicht en chromatische aberratie kunnen tijdens filmopnamen worden gecorrigeerd. Zie = 128 voor informatie over de lensafwijkingscorrectie. [z2] Opnamen maken met de afstandsbediening Als [Inschak.] is ingesteld, kunt u filmopnamen starten of stoppen met de draadloze afstandsbediening BR-E1 (afzonderlijk verkrijgbaar).
Pagina 236
Overige menufuncties [z3] Belichtingscompensatie Belichtingscompensatie is beschikbaar in een bereik van ± 3 stops met tussenstappen van 1/3 stop. Zie = 137 voor meer informatie over belichtingscompensatie. k ISO-snelheidsinstellingen ISO-snelheid In de modus [M] kunt u de ISO-snelheid handmatig instellen. U kunt ook ISO auto selecteren.
Pagina 237
Overige menufuncties [z4] Witbalans Zie = 147 voor meer informatie over de witbalans. Handmatige witbalans Zie = 150 voor meer informatie over de handmatige witbalans. Witbalanscorrectie Zie = 152 voor meer informatie over witbalanscorrectie. Beeldstijl Zie = 154 voor meer informatie over beeldstijlen. [z5] AF-methode Zie = 170 voor informatie over AF-methoden.
Pagina 238
Overige menufuncties HDMI-informatieweergave U kunt het informatiedisplay configureren voor de uitvoer van opnamen via een HDMI-kabel. Met info De opname, de opname-informatie, AF-punten en andere informatie worden via HDMI op het andere apparaat weergegeven. Houd er rekening mee dat het camerascherm uitgeschakeld wordt. Opgenomen films worden op de kaart opgeslagen.
Pagina 239
Overige menufuncties k Automatische langzame sluiter U kunt kiezen of u films wilt opnemen die helderder zijn dan wanneer deze optie ingesteld is op [Uitschak.] door de sluitertijd automatisch te verlengen bij weinig licht. Van toepassing wanneer de beeldsnelheid van het filmopnameformaat 8 of 7 is. Uitschakelen Hiermee kunt u films opnemen met vloeiendere en natuurlijkere bewegingen, die minder worden beïnvloed door trillingen van het...
Pagina 240
Algemene aandachtspunten bij het maken van filmopnamen Rood [E] waarschuwingspictogram voor interne temperatuur Als de interne temperatuur van de camera oploopt vanwege langdurige filmopnamen of bij een hoge omgevingstemperatuur, verschijnt er een rood pictogram [E]. Het rode pictogram [E] geeft aan dat de filmopname binnenkort automatisch wordt beëindigd.
Pagina 241
Algemene aandachtspunten bij het maken van filmopnamen Opname- en beeldkwaliteit Als u een kaart met een lage schrijfsnelheid gebruikt, wordt tijdens filmopnamen rechts in het scherm mogelijk een indicator weergegeven. Deze geeft aan hoeveel gegevens nog niet naar de kaart zijn geschreven (beschikbare capaciteit van het interne buffergeheugen).
Pagina 243
Opnamen maken met de flitser Dit hoofdstuk beschrijft hoe u opnamen kunt maken met de flitser. De flitser kan niet worden gebruikt tijdens filmopnamen.
Pagina 244
Opnamen maken met de flitser Het gebruik van de flitser wordt aanbevolen wanneer het pictogram [ I ] op het scherm wordt weergegeven, wanneer u overdag opnamen maakt van onderwerpen met tegenlicht of wanneer u opnamen maakt bij weinig licht. Gebruik de hendel <I>...
Pagina 245
Opnamen maken met de flitser Sluitertijd en diafragmawaarde bij flitsfotografie Opnamemodus Sluitertijd Diafragmawaarde Automatisch (1/200–30 sec.)* Automatisch ingesteld Handmatig (1/200–30 sec.) Automatisch ingesteld Automatisch (1/200–30 sec.)* Handmatig ingesteld Handmatig (1/200–30 sec., bulb) Handmatig ingesteld * Wanner [Slow sync] onder [z: Flitsbesturing] ingesteld is op [1/200-30 sec. auto]. Gebruik de flitser alleen als deze volledig is uitgeklapt.
Pagina 246
Flitsbelichtingscompensatie Net zoals de belichtingscompensatie kan worden ingesteld, kunt u ook de flitssterkte wijzigen. Druk op <Z>. Druk op de knop <M>. Selecteer [2bel.comp.]. Stel de waarde voor de compensatie in. Wilt u de flitsbelichting helderder maken, stel de compensatiewaarde dan in richting [Helderder] (positieve compensatie).
Pagina 247
De belichtingscompensatiewaarde blijft van toepassing, zelfs nadat u de camera hebt uitgeschakeld. Flitsbelichtingscompensatie kan ook worden ingesteld door bij stap 2 aan het instelwiel <6> te draaien. U kunt de flitsbelichtingscompensatie ook instellen met [Func.inst. int. flitser] in [z: Flitsbesturing] ( = 252). FE-vergrendeling Opnamen maken met FE-vergrendeling (flitsbelichting) zorgt voor een juiste flitsbelichting van het door u opgegeven deel van het onderwerp.
Pagina 248
Flitsbesturing Functies van de flitser kunnen worden ingesteld via menuschermen op de camera. Selecteer [z: Flitsbesturing]. Selecteer een item.
Pagina 249
Flitsbesturing Flitsen Stel deze optie in op [a] als u de flitser automatisch wilt laten afgaan op basis van de opnameomstandigheden. Stel deze optie in op [D] als u de flitser bij elke opname wilt laten afgaan. Stel deze optie in op [b] als u de flitser volledig wilt uitschakelen.
Pagina 250
Flitsbesturing Langzame synchronisatieM U kunt de flitssynchronisatiesluitertijd voor flitsfotografie instellen in de modus AE met diafragmavoorkeur [ f ] of de modus AE- programma [ d ]. ] 1/200-30 sec. auto De flitssynchronisatiesnelheid wordt automatisch ingesteld in een bereik van 1/200 tot 30 seconden, afhankelijk van de lichtomstandigheden. Fotograferen met langzame synchronisatie wordt onder bepaalde opnameomstandigheden gebruikt, bij weinig licht, en de sluitertijd wordt automatisch verlengd.
Pagina 251
Flitsbesturing Functie-instellingen van de ingebouwde flitserM Flitsmodus Stel deze optie in op [E-TTL II] om opnamen te maken in de volledig automatische flitsermodus met E-TTL II/E-TTL. Stel deze optie in op [Manual flash] om handmatig de door u gewenste flitssterkte in te stellen ([Maximum], [Medium] of [Minimum]) voor [2 Flits output].
Pagina 252
Flitsbesturing Sluitersynchronisatie Gewoonlijk stelt u deze optie in op [1e-gordijn] zodat direct na het begin van de belichting wordt geflitst. Stel deze optie in op [2e-gordijn] en gebruik lange sluitertijden voor natuurlijk lijkende beelden van bewegingssporen van het onderwerp, zoals autokoplampen. Stel bij het gebruik van 2e-gordijnsynchronisatie de sluitertijd in op 1/80 seconde of langer.
Pagina 253
Afspeelinstellingen In dit hoofdstuk worden onderwerpen behandeld met betrekking tot afspelen — de weergave van foto's en films — en maakt u kennis met menu-instellingen op het tabblad Instellingen voor afspelen ([x]). Normale weergave of selectie op deze camera is misschien niet mogelijk voor opnamen die op andere camera's zijn vastgelegd, of voor opnamen van deze camera die op een computer zijn bewerkt of hernoemd.
Pagina 254
Tabbladmenu's: instellingen voor afspelen Instellingen voor afspelen 1 = 272 = 275 = 276 = 277 = 284 = 288 Instellingen voor afspelen 2 = 291 = 294 = 296 = 297 = 300 = 302 Instellingen voor afspelen 3 = 303 = 306 = 308...
Pagina 255
Tabbladmenu's: instellingen voor afspelen Instellingen voor afspelen 4 = 312 = 314 = 315...
Pagina 256
Beelden afspelen Eén beeld weergeven Speel het beeld af. Druk op de knop <x>. Selecteer een beeld. Druk om nieuwere beelden weer te geven op de knop < Z > en om oudere beelden weer te geven op de knop < Y >. Telkens als u op de knop <...
Pagina 257
Beelden afspelen Weergave met opname-informatie Terwijl het opname-informatiescherm wordt weergegeven, kunt u op de knop < B > drukken om de weergegeven informatie te veranderen. U kunt ook aanpassen welke informatie wordt weergegeven, in [x: Weergave- informatiescherm] ( = 312).
Pagina 258
Beelden afspelen Touch-weergave De camera beschikt over een touchscreen dat u kunt aanraken om het afspelen te bedienen. Ondersteunde aanraakhandelingen zijn vergelijkbaar met de handelingen die u gebruikt voor smartphones en dergelijke apparaten. Druk eerst op de knop <x> om de aanraakweergave voor te bereiden. Door opnamen navigeren Sprongweergave Indexweergave...
Pagina 259
Vergrote beeldweergave U kunt uw vastgelegde beelden vergroten. Vergroot het beeld. Draai tijdens het afspelen van beelden het instelwiel <6> rechtsom. In de vergrote weergave wordt de positie van het vergrotingsgebied (1) rechtsonder in het scherm weergegeven. ( 1 ) Verschuif de opname.
Pagina 260
Indexweergave (Meerdere opnamen weergeven) Schakel over naar de indexweergave. Draai tijdens het afspelen van beelden het instelwiel <6> linksom. De 4-beeldindexweergave verschijnt. De geselecteerde opname wordt gemarkeerd met een oranje kader. Door het instelwiel <6> verder linksom te draaien, verandert de weergave naar 9, 36 en 100 beelden.
Pagina 261
Film afspelen Speel het beeld af. Druk op de knop <x>. Selecteer een film. Gebruik de pijltjestoetsen < Y > < Z > om de film te selecteren die u wilt afspelen. Bij de weergave van één beeld geeft het pictogram [s1] dat linksboven wordt weergegeven, aan dat het een film is.
Pagina 262
Film afspelen Afspeelpaneel voor films Optie Afspeelopties Door op < 0 > te drukken, kunt u afspelen of het afspelen 7 Afspelen stoppen. Wijzig de vertragingssnelheid met behulp van de 8 Vertraagd pijltjestoetsen < Y > en < Z >. De vertraagde snelheid wordt rechtsboven in het scherm aangegeven.
Pagina 263
Film afspelen Afspeelpaneel voor films (videosnapshotalbums en digest-films) Optie Afspeelopties Door op < 0 > te drukken, kunt u afspelen of het afspelen 7 Afspelen stoppen. Wijzig de vertragingssnelheid met behulp van de 8 Vertraagd pijltjestoetsen < Y > en < Z >. De vertraagde snelheid wordt rechtsboven in het scherm aangegeven.
Pagina 264
De eerste en laatste scènes uit een film snijden U kunt de eerste en laatste beelden van een film wegknippen in tussenstappen van circa 1 seconde. Onderbreek het afspelen van de film. Het afspeelpaneel voor films verschijnt. Selecteer op het afspeelpaneel voor films [X].
Pagina 265
De eerste en laatste scènes uit een film snijden Sla het beeld op. Selecteer [W] (1). Het scherm Opslaan wordt weergegeven. Wilt u het resultaat opslaan als een nieuwe film, selecteer dan [Nieuw bestand]. Wilt u bij het opslaan het oorspronkelijke filmbestand overschrijven, selecteer dan [Overschrijven].
Pagina 266
Beeld extraheren Bij 4K-films of 4K-time-lapsefilms kunt u afzonderlijke beelden opslaan als JPEG-foto's ter grootte van circa 8,3 megapixel (3840×2160). Deze functie heet “Beeld opslaan als foto (4K-beeld vastleggen)”. Speel het beeld af. Druk op de knop < 3 >. Selecteer een 4K-film.
Pagina 267
Beeld extraheren Sla het beeld op. Selecteer [OK] om het huidige frame op te slaan als een JPEG-foto. Selecteer het weer te geven beeld. Controleer de bestemmingsmap en het nummer van het bestand. Selecteer [Originele film bekijken] of [Overgenomen foto bekijken]. Beelden opslaan als een foto werkt niet met Full HD-films, Full HD-time- lapsefilms, HD-films of met 4K-films of 4K-time-lapsefilms die met een andere camera zijn gemaakt.
Pagina 268
Digest-films bewerken Afzonderlijke hoofdstukken (clips) die zijn opgenomen in de modus < D >, kunnen worden gewist. Wees voorzichtig bij het wissen van clips, want ze kunnen niet worden hersteld. Speel het beeld af. Druk op de knop <x>. Selecteer een digest-film. Gebruik de pijltjestoetsen <...
Pagina 269
Digest-films bewerken Selecteer [L]. Selecteer [OK]. De clip wordt gewist en de digest-film wordt overschreven. Videosnapshotalbums kunnen ook worden bewerkt. Albums die zijn gemaakt met [x: Album maken] kunnen niet worden bewerkt. Voor overige instructies voor hoe u het afspeelpaneel voor films gebruikt voor digest-films, zie “Afspeelpaneel voor films (videosnapshotalbums en digest- films)”...
Pagina 270
Afspelen op een tv U kunt uw foto's en films op een tv bekijken door de camera op een tv aan te sluiten met een HDMI-kabel (maximaal 2,5 meter met een type D-aansluiting aan het uiteinde voor de camera). Als het beeld niet op het tv-scherm wordt weergegeven, controleert u of [ 5 : Videosysteem] correct is ingesteld op [Voor NTSC] of [Voor PAL] (afhankelijk van het videosysteem van uw televisie).
Pagina 271
Afspelen op een tv Pas het geluidsvolume van de tv aan. Het geluidsvolume kan niet met de camera worden aangepast. Schakel, voordat u de kabel tussen de camera en de tv aansluit of verwijdert, de camera en de tv uit. Op bepaalde tv-toestellen worden de weergegeven opnamen mogelijk afgesneden.
Pagina 272
Beelden beveiligen U kunt belangrijke opnamen beveiligen om te voorkomen dat ze gewist worden. Een afzonderlijke opname beveiligen Selecteer [3: Beveilig beelden]. Selecteer [Selecteer beelden]. Selecteer een beeld. Gebruik de pijltjestoetsen < Y > < Z > om de opname te selecteren die u wilt beveiligen.
Pagina 273
Beelden beveiligen Het bereik van te beveiligen beelden opgeven Terwijl u de opnamen in de indexweergave bekijkt, kunt u de eerste en de laatste opname voor een bereik opgeven om alle opgegeven opnamen tegelijk te beveiligen. Selecteer [Selecteer reeks]. Selecteer [Selecteer reeks] in [ 3 : Beveilig beelden].
Pagina 274
Beelden beveiligen Alle opnamen in een map of op een kaart beveiligen U kunt alle opnamen in een map of op een geheugenkaart tegelijk beveiligen. Wanneer u [Alle beelden in map] of [Alle beelden op kaart] in [ 3 : Beveilig beelden] selecteert, worden alle beelden in de map of op de kaart beveiligd.
Pagina 275
Foto's draaien U kunt deze functie gebruiken om de weergegeven opname in de gewenste positie te draaien. Selecteer [3: Foto's roteren]. Selecteer een beeld. Gebruik de toetsen < Y > < Z > om het beeld te selecteren dat u wilt draaien. Draai het beeld.
Pagina 276
Informatie over de richting van een film wijzigen U kunt informatie over de richting van een film handmatig wijzigen (die bepaalt welke kant boven is). [x: Movierotatiegeg. wijzigen] Selecteer een film. Gebruik de pijltjestoetsen < Y > < Z > om een film te selecteren met richtingsinformatie die u wilt wijzigen.
Pagina 277
Beelden wissen U kunt overbodige opnamen één voor één of als groep selecteren en wissen. Beveiligde beelden ( = 272) worden niet gewist. Als een opname eenmaal is gewist, kan deze niet meer worden teruggehaald. Wis een opname pas als u zeker weet dat u deze niet meer nodig hebt.
Pagina 278
Beelden wissen Opnamen selecteren [ X ] die in een batch moeten worden gewist Door vinkjes toe te voegen aan de te wissen opnamen, kunt u al die opnamen in één keer wissen. Selecteer [3: Wis beelden]. Selecteer [Selecteer en wis beelden].
Pagina 279
Beelden wissen Het bereik opgeven van de te wissen opnamen Terwijl u de opnamen in de indexweergave bekijkt, kunt u de eerste en de laatste opname voor een bereik opgeven om alle opgegeven opnamen tegelijk te wissen. Selecteer [Selecteer reeks]. Selecteer [Selecteer reeks] in [ 3 : Wis beelden].
Pagina 280
Beelden wissen Alle opnamen in een map of op een kaart wissen U kunt alle opnamen in een map of op een geheugenkaart tegelijk wissen. Als [ 3 : Wis beelden] is ingesteld op [Alle beelden in map] of [Alle beelden op kaart], worden alle opnamen in de map of op de kaart gewist.
Pagina 281
Printen voorbereiden Alle bewerkingen voor rechtstreeks printen worden op de camera uitgevoerd, terwijl u naar schermen voor camerabewerkingen bekijkt. Camera en printer verbinden Bereid de printer voor. Raadpleeg de instructiehandleiding van de printer voor meer informatie. Sluit de camera op de printer aan met een interfacekabel (apart verkrijgbaar).
Pagina 282
Printen voorbereiden Zet de camera aan. Sommige printers laten mogelijk een piepgeluid horen. Het beeld wordt weergegeven, samen met een printerverbindingspictogram linksboven in het scherm. Controleer van tevoren of de printer een PictBridge-compatibele aansluiting heeft. U kunt films niet afdrukken. Printers die alleen compatibel zijn met “CP Direct”...
Pagina 283
Beelden printen De schermweergave en instellingsopties verschillen per printer. Sommige instellingen zijn mogelijk niet beschikbaar. Raadpleeg de instructiehandleiding van de printer voor meer informatie. Selecteer de opname die u wilt afdrukken. Bevestig dat linksboven in het scherm een pictogram wordt weergegeven. Druk op de pijltjestoetsen <...
Pagina 284
Printopties opgeven Met DPOF (Digital Print Order Format) kunt u beelden die op de kaart staan, printen volgens uw printinstructies, zoals de beeldselectie, het aantal exemplaren, enzovoort. U kunt meerdere beelden in één batch printen of printopties maken voor een foto-ontwikkelaar. U kunt het afdruktype instellen en instellen of de datum en het bestands- nummer moeten worden afgedrukt, enzovoort.
Pagina 285
Printopties opgeven Verlaat de instelling. Druk op de knop <M>. Selecteer vervolgens [Sel.beeld] of [Meerdere] om de af te drukken beelden te selecteren. Als u een afbeelding met een groot formaat afdrukt met behulp van de instelling [Index] of [Beide] ( = 284), wordt bij bepaalde printers de index mogelijk niet afgedrukt.
Pagina 286
Printopties opgeven Opnamen selecteren voor afdrukken Opnamen selecteren Selecteer en specificeer de beelden een voor een. Druk op de knop <M> om de printopdracht op de kaart op te slaan. Standaard/beide Druk op < 0 > om een kopie van de weergegeven opname af te drukken.
Pagina 287
Printopties opgeven Alle beelden in een map Selecteer [Markeer alles in de map] en selecteer de map. Er worden printopties voor één afdruk van alle opnamen in de map opgegeven. Als u [Verwijder alles in de map] selecteert en de map selecteert, worden de printopties voor alle opnamen in die map geannuleerd.
Pagina 288
Fotoboek instellen U kunt aangeven welke opnamen (maximaal 998) u wilt hebben afgedrukt in een fotoboek. Als u EOS Utility (EOS-software) gebruikt om opnamen te importeren op een computer, worden de geselecteerde opnamen voor een fotoboek naar een speciale map gekopieerd. Deze functie is handig als u online fotoboeken wilt bestellen.
Pagina 289
Fotoboek instellen Het beeldbereik voor een fotoboek opgeven Terwijl u de opnamen in de indexweergave bekijkt, kunt u het bereik (beginpunt tot eindpunt) opgeven voor foto's voor een fotoboek. Selecteer [Meerdere]. Selecteer onder [ 3 : Fotoboek instellen] de optie [Meerdere]. Selecteer [Selecteer reeks].
Pagina 290
Fotoboek instellen Alle opnamen in een map of op een kaart opgeven U kunt alle opnamen in een map of op een geheugenkaart tegelijk opgeven voor een fotoboek. Onder [x: Fotoboek instellen] kunt u [Meerdere] instellen op [Alle beelden in map] of [Alle beelden op kaart] om alle beelden in de map of op de kaart op te geven voor een fotoboek.
Pagina 291
Creatieve filters U kunt de volgende filterverwerking toepassen op een beeld en het beeld opslaan als afzonderlijk bestand: Korrelig zwart-wit, Softfocus, Fisheye- effect, Effect kunst opvallend, Aquareleffect, Speelgoedcamera-effect en Miniatuureffect. Selecteer [3: Creatieve filters]. Selecteer een beeld. Gebruik de toetsen < Y > en < Z > om beelden te selecteren en druk vervolgens op <...
Pagina 292
Creatieve filters Sla het beeld op. Selecteer [OK]. Controleer de bestemmingsmap en het beeldbestandsnummer die worden weergegeven en selecteer [OK]. Wilt u filterverwerking toepassen op andere beelden, herhaal dan stap 2–5. Bij beelden worden zijn vastgelegd in RAW+JPEG-opname, wordt filterverwerking toegepast op het RAW-beeld en wordt het resultaat opgeslagen als een JPEG.
Pagina 293
Creatieve filters J Effect kunst opvallend Laat de foto eruitzien als een olieverfschilderij en maakt het onderwerp driedimensionaler. Door het effect aan te passen, kunt u het contrast en de verzadiging wijzigen. Houd er rekening mee dat onderwerpen zoals de lucht of witte muren mogelijk niet vloeiend, maar onregelmatig of met aanzienlijke beeldruis worden weergegeven.
Pagina 294
Creatieve hulp U kunt RAW-opnamen verwerken door uw voorkeurseffecten toe te passen en deze op te slaan als JPEG-bestanden. Selecteer [3: Creatieve hulp]. Selecteer een beeld. Gebruik de toetsen < Y > en < Z > om te verwerken opnamen te selecteren en druk vervolgens op <...
Pagina 295
Creatieve hulp U kunt effecten zoals [Helderheid] of [Contrast] aanpassen door op < 0 > te drukken en vervolgens de toetsen < Y > < Z > te gebruiken. Druk op < 0 > wanneer de aanpassing is voltooid. Tik op [Reset] om het effect te resetten. Tik op [Opslaan] rechtsboven in het scherm om het effect te bevestigen.
Pagina 296
Rode ogen corrigeren Hiermee corrigeert u delen van beelden met rode ogen door de flitser. Selecteer [3: Rode-Ogen Corr.]. Selecteer een beeld met <Y> <Z>. Nadat u een beeld hebt geselecteerd, tikt u op [E] of drukt u op < 0 >. Er worden witte kaders weergegeven rond de gecorrigeerde beeldgebieden.
Pagina 297
Album maken U kunt de videosnapshots in een album opnieuw ordenen, verwijderen of afspelen. Selecteer [3: Album maken]. Selecteer een album om te bewerken. Druk op < 0 > om een vinkje toe te voegen [ X ]. Druk op de knop <M> na de selectie.
Pagina 298
Album maken Optie Beschrijving Gebruik de pijltjestoetsen < Y > en < Z > om een videosnapshot die u wilt verplaatsen, te selecteren en druk vervolgens op T Videosnapshots opnieuw ordenen < 0 >. Gebruik de pijltjestoetsen < Y > en < Z > om de selectie te verplaatsen en druk vervolgens op <...
Pagina 299
Album maken Achtergrondmuziek selecteren Albums en diavoorstellingen kunnen met achtergrondmuziek worden afgespeeld zodra u de muziek naar de kaart kopieert met behulp van EOS Utility (EOS-software). Selecteer [Achtergrondmuziek]. Stel [Achtergrondmuziek] in op [Aan]. Selecteer de achtergrondmuziek. Gebruik de pijltjestoetsen < W > <...
Pagina 300
Bijsnijden U kunt een JPEG-opname bijsnijden en deze opslaan als een andere opname. Het is alleen bij JPEG-opnamen mogelijk om een opname bij te snijden. Beelden die als RAW-opnamen zijn vastgelegd, kunnen niet worden bijgesneden. Selecteer [x: Trimmen]. Selecteer een beeld. Gebruik de toetsen <...
Pagina 301
Bijsnijden De kanteling corrigeren U kunt de kanteling van het beeld corrigeren met ± 10°. Draai aan het instelwiel <6> om [ c ] te selecteren en druk vervolgens op < 0 >. Terwijl u de kanteling controleert aan de hand van het raster, draait u aan het instelwiel <6>...
Pagina 302
Formaat wijzigen U kunt het formaat van een JPEG-beeld wijzigen om het aantal pixels te reduceren en u kunt de opname vervolgens als nieuw bestand opslaan. Het is alleen bij JPEG 3 , 4 en a beelden mogelijk om het formaat te wijzigen. Het formaat van JPEG b- en RAW-beelden kan niet worden gewijzigd.
Pagina 303
Classificatie U kunt beelden beoordelen op een schaal van 1 tot 5 (l/m/n/o/p). Deze functie heet classificatie. * U kunt beelden eenvoudiger ordenen door ze te beoordelen. Eén opname classificeren Selecteer [3: Classificatie]. Selecteer [Selecteer beelden]. Selecteer de opname die u wilt classificeren.
Pagina 304
Classificatie Classificeren door het bereik op te geven Terwijl u de opnamen in de indexweergave bekijkt, kunt u de eerste en de laatste opname voor een bereik opgeven om alle opgegeven opnamen tegelijk te beoordelen. Selecteer [Selecteer reeks]. Selecteer [Selecteer reeks] in [ 3 : Classificatie].
Pagina 305
Classificatie Alle beelden in een map of op een kaart classificeren U kunt alle beelden in een map of op een geheugenkaart tegelijk classificeren. Wanneer u onder [ 3 : Classificatie] de optie [Alle beelden in map] of [Alle beelden op kaart] selecteert, worden alle opnamen in de map of op de kaart beoordeeld.
Pagina 306
Diavoorstellingen U kunt de opnamen op de kaart weergeven als een automatische diavoorstelling. Geef de opnamen op die u wilt afspelen. Als u alle opnamen op de kaart wilt afspelen, gaat u naar stap 2. Als u wilt opgeven welke beelden in de diavoorstelling moeten worden weergeven, filtert u de beelden met [ 3 : Beeldzoekvoork.
Pagina 307
Diavoorstellingen Weergaveduur Herhalen Overgangseffect Achtergrondmuziek Start de diavoorstelling. Selecteer [Start]. Nadat de tekst [Laden van beeld...] is weergegeven, begint de diavoorstelling. Beëindig de diavoorstelling. Als u de diavoorstelling wilt afsluiten en wilt terugkeren naar het instellingenscherm, drukt u op de knop <M>. Als u de diavoorstelling wilt pauzeren, drukt u op <...
Pagina 308
Beeldzoekvoorkeuren instellen U kunt de beeldweergave aan de hand van zoekcriteria filteren. Nadat u de voorkeuren voor beelden zoeken hebt ingesteld, kunt u alleen de gevonden beelden afspelen en weergeven. U kunt beelden tevens beschermen, beoordelen, in een diavoorstelling weergeven, wissen en andere bewerkingen uitvoeren. Selecteer [3: Beeldzoekvoork.
Pagina 309
Beeldzoekvoorkeuren instellen Pas de zoekvoorkeuren toe. Druk op de <M> knop en lees het bericht dat wordt weergegeven. Selecteer [OK]. Het zoekcriterium wordt opgegeven. Geef de gevonden beelden weer. Druk op de knop < 3 >. Alleen de beelden die overeenkomen met de ingestelde voorkeuren (gefilterd) worden afgespeeld.
Pagina 310
Van beeld naar beeld springen door over het scherm te vegen In de weergave van één beeld kunt u met twee vingers naar links of rechts vegen om snel vooruit of achteruit door beelden te bladeren volgens de ingestelde sprongmethode. Selecteer [x: Spring met i].
Pagina 311
Van beeld naar beeld springen door over het scherm te vegen Navigeer door te springen. Druk op de knop <x>. Veeg in de weergave van één beeld met twee vingers naar links of rechts. U kunt met de ingestelde methode bladeren.
Pagina 312
Weergave met afspeelinformatie U kunt scherm en de bijbehorende informatie opgeven die tijdens het afspelen van beelden worden getoond. Selecteer [3: Weergave- informatiescherm]. Plaats een vinkje [X] naast het aantal weer te geven schermen. Gebruik de pijltjestoetsen < W > < X > om een aantal te selecteren.
Pagina 313
Weergave met afspeelinformatie [Helderheid]-weergave Dit histogram toont in grafiekvorm de verdeling Voorbeeldhisto- van het helderheidsniveau van de opname. De grammen horizontale as geeft het helderheidsniveau aan (donkerder aan de linkerkant en helderder aan de rechterkant) en de verticale as geeft aan hoeveel pixels er voor ieder helderheidsniveau bestaan.
Pagina 314
AF-puntweergave U kunt de AF-punten weergeven die u hebt gebruikt om scherp te stellen. Deze worden op het afspeelscherm weergegeven met rode contouren. Als automatische AF-puntselectie is ingesteld, worden er mogelijk meerdere AF-punten weergegeven. Selecteer [3: AF-punt weerg.]. Selecteer [Inschak.].
Pagina 315
Vanaf laatst gezien U kunt opgeven welk beeld het eerste wordt weergegeven als u het afspelen van beelden start. Selecteer [3: Vanaf laatst gez.]. Selecteer een item. [Inschak.]: het afspelen wordt hervat vanaf het laatst weergegeven beeld (behalve wanneer u net bent gestopt met het maken van opnamen).
Pagina 317
Let op: Canon is niet aansprakelijk voor eventueel verlies of schade als gevolg van onjuiste draadloze communicatie- instellingen bij gebruik van de camera. Daarnaast is Canon niet aansprakelijk voor eventueel ander verlies of schade als gevolg van het gebruik van de camera.
Pagina 318
Tabbladmenu's: Draadloze instellingen Draadloze instellingen 1 = 319 = 401 = 393 = 394 = 395 = 396 Draadloze instellingen 2 = 402 Draadloze communicatie is niet beschikbaar terwijl de camera via een interfacekabel op een computer of een ander apparaat aangesloten is. Andere apparaten, zoals computers, kunnen niet worden gebruikt met de camera door ze met een interfacekabel aan te sluiten terwijl de camera via Wi-Fi met apparaten is verbonden.
Pagina 319
Selectie van Wi-Fi-/Bluetooth-verbinding Selecteer [k: Wi-Fi-/Bluetooth- verbinding]. Selecteer een item waarmee de camera verbinding moet maken. q Verbinden met smartphone ( = 321) Bedien de camera op afstand en blader door beelden op de camera via een Wi-Fi-verbinding met behulp van de speciale app Camera Connect op smartphones en tablets (waarnaar in deze handleiding gezamenlijk wordt verwezen als “smartphones”).
Pagina 320
Selectie van Wi-Fi-/Bluetooth-verbinding R Uploaden naar webservice ( = 367) Deel beelden met vrienden of familie op sociale media of op CANON iMAGE GATEWAY, de online fotodienst voor klanten van Canon. U kunt zich gratis registreren voor deze dienst. K Verbinden met draadloze afstandsbediening ( = 387)
Pagina 321
Verbinden met een smartphone Door de camera te koppelen met een smartphone die BLE-technologie (Bluetooth Low Energy) ondersteunt (hierna “Bluetooth” genoemd) kunt u het volgende doen: Een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen door alleen de smartphone te gebruiken ( = 323). Een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen met de camera ook als deze is uitgeschakeld ( = 328) Beelden van geotags voorzien met GPS-informatie die is verkregen door...
Pagina 322
Verbinden met een smartphone Camera Connect installeren op een smartphone De speciale app Camera Connect (gratis) moet zijn geïnstalleerd op de smartphone waarop Android of iOS is geïnstalleerd. Gebruik de nieuwste versie van het besturingssysteem van de smartphone. Camera Connect kan worden geïnstalleerd via Google Play of de App Store.
Pagina 323
Verbinden met een smartphone Via Wi-Fi verbinding maken met een smartphone die Bluetooth ondersteunt Stappen op de camera (1) Selecteer [k: Wi-Fi-/Bluetooth- verbinding]. Selecteer [qVerbinden met smartphone]. Selecteer [Voeg apparaat v. verbinding toe]. Selecteer een item. Als Camera Connect al is geïnstalleerd, selecteer dan [Niet weergeven].
Pagina 324
Verbinden met een smartphone Selecteer [Koppelen via Bluetooth]. De apparaten worden nu aan elkaar gekoppeld. Wilt u een andere smartphone koppelen nadat u eerder al een smartphone hebt gekoppeld, selecteer dan [OK] in het scherm links. Stappen op de smartphone (1) Open Camera Connect.
Pagina 325
Verbinden met een smartphone Stappen op de camera (2) Selecteer [OK]. Druk op <0>. Het koppelen is nu voltooid en de camera is via Bluetooth verbonden met de smartphone. Op het Camera Connect-hoofdscherm wordt een Bluetooth-pictogram weergegeven. De camera kan niet via Bluetooth met twee of meer smartphones tegelijkertijd worden verbonden.
Pagina 326
Verbinden met een smartphone Stappen op de smartphone (2) Tik op een functie van Camera Connect. Selecteer in iOS de optie [Join/Koppel] als u wordt gevraagd de verbinding met de camera te bevestigen. Zie = 327 voor de Camera Connect- functies.
Pagina 327
Verbinden met een smartphone Het scherm [qWi-Fi aan] Verbreken, afsluiten Verbreekt de Wi-Fi-verbinding. Bevestig instellingen U kunt de instellingen controleren. Foutdetails Als een Wi-Fi-verbindingsfout optreedt, kunt u de details van de fout controleren. Functies van Camera Connect Beelden op camera Beelden kunnen worden doorgebladerd, verwijderd of beoordeeld.
Pagina 328
Verbinden met een smartphone Een Wi-Fi-verbinding in stand houden als de camera is uitgeschakeld Als de camera via Bluetooth met een smartphone gekoppeld is, kunt u de zelfs als de camera uitgeschakeld is de smartphone gebruiken om verbinding te maken via Wi-Fi. Zelfs als de camera uitgeschakeld is, kunt u in het menu van Camera Connect op [Images on camera/Beelden op...
Pagina 329
Verbinden met een smartphone Het koppelen annuleren U kunt als volgt de koppeling met een smartphone annuleren. Selecteer [k: Wi-Fi-/Bluetooth- verbinding]. Selecteer [qVerbinden met smartphone]. Als de geschiedenis ( = 390) wordt weergegeven, wisselt u het scherm met de pijltjestoetsen < Y > < Z >. Selecteer [Apparaat bewerken/ verwijderen].
Pagina 330
Verbinden met een smartphone Selecteer [OK]. Wis de camera-informatie op de smartphone. Wis in het Bluetooth-instellingenmenu van de smartphone de camera- informatie die op de smartphone is geregistreerd.
Pagina 331
Verbinden met een smartphone Wi-Fi--verbinding zonder Bluetooth te gebruiken Stappen op de camera (1) Selecteer [k: Wi-Fi-/Bluetooth- verbinding]. Selecteer [qVerbinden met smartphone]. Als de geschiedenis ( = 390) wordt weergegeven, wisselt u het scherm met de pijltjestoetsen < Y > < Z >. Selecteer [Voeg apparaat v.
Pagina 332
Verbinden met een smartphone Selecteer [Verbinden via Wi-Fi]. Controleer de SSID (netwerknaam) en het wachtwoord. Controleer de SSID (1) en het wachtwoord (2) die op de camera worden weergegeven. Als u in [Instellingen Wi-Fi] de optie [Wachtwoord] op [Geen] instelt, wordt het wachtwoord niet weergegeven of gevraagd ( = 393).
Pagina 333
Verbinden met een smartphone Stappen op de smartphone Scherm van smartphone Bedien de smartphone om een Wi-Fi-verbinding tot stand te (voorbeeld) brengen. Activeer de Wi-Fi-functie op de smartphone en tik vervolgens op de SSID (netwerknaam) die u bij stap 6 hebt gecontroleerd.
Pagina 334
Verbinden met een smartphone Het hoofdvenster van Camera Connect wordt weergegeven op de smartphone. De Wi-Fi-verbinding met een smartphone is nu voltooid. Bedien de camera met Camera Connect ( = 327). Zie “Wi-Fi-verbindingen verbreken” ( = 344) voor het verbreken van de Wi-Fi-verbinding.
Pagina 335
Verbinden met een smartphone Automatische beeldoverdracht terwijl u opnamen maakt Uw opnamen kunnen automatisch naar een smartphone worden verzonden. Voordat u deze stappen doorloopt, dient u ervoor te zorgen dat de camera en de smartphone met elkaar verbonden zijn via Wi-Fi. Selecteer [k: Instellingen Wi-Fi].
Pagina 336
Verbinden met een smartphone Beelden naar een smartphone vanaf de camera verzenden U kunt de camera gebruiken om beelden naar een smartphone te versturen die is gekoppeld via Bluetooth (alleen Android-apparaten) of via Wi-Fi. Speel het beeld af. Druk op de knop <Q>. Selecteer [qBld.
Pagina 337
Verbinden met een smartphone (1) Afzonderlijke beelden verzenden Selecteer een beeld dat u wilt verzenden. Gebruik de toetsen < Y > en < Z > om te verzenden beelden te selecteren en druk vervolgens op < 0 >. U kunt het instelwiel <6> linksom draaien als u beelden uit de indexweergave wilt selecteren.
Pagina 338
Verbinden met een smartphone Selecteer de opnamen die u wilt verzenden. Gebruik de toetsen < Y > en < Z > om te verzenden beelden te selecteren en druk vervolgens op < 0 >. U kunt het instelwiel <6> linksom draaien als u beelden uit de indexweergave wilt selecteren.
Pagina 339
Verbinden met een smartphone (3) Een opgegeven bereik aan beelden verzenden Druk op <0>. Selecteer [Reeks verzend.]. Geef het bereik van de beelden op. Selecteer het eerste beeld (beginpunt). Selecteer het laatste beeld (eindpunt). Herhaal deze stap om de selectie op te heffen.
Pagina 340
Verbinden met een smartphone Selecteer [Te verz. formaat]. Selecteer op het getoonde scherm een beeldformaat. Bij het verzenden van films selecteert u de beeldkwaliteit in [Te verz. kwalit.]. Selecteer [Verzend.].
Pagina 341
Verbinden met een smartphone (4) Alle beelden op de kaart verzenden Druk op <0>. Selecteer [Alle op krt vrz.]. Selecteer [Te verz. formaat]. Selecteer op het getoonde scherm een beeldformaat. Bij het verzenden van films selecteert u de beeldkwaliteit in [Te verz. kwalit.]. Selecteer [Verzend.].
Pagina 342
Verbinden met een smartphone (5) Beelden verzenden die aan de zoekcriteria voldoen Verzend alle beelden tegelijk die aan de zoekcriteria voldoen zoals ingesteld in [Beeldzoekvoork. instellen]. Voor [Beeldzoekvoork. instellen] raadpleegt u “Beeldzoekvoorkeuren instellen” ( = 308). Druk op <0>. Selecteer [Alle gev. vrz.]. Selecteer [Te verz.
Pagina 343
Verbinden met een smartphone Beeldoverdracht beëindigen Opnamen overbrengen van de camera indien gekoppeld via Bluetooth (Android) Druk op de knop <M> op het scherm voor beeldoverdracht. Selecteer [OK] op het scherm links om de beeldoverdracht te beëindigen en de Wi-Fi-verbinding verbreken. Beelden van de camera via een Wi-Fi-verbinding verzenden Druk op de knop <M>...
Pagina 344
Verbinden met een smartphone Tijdens de beeldoverdracht kan geen opname worden gemaakt, ook al drukt u de ontspanknop helemaal in. Als u de beeldoverdracht wilt annuleren, selecteert u tijdens de overdracht [Annuleer]. U kunt maximaal 999 bestanden tegelijk selecteren. Het is raadzaam om gedurende een Wi-Fi-verbinding de energiebesparingsfunctie van de smartphone uit te schakelen.
Pagina 345
Verbinden met een smartphone Instellingen die zorgen dat beelden kunnen worden bekeken op smartphones Na het verbreken van de Wi-Fi-verbinding kunt u beelden opgeven. Selecteer [k: Wi-Fi-/Bluetooth- verbinding]. Selecteer [qVerbinden met smartphone]. Als de geschiedenis ( = 390) wordt weergegeven, wisselt u het scherm met de pijltjestoetsen <...
Pagina 346
Verbinden met een smartphone Selecteer [Weerg. beelden]. Selecteer een item. Selecteer [OK] om het instelscherm te openen. [Alle beelden] Alle opnamen op de geheugenkaart kunnen worden weergegeven. [Beelden v. afgelopen dagen] Geef op basis van de datum aan welke beelden kunnen worden bekeken. Dit kan tot negen dagen terug.
Pagina 347
Verbinden met een smartphone [Selecteer op classificatie] Specificeer welke beelden kunnen worden bekeken op basis van de (al dan niet) toegekende classificatie of het type classificatie. Nadat u het type classificatie hebt geselecteerd, worden de beelden die kunnen worden bekeken ingesteld. [Bestandsnummerreeks] (Reeks selecteren) Selecteer het eerste en laatste beeld dat kan worden bekeken van de reeks...
Pagina 348
Verbinden met een smartphone Als de Wi-Fi-verbinding wordt verbroken terwijl u op afstand een film opneemt, gebeurt het volgende. y Opnamemodusschakelaar ingesteld op <k>: filmopname gaat door. Als een Wi-Fi-verbinding met een smartphone tot stand is gebracht, zijn bepaalde functies niet beschikbaar. Bij opnamen op afstand wordt de AF-snelheid mogelijk minder.
Pagina 349
Verbinden met een computer via Wi-Fi In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de camera via Wi-Fi met een computer verbindt en hoe u de camera bedient met EOS-software of andere speciale software. Installeer de laatste versie van software op de computer voordat u een Wi-Fi-verbinding configureert.
Pagina 350
Verbinden met een computer via Wi-Fi Controleer de SSID (netwerknaam) en het wachtwoord. Controleer de SSID (1) en het wachtwoord (2) die op de camera worden weergegeven. Als u in [Instellingen Wi-Fi] de optie [Wachtwoord] op [Geen] instelt, wordt het wachtwoord niet weergegeven of gevraagd.
Pagina 351
Verbinden met een computer via Wi-Fi Stappen op de camera (2) Selecteer [OK]. Het volgende bericht wordt weergegeven. “******” staat voor de laatste zes cijfers van het MAC-adres van de camera waarmee u verbinding maakt. Stappen op de computer (2) Start EOS Utility.
Pagina 352
Verbinden met een computer via Wi-Fi Stappen op de camera (3) Breng een Wi-Fi-verbinding tot stand. Selecteer [OK]. Het scherm [ D Wi-Fi aan] Verbreken, afsluiten Verbreekt de Wi-Fi-verbinding. Bevestig instellingen U kunt de instellingen controleren. Foutdetails Als een Wi-Fi-verbindingsfout optreedt, kunt u de details van de fout controleren.
Pagina 353
Verbinden met een computer via Wi-Fi Als de Wi-Fi-verbinding wordt verbroken terwijl u op afstand een film opneemt, gebeurt het volgende. y Opnamemodusschakelaar ingesteld op <k>: filmopname gaat door. y Opnamemodusschakelaar niet ingesteld op <k>: filmopname stopt. Opnamehandelingen met de camera zijn niet mogelijk nadat u EOS Utility hebt gebruikt om van de fotomodus over te schakelen naar de filmmodus.
Pagina 354
Verbinden met een computer via Wi-Fi Beelden op de camera automatisch verzenden Met de speciale software Image Transfer Utility 2 kunt u beelden van de camera automatisch naar een computer verzenden. Stappen op de computer (1) Maak verbinding met de computer en een toegangspunt en start Image Transfer Utility 2.
Pagina 355
Verbinden met een computer via Wi-Fi Selecteer [OK]. Maak verbinding via Wi-Fi een toegangspunt. Breng een Wi-Fi-verbinding tot stand tussen de camera en het toegangspunt waarmee de computer is verbonden. Zie “Wi-Fi-verbinding via toegangspunten” ( = 382) voor verbindingsinstructies. Selecteer de computer waarmee de camera moet worden gekoppeld.
Pagina 356
Verbinden met een computer via Wi-Fi Stappen op de camera (2) Selecteer [Blden aut. n. computer verz.]. Selecteer [k: Instellingen Wi-Fi]. Selecteer [Blden aut. n. computer verz.]. Selecteer [Beeldverzendingsopties]. Selecteer de opnamen die u wilt verzenden. Als u [Gesel. blden] in [Verzendbereik] selecteert, geef dan de te verzenden beelden op het scherm [Selecteer te verzenden beelden] op.
Pagina 357
Verbinden met een printer via Wi-Fi In dit gedeelte wordt beschreven hoe u beelden kunt printen door de camera via Wi-Fi rechtstreeks met een printer te verbinden die PictBridge (draadloos LAN) ondersteunt. Raadpleeg de gebruikershandleiding van de printer voor de bedieningsinstructies voor de printer. Selecteer [k: Wi-Fi-/Bluetooth- verbinding].
Pagina 358
Verbinden met een printer via Wi-Fi Controleer de SSID (netwerknaam) en het wachtwoord. Controleer de SSID (1) en het wachtwoord (2) die op de camera worden weergegeven. Als u in [Instellingen Wi-Fi] de optie [Wachtwoord] op [Geen] instelt, wordt het wachtwoord niet weergegeven of gevraagd ( = 393).
Pagina 359
Verbinden met een printer via Wi-Fi Beelden printen Afzonderlijke beelden printen Selecteer de opname die u wilt afdrukken. Gebruik de toetsen < Y > en < Z > om te printen beelden te selecteren en druk vervolgens op < 0 >. U kunt het instelwiel <6>...
Pagina 360
Verbinden met een printer via Wi-Fi Printen volgens opgegeven beeldopties Druk op <0>. Selecteer [Printopties]. Stel de gewenste printopties in. Zie “Printopties opgeven” ( = 284) voor de instelprocedure voor afdrukinstellingen. Als de printopties zijn voltooid voordat u een Wi-Fi-verbinding tot stand hebt gebracht, gaat u naar stap 4.
Pagina 361
Verbinden met een printer via Wi-Fi Print het beeld. Als [OK] wordt geselecteerd, start het afdrukken. Het maken van opnamen is niet mogelijk wanneer via Wi-Fi verbinding is gemaakt met een printer. U kunt films niet afdrukken. Vergeet niet het papierformaat in te stellen voordat u gaat printen. Bepaalde printers kunnen het bestandsnummer mogelijk niet printen.
Pagina 362
Verbinden met een printer via Wi-Fi Printinstellingen De schermweergave en instellingsopties verschillen per printer. Sommige instellingen zijn mogelijk niet beschikbaar. Raadpleeg de instructiehandleiding van de printer voor meer informatie. Scherm met printinstellingen Hiermee stelt u het printen van datum of bestandsnummer in ( = 364). (2) Hiermee stelt u de printeffecten in ( = 364).
Pagina 363
Verbinden met een printer via Wi-Fi Papierinstellingen Selecteer [Papier inst.]. [ Q ] Het papierformaat instellen Selecteer het formaat van het papier in de printer. [ Y ] Het papiertype instellen Selecteer het type papier in de printer. [ U ] De pagina-indeling instellen Selecteer de pagina-indeling.
Pagina 364
Verbinden met een printer via Wi-Fi [ I ] Het printen van de datum en het bestandsnummer instellen Selecteer [ I ]. Selecteer wat u wilt afdrukken. [ E ] De printeffecten instellen (Beeld optimaliseren) Selecteer [ E ]. Selecteer afdrukeffecten. Als u de opname-informatie van een beeld dat is gemaakt bij een uitgebreide ISO-snelheid (H) mee laat afdrukken, wordt mogelijk niet de juiste ISO-snelheid afgedrukt.
Pagina 365
Verbinden met een printer via Wi-Fi De opname bijsnijden Stel bijsnijden in vlak voordat u afdrukt. Als u andere afdrukinstellingen wijzigt nadat u beelden hebt bijgesneden, moet u de beelden mogelijk opnieuw bijsnijden. Selecteer [Trimmen] in het scherm met printinstellingen. Stel de grootte, positie en beeldverhouding van het bijsnijdkader in.
Pagina 366
Verbinden met een printer via Wi-Fi Afhankelijk van de printer is het mogelijk dat het bijgesneden beeldgebied niet wordt afgedrukt zoals u hebt opgegeven. De verlaging van de resolutie waarmee opnamen worden geprint neemt toe naarmate het bijsnijdkader kleiner wordt. Printerproblemen oplossen Als het afdrukken niet wordt hervat nadat u een printerfout hebt opgelost (geen inkt, geen papier, enzovoort) en [Doorgaan] hebt geselecteerd, gebruik dan de...
Pagina 367
CANON iMAGE GATEWAY en andere webservices in te voeren. Ga naar de CANON iMAGE GATEWAY website voor details over versies van browsers (zoals Microsoft Internet Explorer) en instellingen die nodig zijn voor de toegang tot CANON iMAGE GATEWAY.
Pagina 368
Beelden naar een webservice verzenden CANON iMAGE GATEWAY registreren Koppel de camera en CANON iMAGE GATEWAY door CANON iMAGE GATEWAY als bestemmingswebservice toe te voegen op de camera. U moet een e-mailadres invoeren dat u op uw computer of smartphone gebruikt.
Pagina 369
Beelden naar een webservice verzenden Voer uw e-mailadres in. Voer uw e-mailadres in en selecteer [OK]. Voer een viercijferig nummer in. Voer een zelfgekozen viercijferig nummer in en selecteer [OK]. Selecteer [OK]. Het pictogram [ R ] verandert in [...
Pagina 370
Open de pagina in het meldingsbericht. Volg de instructies op de pagina met instellingen voor het koppelen van de camera om de instellingen te voltooien. Stappen op de camera (2) Voeg CANON iMAGE GATEWAY als bestemming toe. Selecteer [ CANON iMAGE GATEWAY is nu toegevoegd.
Pagina 371
Andere webservices registreren Stappen op de computer of smartphone Stel de webservice in die u wilt gebruiken. Ga naar de CANON iMAGE GATEWAY- website en open de instellingenpagina voor de camera webkoppeling. Volg de instructies op het scherm om de instellingen voor de webservices te voltooien die u wilt gebruiken.
Pagina 372
Beelden naar een webservice verzenden Beelden verzenden U kunt beelden met uw familie en vrienden delen door deze vanaf de camera naar een op de camera geregistreerde webservice te sturen of door koppelingen van de online albums te verzenden. Verbinding maken met webservices via Wi-Fi Selecteer [k: Wi-Fi-/Bluetooth- verbinding].
Pagina 373
Beelden naar een webservice verzenden Afzonderlijke beelden verzenden Selecteer een beeld dat u wilt verzenden. Gebruik de toetsen < Y > en < Z > om te verzenden beelden te selecteren en druk vervolgens op < 0 >. U kunt het instelwiel <6> linksom draaien als u beelden uit de indexweergave wilt selecteren.
Pagina 374
Beelden naar een webservice verzenden Meerdere geselecteerde beelden verzenden Druk op <0>. Selecteer [Gesel. verz.]. Selecteer de opnamen die u wilt verzenden. Gebruik de toetsen < Y > en < Z > om te verzenden beelden te selecteren en druk vervolgens op < 0 >. U kunt het instelwiel <6>...
Pagina 375
Beelden naar een webservice verzenden Selecteer [Te verz. formaat]. Wanneer YouTube als bestemming is geselecteerd, wordt [Te verz. formaat] niet weergegeven. Selecteer op het getoonde scherm een beeldformaat. Selecteer [Verzend.]. Selecteer [OK] op het scherm nadat de afbeeldingen zijn verzonden om de Wi-Fi-verbinding te beëindigen.
Pagina 376
Beelden naar een webservice verzenden Een opgegeven bereik aan beelden verzenden Geef het bereik op van beelden om alle beelden binnen dit bereik in een keer te verzenden. Druk op <0>. Selecteer [Reeks verzend.]. Geef het bereik van de beelden op. Selecteer het eerste beeld (beginpunt).
Pagina 377
Beelden naar een webservice verzenden Selecteer [Te verz. formaat]. Selecteer op het getoonde scherm een beeldformaat. Selecteer [Verzend.]. Selecteer [OK] op het scherm nadat de afbeeldingen zijn verzonden om de Wi-Fi-verbinding te beëindigen. Wanneer het scherm met de [Gebruiksvoorwaarden] wordt weergegeven, leest u het bericht zorgvuldig en selecteert u [Akkoord].
Pagina 378
Beelden naar een webservice verzenden Alle beelden op de kaart verzenden Druk op <0>. Selecteer [Alle op krt vrz.]. Selecteer [Te verz. formaat]. Selecteer op het getoonde scherm een beeldformaat. Selecteer [Verzend.]. Selecteer [OK] op het scherm nadat de afbeeldingen zijn verzonden om de Wi-Fi-verbinding te beëindigen.
Pagina 379
Beelden naar een webservice verzenden Beelden verzenden die aan de zoekcriteria voldoen Verzend alle beelden tegelijk die aan de zoekcriteria voldoen zoals ingesteld in [Beeldzoekvoork. instellen]. Voor [Beeldzoekvoork. instellen] raadpleegt u “Beeldzoekvoorkeuren instellen” ( = 308). Druk op <0>. Selecteer [Alle gev. vrz.]. Selecteer [Te verz.
Pagina 380
Beelden naar een webservice verzenden Selecteer [Verzend.]. Selecteer [OK] op het scherm nadat de afbeeldingen zijn verzonden om de Wi-Fi-verbinding te beëindigen. Wanneer het scherm met de [Gebruiksvoorwaarden] wordt weergegeven, leest u het bericht zorgvuldig en selecteert u [Akkoord]. Gebruik de toetsen < W > < X > om door het scherm te bladeren.
Pagina 381
Als een Wi-Fi-verbinding met een webservice actief is, kan geen foto worden genomen, ook al drukt u de ontspanknop helemaal in. Wanneer u een beeld naar een andere webservice dan CANON iMAGE GATEWAY verzendt, wordt soms een verzendfoutmelding niet weergegeven, zelfs niet wanneer het verzenden van de webservice is mislukt.
Pagina 382
Wi-Fi-verbinding via toegangspunten In dit gedeelte wordt beschreven hoe u verbinding maakt met een Wi-Fi- netwerk via een toegangspunt dat compatibel met WPS (PBC-modus). Controleer eerst de locatie van de WPS-knop en hoe lang u deze moet indrukken. Het kan circa een minuut duren om een Wi-Fi-verbinding tot stand te brengen.
Pagina 383
Wi-Fi-verbinding via toegangspunten Selecteer [Ander netwerk]. Weergegeven wanneer [q], [ D ] of [ l ] is geselecteerd. Selecteer [Verbind via WPS]. Voor [Camera access point modus] dat wordt weergegeven in stap 5 raadpleegt u = 385. Selecteer [WPS (PBC-modus)]. Selecteer [OK].
Pagina 384
Ga naar stap 8 op = 333. [DAfstandsbedien. (EOS Utility)] Ga naar stap 7 of 8 op = 351. [lAfdrukken van Wi-Fi-printer] Ga naar stap 6 op = 358. CANON iMAGE GATEWAY registreren Ga naar stap 5 op = 369.
Pagina 385
Wi-Fi-verbinding via toegangspunten Scherm Verzenden naar Afhankelijk van de webservice kan een scherm verschijnen waarin u een bestemming selecteert. Het registreren van bestemmingen of het opgeven van instellingen dient op een computer te gebeuren. Raadpleeg de EOS Utility instructiehandleiding voor meer informatie. Het scherm [Verzenden naar] wordt mogelijk weergegeven.
Pagina 386
Wi-Fi-verbinding via toegangspunten Selecteer een item. Selecteer een item om het scherm voor numerieke invoer te openen. Selecteer [Inschak.] om een gateway te gebruiken en selecteer [Adres]. Voer de gewenste waarden in. Draai aan het instelwiel <6> om de invoerpositie in het bovenste gedeelte te verplaatsen en gebruik de toetsen <...
Pagina 387
Verbinding maken met een draadloze afstandsbediening Deze camera kan ook via Bluetooth worden verbonden met de draadloze afstandsbediening BR-E1 (afzonderlijk verkrijgbaar) om op afstand opnamen te maken ( = 191). Selecteer [k: Wi-Fi-/Bluetooth- verbinding]. Selecteer [KVerb. m. draadl. afstandsb.]. Selecteer [Voeg apparaat v.
Pagina 388
Verbinding maken met een draadloze afstandsbediening Stel de camera in voor opnamen foto-opnamen maken op afstand. Stel [Transportmodus] op het tabblad [z] in op [ Q ] ( = 135). Selecteer onder [Afst.bediening] op het filmopname tabblad [z] de optie [Inschak.]. Raadpleeg de instructiehandleiding voor BR-E1 voor informatie over handelingen nadat u de koppeling hebt voltooid.
Pagina 389
Verbinding maken met een draadloze afstandsbediening Het koppelen annuleren Wis informatie over de verbonden afstandsbediening voordat u een andere BR-E1 koppelt. Selecteer [k: Wi-Fi-/Bluetooth- verbinding]. Selecteer [KVerb. m. draadl. afstandsb.]. Selecteer [Verbindingsinformatie verwijd.]. Selecteer [OK].
Pagina 390
Opnieuw verbinden via Wi-Fi Ga als volgt te werk om opnieuw verbinding te maken met apparaten of webservices met geregistreerde verbindingsinstellingen. Selecteer [k: Wi-Fi-/Bluetooth- verbinding]. Selecteer een item. Selecteer in de weergegeven historie het item waarmee u via Wi-Fi verbinding wilt maken.
Pagina 391
Opnieuw verbinden via Wi-Fi [D] Computer Start de EOS-software op de computer. Als het doel van de verbinding van de computer is gewijzigd, herstelt u deze om via Wi-Fi verbinding te kunnen maken met de camera of hetzelfde toegangspunt als de camera. Als de camera rechtstreeks via Wi-Fi wordt verbonden met een computer, wordt “_Canon0A”...
Pagina 392
Meerdere verbindingsinstellingen vastleggen U kunt maximaal 10 verbindingsinstellingen voor de draadloze communicatiefuncties vastleggen. Selecteer [k: Wi-Fi-/Bluetooth- verbinding]. Selecteer een item. Als de geschiedenis ( = 390) wordt weergegeven, wisselt u het scherm met de pijltjestoetsen < Y > < Z >. Zie “Verbinden met een smartphone”...
Pagina 393
Wi-Fi-instellingen Selecteer [k: Instellingen Wi-Fi]. Selecteer een item. Wi-Fi Als het gebruik van elektronische en draadloze apparaten verboden is, zoals in een vliegtuig of ziekenhuis, stelt u deze optie in op [Uitschak.] of [Vliegtuigmodus] ( = 401). Wachtwoord Stel deze optie in op [Geen] om een Wi-Fi-verbinding zonder wachtwoord tot stand te kunnen brengen (behalve wanneer via Wi-Fi verbinding wordt gemaakt met een toegangspunt).
Pagina 394
Bluetooth-instellingen Selecteer [k: Inst. v. Bluetooth]. Selecteer een item. Bluetooth Selecteer [Uitschak.] als u de Bluetooth-functie niet gebruikt. Verbindingsinformatie controleren U kunt de naam en de communicatiestatus van het gekoppelde apparaat controleren. Bluetooth-adres U kunt het Bluetooth-adres van de camera controleren.
Pagina 395
De bijnaam wijzigen U kunt de bijnaam van de camera (die wordt weergegeven op smartphones en andere camera's) naar wens wijzigen. Selecteer [k: Bijnaam]. Voer tekst in met het virtuele toetsenbord (=404). Bent u klaar in met het invoeren van tekens, druk dan op de knop <M>.
Pagina 396
Beelden van geotags voorzien met GPS- informatie van andere apparaten U kunt beelden van geotags voorzien met een smartphone die Bluetooth ondersteunt Voltooi deze instellingen nadat u de speciale app Camera Connect op de smartphone ( = 322) hebt geïnstalleerd. Activeer locatievoorzieningen op de smartphone.
Pagina 397
Beelden van geotags voorzien met GPS-informatie van andere apparaten Weergave van GPS-verbinding U kunt controleren of er locatie-informatie van een smartphone verkregen is door op het pictogram [GPS] te letten in schermen voor foto- of filmopnamen (respectievelijk = 501 en = 503). Grijs: locatievoorzieningen zijn uitgeschakeld.
Pagina 398
Beelden van geotags voorzien met GPS-informatie van andere apparaten De smartphone kan locatie-informatie alleen ophalen als deze met de camera is verbonden via Bluetooth. Route-informatie wordt niet opgehaald. De opgehaalde locatie-informatie is mogelijk niet nauwkeurig afhankelijk van de reisomstandigheden en de status van de smartphone. Het kan even duren voordat locatie-informatie is opgehaald van de smartphone nadat de camera is ingeschakeld.
Pagina 399
Verbindingsinstellingen wijzigen of verwijderen Als u verbindingsinstellingen wilt wijzigen of verwijderen, verbreekt u eerst de Wi-Fi-verbinding. Selecteer [k: Wi-Fi-/Bluetooth- verbinding]. Selecteer een item. Als de geschiedenis ( = 390) wordt weergegeven, wisselt u het scherm met de pijltjestoetsen < Y > < Z >. Selecteer [Apparaat bewerken/ verwijderen].
Pagina 400
De instellingen worden onder op het scherm weergegeven. Verbindingsinformatie verwijderen Wilt u verbindingsinformatie voor een gekoppelde smartphone verwijderen, verwijder dan ook de camera-informatie die op de smartphone is geregistreerd ( = 329). Ga voor webservices naar de CANON iMAGE GATEWAY-website om de verbindingsinstellingen te wissen.
Pagina 401
Vliegtuigmodus U kunt Wi-Fi- en Bluetooth-functies tijdelijk uitschakelen. Selecteer [k: Vliegtuigmodus]. Stel in op [Aan]. [ ] wordt weergegeven.
Pagina 402
Standaardinstellingen voor draadloze communicatie-instellingen herstellen Alle draadloze communicatie-instellingen kunnen worden gewist. Door de draadloze communicatie-instellingen te wissen, kunt u voorkomen dat de informatie wordt weergegeven wanneer u de camera uitleent of weggeeft. Selecteer [k: Wis instellingen v. draadloos]. Selecteer [OK]. Informatie over draadloze communicatie-instellingen blijft behouden, zelfs als u [Basis instell.] selecteert in [ 5 : Camera resetten].
Pagina 403
Scherm Info bekijken U kunt foutdetails en het MAC-adres van de camera controleren. Selecteer [k: Wi-Fi-/Bluetooth- verbinding]. Tik op [Info bekijken]. Het scherm [Info bekijken] wordt weergegeven. Als een fout is opgetreden, drukt u op < 0 > om de inhoud van de foutmelding weer te geven.
Pagina 404
Het virtuele toetsenbord gebruiken Invoergebied, voor het invoeren Van invoermodus wisselen van tekst Spatie Cursortoetsen, voor verplaatsingen Een teken verwijderen in het binnen het invoergebied invoergebied Huidig aantal tekens/beschikbaar Tekstinvoer voltooien aantal Toetsenbord Draai het instelwiel <6> om de cursor te verplaatsen binnen (1). Gebruik de pijltjestoetsen <...
Pagina 405
Reageren op foutmeldingen Wanneer een fout optreedt, kunt u op een van de volgende manieren meer informatie over de fout weergeven. Verhelp vervolgens de oorzaak van de fout aan de hand van de voorbeelden in dit hoofdstuk. Druk op het scherm [Info bekijken] op < 0 > ( = 403). Selecteer [Foutdetails] op het scherm [Wi-Fi aan].
Pagina 406
Reageren op foutmeldingen 11: Verbindingsdoel niet gevonden Kunt u controleren of in het geval van [q] Camera Connect wordt uitgevoerd? Maak verbinding met behulp van Camera Connect ( = 333). Kunt u kijken of in het geval van [ D ] de EOS-software wordt uitgevoerd? Start de EOS-software en breng de verbinding opnieuw tot stand ( = 351).
Pagina 407
Reageren op foutmeldingen 21: Geen adres toegewezen door DHCP-server Controleren op de camera Het IP-adres op de camera is ingesteld op [Autom. instellen]. Is dit de juiste instelling? Als u geen DHCP-server gebruikt, stelt u het IP-adres op de camera in op [Handm. Instellen] en configureert u vervolgens de instellingen ( = 385).
Pagina 408
Reageren op foutmeldingen 22: Geen respons van DNS-server Controleren op de camera Komt het IP-adres van de DNS-server op de camera overeen met het werkelijke IP-adres van de DNS-server? Stel het IP-adres in op [Handm. Instellen]. Stel vervolgens op de camera het IP-adres van de gebruikte DNS-server in ( = 385, = 419).
Pagina 409
Reageren op foutmeldingen 23: Device met zelfde IP-adres bestaat op geselecteerd netwerk Controleren op de camera Hebben de camera en een ander apparaat dat via Wi-Fi met hetzelfde netwerk is verbonden, hetzelfde IP-adres? Wijzig het IP-adres van de camera om te voorkomen dat twee apparaten hetzelfde adres gebruiken.
Pagina 410
Reageren op foutmeldingen 61: Geselect. SSID wireless LAN-netwerk niet gevonden Zijn er obstakels tussen de camera en de antenne van het toegangspunt? Verplaats de antenne van het toegangspunt zo dat deze duidelijk te zien is vanaf het punt waar u de camera gebruikt ( = 416). Controleren op de camera Zijn de SSID-instelling van de camera en die van het toegangspunt hetzelfde?
Pagina 411
Reageren op foutmeldingen 63: Wireless LAN-verificatiefout Zijn de camera en het toegangspunt zo ingesteld dat ze dezelfde verificatiemethode gebruiken? De camera ondersteunt de volgende verificatiemethoden: [Open systeem], [Shared Key] en [WPA/WPA2-PSK]. Zijn de camera en het toegangspunt zo ingesteld dat ze hetzelfde wachtwoord voor de verificatie gebruiken? Bij de instelling wordt onderscheid gemaakt tussen hoofdletters en kleine letters, dus controleer of u alles juist hebt ingevoerd.
Pagina 412
Reageren op foutmeldingen 65: Wireless LAN-verbinding verbroken Zijn er obstakels tussen de camera en de antenne van het toegangspunt? Verplaats de antenne van het toegangspunt zo dat deze duidelijk te zien is vanaf het punt waar u de camera gebruikt ( = 416). De Wi-Fi-verbinding is om een of andere reden verbroken en kan niet worden hersteld.
Pagina 413
Reageren op foutmeldingen 68: Kan niet verbinden met wireless LAN-terminal. Start opnieuw. Hebt u de WPS-knop (Wi-Fi Protected Setup) op het toegangspunt lang genoeg ingedrukt? Houd de WPS-knop zo lang ingedrukt als in de instructiehandleiding van het toegangspunt is opgegeven. Probeert u verbinding te maken in de buurt van het toegangspunt? Probeer verbinding te maken wanneer beide apparaten zich binnen elkaars bereik bevinden.
Pagina 414
Is er verbinding met het netwerk? Controleer de verbindingsstatus van het netwerk. 126: Kon geen verbinding maken met server Er wordt onderhoud gepleegd aan CANON iMAGE GATEWAY of de belasting is tijdelijk geconcentreerd. Probeer later opnieuw verbinding te maken met de webservice.
Pagina 415
Reageren op foutmeldingen 151: Verzending geannuleerd Automatische beeldoverdracht naar de computer is onderbroken. Start de camera opnieuw om de automatische beeldoverdracht te hervatten. 152: Kaart schrijfbeveiligd Is het schrijfbeveiligingsschuifje van de kaart in de vergrendelde positie geplaatst? Schuif het schrijfbeveiligingsschuifje van de kaart naar de stand voor schrijven.
Pagina 416
Opmerkingen over de draadloze communicatiefunctie Als de overdrachtssnelheid afneemt, de verbinding wordt verbroken of andere problemen optreden bij het gebruik van draadloze communicatiefuncties, kunt u de volgende suggesties voor oplossingen proberen. Afstand tussen camera en smartphone Als de camera te ver uit de buurt is van de smartphone, wordt een Wi-Fi- verbinding mogelijk niet tot stand gebracht, zelfs als een Bluetooth- verbinding wel mogelijk is.
Pagina 417
Opmerkingen over de draadloze communicatiefunctie Aandachtspunten bij het gebruik van meerdere camera's Zorg ervoor dat de IP-adressen van de camera's verschillend zijn wanneer u via Wi-Fi met meerdere camera's verbinding maakt met één toegangspunt. Wanneer meerdere camera's via Wi-Fi verbonden zijn met één toegangspunt, neemt de overdrachtssnelheid af.
Pagina 418
Beveiliging Als de veiligheidsinstellingen niet correct zijn ingesteld, kunnen zich de volgende problemen voordoen. Bekijken van de overdracht Derden met slechte bedoelingen kunnen de Wi-Fi-overdrachten opsporen en proberen om de gegevens op te halen die u verzendt. Ongeoorloofde netwerktoegang Derden met slechte bedoelingen kunnen ongeoorloofde toegang krijgen tot het netwerk dat u gebruikt en informatie stelen, wijzigen of vernietigen.
Pagina 419
Netwerkinstellingen controleren Windows Open de [Opdrachtprompt] van Windows, typ ipconfig/all en druk op de <Enter>-toets. Behalve het aan de computer toegewezen IP-adres, worden ook het subnetmasker, de gateway en de DNS-server getoond. Mac OS Open in Mac OS X de toepassing [Terminal], voer ifconfig -a in en druk op de toets <Return>.
Pagina 420
Draadloze communicatiestatus De status van de draadloze verbinding wordt weergegeven op het scherm. Informatieweergavescherm Informatieweergavescherm tijdens het maken van tijdens het afspelen opnamen ( 1 ) ( 3 ) ( 2 ) ( 1 ) ( 3 ) ( 2 ) Wi-Fi-functie Bluetooth-functie Sterkte van draadloos signaal...
Pagina 421
Draadloze communicatiestatus Scherm Communicatiestatus Sterkte van draadloos Wi-Fi-functie signaal Wi-Fi: uitschakelen Geen verbinding Wi-Fi: inschakelen Verbinden (Knippert) Verbonden Gegevens verzenden (Animatie) Verbindingsfout (Knippert) Indicator Bluetooth-functie Bluetooth-functie Verbindingsstatus Scherm Bluetooth verbonden [Inschak.] Bluetooth niet verbonden [Uitschak.] Bluetooth niet verbonden Niet weergegeven De status “Geen Bluetooth-verbinding”...
Pagina 423
Functie-instellingen In dit hoofdstuk worden menu-instellingen op het tabblad met functie-instellingen ([ 5 ]) beschreven. Een M-pictogram rechts van een paginatitel geeft aan dat de functie alleen beschikbaar is in geavanceerde opnamemodi ([ d ], [ s ], [ f ] of [ a ]) of [k] filmmodi ([k] of [M]).
Pagina 426
Map selecteren U kunt naar wens mappen maken en selecteren waarin de vastgelegde beelden worden opgeslagen. Een map maken Selecteer [5: Selecteer map]. Selecteer [Maak map]. Selecteer [OK].
Pagina 427
Map selecteren Een map selecteren Selecteer een map op het mapselectiescherm. Vastgelegde beelden worden opgeslagen in de geselecteerde map. (1) Aantal opnamen in de map (2) Laagste bestandsnummer (3) Mapnaam (4) Hoogste bestandsnummer Mappen Een map kan maximaal 9999 opnamen bevatten (bestandsnummers 0001–9999).
Pagina 428
Bestandsnummering Aan de vastgelegde beelden die in een map IMG_0001.JPG zijn opgeslagen, wordt een bestandsnummer (Voorbeeld) toegekend van 0001 tot 9999. U kunt de nummering van de beeldbestanden wijzigen. Bestandsnummer Selecteer [5: Bestandnr.]. Stel het item in. Selecteer [Nummering]. Selecteer [Continu] of [Auto. reset]. Als u de bestandsnummering opnieuw wilt instellen, selecteert u [Handm.
Pagina 429
Bestandsnummering Continu Als u de bestandsnummering altijd wilt laten doorlopen, zelfs nadat de kaart is vervangen of een nieuwe map is gemaakt. Zelfs nadat u de kaart hebt vervangen of een nieuwe map hebt gemaakt, loopt de opeenvolgende bestandsnummering door tot 9999. Dit is handig wanneer u afbeeldingen met nummers tussen 0001 en 9999 op meerdere kaarten of uit meerdere mappen in één map op de computer wilt opslaan.
Pagina 430
Bestandsnummering Automatisch resetten Als u de bestandsnummering elke keer opnieuw bij 0001 wilt laten beginnen nadat de kaart is vervangen of een nieuwe map is gemaakt. Als u de kaart vervangt of een map maakt, begint de bestandsnummering weer bij 0001 voor de nieuwe opnamen. Dit is handig als u de opnamen per kaart of map wilt archiveren.
Pagina 431
Automatisch draaien U kunt de instelling voor automatisch draaien wijzigen. Deze instelling zet beelden die in verticale stand zijn vastgelegd, rechtop tijdens het afspelen. Selecteer [5: Auto. roteren]. Selecteer een item. Aanz D Draait beelden automatisch tijdens het afspelen op zowel de camera als computers.
Pagina 432
Informatie over de richting toevoegen aan films Aan films die zijn opgenomen terwijl de camera verticaal werd gehouden, kunt u automatisch richtingsinformatie toevoegen die aangeeft welke kant boven is. Zo kunt u de film in dezelfde stand afspelen op smartphones of andere apparaten.
Pagina 433
Kaart formatteren Als de kaart nieuw is of eerder is geformatteerd (geïnitialiseerd) met een andere camera of computer, moet u de kaart met deze camera formatteren. Wanneer de geheugenkaart wordt geformatteerd, worden alle opnamen en gegevens van de kaart gewist. Zelfs beveiligde opnamen worden gewist; controleer dus of er geen opnamen op de kaart staan die u wilt bewaren.
Pagina 434
Kaart formatteren Formatteer de kaart in de volgende gevallen: De kaart is nieuw. De kaart is geformatteerd met een andere camera of een computer. De kaart is volledig gevuld met opnamen of gegevens. Er wordt een kaartfout weergegeven ( = 493). Low-levelformattering Voer een low-levelformattering uit als de schrijf- of leessnelheid van de kaart laag is of als u alle gegevens op de kaart volledig wilt wissen.
Pagina 435
Eco-modus U kunt ervoor zorgen dat de accu minder snel leeg is terwijl het opnamescherm wordt weergegeven. Als de camera niet in gebruik is, wordt het scherm donker om het accugebruik te beperken. Selecteer [5: Eco-modus]. Selecteer [Aan]. Als de camera niet wordt gebruikt, dimt het scherm na ongeveer 2 seconden alvorens na ongeveer 10 seconden uit te gaan.
Pagina 436
Spaarstand U kunt aanpassen met welke vertraging het scherm en camera automatisch worden uitgeschakeld ([Display uit] en [Uitschakelen]). Selecteer [5: Spaarstand]. Selecteer een item. Ook als [Uitschakelen] is ingesteld op [Uitschakelen], schakelt het scherm uit na de tijd die is ingesteld in [Display uit]. [Display uit] en [Uitschakelen] zijn niet beschikbaar wanneer de Eco-modus is ingesteld op [Aan].
Pagina 437
Displayhelderheid U kunt de helderheid van het scherm aanpassen. Selecteer [5: Displayheldrh.]. Pas de instelling aan. Kijk naar het diagram met grijswaarden en gebruik de toetsen < Y > < Z > om de helderheid aan te passen. Druk vervolgens op < 0 >. Als u de belichting van de opname wilt controleren, raden we u aan het histogram ( = 312) te raadplegen.
Pagina 438
Datum/tijd/zone Als u de camera voor het eerst inschakelt of als de datum/tijd/zone opnieuw zijn ingesteld, gaat u als volgt te werk om eerst de tijdzone in te stellen. Door eerst de tijdzone in te stellen, kunt u deze instelling gemakkelijk in de toekomst aanpassen als dat nodig is waarna datum/tijd aan de hand daarvan worden bijgewerkt.
Pagina 439
Datum/tijd/zone Gebruik de toetsen < Y > en < Z > om een [Tijdverschil] (+/-/uur/minuut) te selecteren en druk vervolgens op < 0 >. Gebruik de toetsen < W > en < X > om uw keuze in te stellen en druk vervolgens op <...
Pagina 440
Datum/tijd/zone De datum/tijd/zone-instellingen kunnen worden gereset als de camera zonder accu wordt opgeslagen, als de accu leeg raakt of als deze gedurende langere tijd wordt blootgesteld aan temperaturen onder het vriespunt. Als dit gebeurt, stelt u de datum en tijd opnieuw in. Controleer nadat u de instelling van [Zone/tijdverschil] hebt gewijzigd of de juiste datum en tijd worden aangegeven.
Pagina 441
Taal Selecteer [5: TaalK]. Stel de gewenste taal in.
Pagina 442
Functie van ontspanknop voor films U kunt de functies instellen die tijdens het opnemen van films worden uitgevoerd wanneer u de ontspanknop half of volledig indrukt. Selecteer [5: Functie sluiterknop v. movies]. Selecteer een item. Half ingedrukt Geef de functie op die moet worden uitgevoerd wanneer u de ontspanknop half indrukt.
Pagina 443
Videosysteem Stel het videosysteem in voor elke televisie die wordt gebruikt voor weergave. Deze instelling bepaalt de beschikbare beeldsnelheden bij het opnemen van films. Selecteer [5: Videosysteem]. Selecteer een item. Voor NTSC Voor regio's waar gebruik wordt gemaakt van NTSC (Noord-Amerika, Japan, Korea, Mexico, enzovoort).
Pagina 444
Aanraakbediening Selecteer [5: Aanraakbediening]. Selecteer een item. [Standaard] is de normale instelling. [Gevoelig] zorgt voor een betere reactie van het touchscreen dan [Standaard]. Aandachtspunten bij aanraakbediening Gebruik geen scherpe voorwerpen zoals uw nagel of een balpen bij aanraakbediening. Bedien de touchscreen niet met natte vingers. Als het scherm vochtig is of als u het met natte vingers bedient, reageert de touchscreen misschien niet op uw aanraking of functioneert het niet meer goed.
Pagina 445
Instellingen voor automatische schermvergrendeling Om de kans op onbedoelde aanraakbedieningshandelingen op de camera te verkleinen, kunt u instellen dat aanraakbediening na een bepaalde periode aanraakbediening wordt uitgeschakeld. Selecteer [5: Inst. auto. schermver.]. Stel [Auto. schermver.] in op [Inschak.]. Stel [Tijd tot vergr.] in. Het scherm wordt automatisch vergrendeld wanneer er gedurende een door u ingestelde tijd geen...
Pagina 446
Pieptoon U kunt de pieptoon uitschakelen die klinkt wanneer op onderwerpen is scherpgesteld of bij andere handelingen. Selecteer [5: Pieptoon]. Selecteer een item. Raak U hoort geen pieptoon tijdens bewerkingen via het touchscreen. Uitschakelen Schakelt de pieptoon uit als op onderwerpen is scherpgesteld, onder andere wanneer u opnamen maakt met de zelfontspanner en wanneer...
Pagina 447
HDMI-resolutie Stel de uitgangsresolutie in die gebruikt wordt als de camera met een HDMI-kabel wordt aangesloten op een televisie of extern opnameapparaat. Selecteer [5: HDMI-resolutie]. Selecteer een item. Automatisch De opnamen worden automatisch weergegeven met de optimale resolutie passend bij de aangesloten televisie. 1080p Uitvoer bij 1080p resolutie.
Pagina 448
HDMI HDR-uitgang U kunt RAW-beelden in HDR bekijken door de camera aan te sluiten op een HDR-tv. Selecteer [5: HDMI HDR-uitgang]. Selecteer [Aan]. Zorg ervoor dat de HDR-tv is ingesteld op HDR-invoer. Voor meer informatie over hoe u de invoer op uw tv wisselt, raadpleegt u de handleiding van de tv. Afhankelijk van de gebruikte tv zien beelden er mogelijk anders uit dan verwacht.
Pagina 449
Weergave met opname-informatie U kunt aanpassen welke informatie wordt getoond terwijl u opnamen maakt. Selecteer [5: Opname-infoscherm]. Rasterweergave Selecteer [Rasterweergave]. Selecteer een item.
Pagina 450
Weergave met opname-informatie Histogram Selecteer [Histogram]. Selecteer een item.
Pagina 451
Omgekeerde weergave Er kan een gespiegelde weergave worden getoond wanneer u opnamen maakt met scherm richting het onderwerp gedraaid (richting de voorkant van de camera). Selecteer [5: Omg. weergave]. Selecteer [Aan]. Selecteer [Uit] als u de weergave liever niet wilt omkeren wanneer het scherm naar de voorkant wordt gedraaid.
Pagina 452
Weergaveprestaties U kunt instellen of u een vloeiende weergave of een energiebesparende weergave wilt tijdens het maken van foto-opnamen. Selecteer [5: Weerg.prestaties]. Selecteer een item.
Pagina 453
Camera resetten U kunt de standaardinstellingen van de camera in de opnamemodus [ d ], [ s ], [ f ], [ a ], [k] of [M] herstellen. Selecteer [5: Camera resetten]. Selecteer [Basis instell.]. Wilt u andere instellingen wissen, selecteer dan [Overige instell.] en selecteer vervolgens een item.
Pagina 454
Copyrightinformatie Wanneer u de copyrightinformatie instelt, wordt deze als Exif-informatie aan de opname toegevoegd. Selecteer [5: Copyrightinformatie]. Selecteer een item. Voer tekst in. Gebruik de pijltjestoetsen < V > om een teken te selecteren en druk op < 0 > om het in te voeren.
Pagina 455
Copyrightinformatie De copyrightinformatie controleren Wanneer u bij stap 2 [Geef copyrightinfo weer] selecteert, kunt u de ingevoerde gegevens voor [Auteur] en [Copyright] controleren. De copyrightinformatie verwijderen Wanneer u [Verwijder copyrightinfo] selecteert in stap 2, kunt u de ingevoerde gegevens voor [Auteur] en [Copyright] verwijderen. Als de vermelding voor “Auteur”...
Pagina 456
Handleiding/software URL Wilt u instructiehandleidingen downloaden, selecteer dan [ 5 : Handleiding/software URL] en scan de weergegeven QR-code met een smartphone. U kunt ook een computer gebruiken om de website van de getoonde URL te openen en software te downloaden. Certificaatlogo weergeven Selecteer [ 5 : Certificaatlogo weergeven] om een aantal van de logo's van de...
Pagina 457
Persoonlijke voorkeuze (C.Fn) U kunt camerafuncties heel nauwkeurig instellen en de werking van knoppen en instelwielen aanpassen aan uw opnamevoorkeuren.
Pagina 458
Aangepaste functies instellen Selecteer [Persoonlijke voorkeuze(C.Fn)]. Selecteer het nummer van een ( 1 ) persoonlijke voorkeuze (1). Druk op de pijltjestoetsen < Y > en < Z > om het nummer van de persoonlijke voorkeuze te selecteren en druk vervolgens op < 0 >. Wijzig desgewenst de instelling.
Pagina 459
Instellingsitems voor persoonlijke voorkeuze Persoonlijke voorkeuzen worden geordend in twee groepen, al naargelang het type functie: C.Fn I: Belichting, C.Fn II: Overig C.Fn I: Belichting C.Fn-1 ISO vergroten 0: Uit 1: Aan Wanneer u de ISO-snelheid instelt, kunt u “H” (equivalent aan ISO 51200) instellen voor foto's en “H”...
Pagina 460
Instellingsitems voor persoonlijke voorkeuze C.Fn II: Overig C.Fn-3 Sluiter/AE-vergrendelknop 0: AF/AE-vergrendeling 1: AE-vergrendeling/AF Dit is handig als u afzonderlijk wilt scherpstellen en meten. Druk op de knop <A> om automatisch scherp te stellen en druk de ontspanknop half in om AE-vergrendeling toe te passen. 2: AF/AF-vergrendeling, geen AE-vergrendeling Tijdens Servo AF kunt u op de knop <A>...
Pagina 461
Instellingsitems voor persoonlijke voorkeuze C.Fn-5 Sluiter ontspannen zonder lens U kunt opgeven of het maken van foto's of films mogelijk is zonder een lens op de camera. 0: Uitschakelen 1: inschakelen C.Fn-6 Trek lens in bij uitschakelen De instelling voor het intrekken van de lens voor een gemotoriseerde EF- of EF-S STM-lens (zoals de EF 40mm f/2.8 STM) die op de camera is bevestigd.
Pagina 463
My Menu Op het tabblad My Menu kunt u menuopties en persoonlijke voorkeuzen vastleggen waarvan u de instellingen regelmatig wijzigt. Het tabblad [ 9 : My Menu] wordt niet weergegeven wanneer [Menuweergave] op het tabblad [ j : Instellingen weergaveniveau] ingesteld is op [Met uitleg]. Wilt u My Menu configureren, stel dan [Menuweergave] in op [Standaard].
Pagina 464
Tabbladmenu's: My Menu = 465 = 468 = 468 = 469...
Pagina 465
My Menu vastleggen Op het tabblad My Menu kunt u menuopties en persoonlijke voorkeuzen vastleggen waarvan u de instellingen regelmatig wijzigt. My Menu-tabblad maken en toevoegen Selecteer [My Menu-tab toevoegen]. Selecteer [OK]. U kunt maximaal vijf My Menu-tabbladen maken door stap 1 en 2 opnieuw uit te voeren.
Pagina 466
My Menu vastleggen Selecteer [Selecteer te registr. items]. Leg de gewenste items vast. Selecteer het item dat u wilt instellen en druk op < 0 >. Selecteer [OK] in het bevestigingsdialoogvenster. U kunt maximaal zes items vastleggen. Druk op de knop <M> om terug te keren naar het scherm van stap 2.
Pagina 467
My Menu vastleggen Verwijder tab U kunt het huidige My Menu-tabblad verwijderen. Selecteer [Verwijder tab] om het tabblad [MY MENU*] te verwijderen. Hernoem tab U kunt de naam van het My Menu-tabblad veranderen van het oorspronkelijke [MY MENU*]. Selecteer [Hernoem tab]. Voer tekst in.
Pagina 468
My Menu vastleggen Alle My Menu-tabbladen verwijderen/Alle items verwijderen U kunt alle gemaakte tabbladen in My Menu of de My Menu-items die daaronder geregistreerd zijn, wissen. Verwijder alle My Menu-tabs U kunt alle My Menu-tabbladen die u hebt gemaakt, verwijderen. Wanneer u [Verwijder alle My Menu-tabs] selecteert, worden alle tabbladen van [MY MENU1] tot en met [MY MENU5] verwijderd en worden de standaardinstellingen van het tabblad [ 9 ] hersteld.
Pagina 469
My Menu vastleggen Menuweergave-instellingen U kunt [Menuweergave] selecteren om het menuscherm in te stellen dat als eerste wordt weergegeven wanneer u op de knop <M> drukt. Normale weergave Hiermee wordt het laatst weergegeven menuscherm weergegeven. Weergave van My Menu-tab Hiermee wordt My Menu weergegeven met het tabblad [ 9 ] geselecteerd. Alleen My Menu-tab weergeven Hiermee wordt alleen het tabblad [ 9 ] weergegeven.
Pagina 472
Software U kunt de nieuwste versie van EOS-software of andere speciale software downloaden via de website van Canon. De EOS-software of andere speciale software downloaden en installeren Installeer altijd de nieuwste versie van de software. Werk eventuele eerdere versies die u geïnstalleerd hebt bij door ze te overschrijven met de nieuwste versie.
Pagina 473
Volg de instructies op het scherm om de software te installeren. De software-instructiehandleidingen downloaden Software-instructiehandleidingen (PDF-bestanden) kunt u downloaden vanaf de website van Canon naar uw computer. Downloadsite voor software-instructiehandleidingen www.canon.com/icpd Om de instructiehandleidingen (PDF-bestanden) te kunnen weergeven, heeft u een Adobe PDF-weergavesoftware nodig, bijvoorbeeld Adobe Acrobat Reader DC (bij voorkeur de nieuwste versie).
Pagina 474
Opnamen importeren naar een computer U kunt EOS-software gebruiken om beelden van de camera naar een computer te downloaden. Dit kan op twee manieren. Verbinden met een computer via een interfacekabel (afzonderlijk verkrijgbaar) Installeer de software (=472). Sluit de camera op de computer aan met een interfacekabel (apart verkrijgbaar).
Pagina 475
Opnamen importeren naar een computer Kaartlezer U kunt een kaartlezer gebruiken om opnamen naar een computer te importeren. Installeer de software (=472). Plaats de kaart in de kaartlezer. Gebruik Digital Photo Professional om de opnamen te importeren. Raadpleeg de Digital Photo Professional instructiehandleiding.
Pagina 476
Accessoire voor gewoon stopcontact U kunt de camera via het stopcontact van stroom voorzien met de DC-koppeling DR-E12 en de compacte voedingsadapter CA-PS700 (elk afzonderlijk verkrijgbaar). Plaats de DC-koppeling. Zet de camera uit. Open het klepje en plaats de DC-koppeling met de aansluitpunten in de richting die hiernaast wordt geïllustreerd.
Pagina 477
Canon Service Center. Stroomgerelateerde problemen U kunt geen batterijen opladen met de lader. Gebruik uitsluitend accu's van het merk Canon van het type LP-E12. Het lampje van de acculader knippert. Bij problemen met de acculader knippert het oranje oplaadlampje en stopt een beschermingscircuit het laden.
Pagina 478
Problemen oplossen De accu raakt snel leeg. Gebruik een volledig opgeladen batterij ( = 42). Mogelijk presteert de accu niet meer helemaal naar behoren. Als de prestaties van de accu slecht zijn, vervangt u de accu door een nieuwe. Het maximum aantal mogelijke opnamen neemt af bij een van de volgende bewerkingen: Wanneer de ontspanknop voor langere tijd half wordt ingedrukt.
Pagina 479
Problemen oplossen Opnamegerelateerde problemen De lens kan niet worden bevestigd. Om EF-/EF-S-lenzen aan te sluiten, hebt u een vattingadapter nodig. De camera kan niet worden gebruikt in combinatie met RF-lenzen. Er kunnen geen opnamen worden gemaakt of opgeslagen. Controleer of de kaart correct is geplaatst ( = 46). Schuif het schuifje voor schrijfbeveiliging van de kaart naar de stand voor schrijven/wissen ( = 46).
Pagina 480
Problemen oplossen De opname is onscherp of wazig. Stel [z: Scherpstelmodus] in op [AF] ( = 182). Gebruikt u een lens met een scherpstelmodusknop, zet de knop dan op <AF> ( = 55). Druk voorzichtig op de ontspanknop om cameratrilling te voorkomen ( = 57).
Pagina 481
De maximale opnamereeks zoals vermeld in de tabel op = 495 is gebaseerd op de testkaart van Canon. (Hoe hoger de schrijfsnelheid van de kaart, des te hoger zal de daadwerkelijke maximale opnamereeks zijn.) Daarom kan de weergegeven maximale opnamereeks verschillen...
Pagina 482
Problemen oplossen De flitser werkt niet. Opnamen maken met de flitser kan tijdelijk worden uitgeschakeld om de flitskop te beschermen als de flitser binnen een korte tijd herhaaldelijk wordt gebruikt. De flitser gebruiken in de modus [ f ] of [ d ] verlengt de sluitertijd. Om de standaardbelichting te verkrijgen voor onderwerpen en achtergronden wordt de sluitertijd automatisch verlengd (fotograferen met langzame synchronisatie) voor opnamen bij weinig licht van...
Pagina 483
Problemen oplossen Een wit s- of rood E-pictogram wordt weergegeven tijdens het maken van foto-opnamen. Dit geeft aan dat de interne temperatuur van de camera te hoog is. De beeldkwaliteit van foto's kan afnemen als een wit [s]-pictogram verschijnt. Als het rode pictogram [E] wordt weergegeven, geeft dit aan dat de filmopname binnen afzienbare tijd automatisch wordt stopgezet ( = 192).
Pagina 484
Problemen oplossen De filmopname wordt automatisch beëindigd. Als de schrijfsnelheid van de kaart laag is, wordt de filmopname mogelijk automatisch beëindigd. Zie = 497 voor kaarten waarop films kunnen worden opgeslagen. Ga naar de website van de fabrikant van de kaart als u wilt weten wat de schrijfsnelheid van de kaart is.
Pagina 485
Problemen oplossen De belichting verandert tijdens de filmopname. Als u tijdens de filmopname de sluitertijd of het diafragma aanpast, worden de wijzigingen mogelijk in de belichting opgenomen. Een paar testfilms opnemen wordt aanbevolen als u van plan bent om te zoomen tijdens het maken van filmopnamen. Zoomen tijdens het opnemen van films kan veranderingen in de belichting of lensgeluiden veroorzaken die worden opgenomen, een ongelijkmatig geluidsniveau of scherpteverlies.
Pagina 486
Problemen oplossen Problemen met draadloze functies Kan niet koppelen met een smartphone. Gebruik een smartphone die compatibel is met Bluetooth Specification Version 4.1 of later. Schakel Bluetooth in vanaf het instellingenscherm van de smartphone. Koppelen met de camera is niet mogelijk vanaf het Bluetooth- instellingenscherm van de smartphone.
Pagina 487
Problemen oplossen Kan niet opnieuw verbinding maken met een smartphone. Als u de instellingen hebt gewijzigd of een andere instelling hebt geselecteerd, is het niet mogelijk om opnieuw verbinding te maken, zelfs wanneer u dezelfde camera en dezelfde smartphone gebruikt en ook dezelfde SSID selecteert.
Pagina 488
Problemen oplossen Problemen met weergave op het scherm Het menuscherm geeft minder tabbladen en items weer. Sommige tabbladen en items worden niet weergegeven in de modus [ A ], [ D ], speciale scènes of creatieve filters. Tabbladen en items op het menuscherm variëren eveneens voor foto's en films.
Pagina 489
Problemen oplossen De weergegeven datum en tijd van de opname zijn onjuist. Controleer of de juiste datum en tijd zijn ingesteld ( = 438). Controleer de tijdzone en zomertijd ( = 438). De datum en tijd staan niet op de opname. De opnamedatum en -tijd worden niet op de opname weergegeven.
Pagina 490
Problemen oplossen Problemen met weergave van opnamen Er wordt een rood vakje weergegeven op de opname. [ 3 : AF-punt weerg.] is ingesteld op [Inschak.] ( = 314). Tijdens het afspelen van beelden worden de AF-punten niet weergegeven. De AF-punten worden niet weergegeven wanneer de volgende opnametypen worden weergegeven: Beelden die zijn vastgelegd in de speciale scènemodus [ F ] of [ G ].
Pagina 491
Problemen oplossen Het lijkt alsof de film tijdelijk blijft stilstaan. Indien er een drastische verandering is in het belichtingsniveau filmopname met automatische belichting, stopt de opname tijdelijk tot de helderheid zich stabiliseert. Gebruik in dat geval de modus [M] ( = 200). Er verschijnt geen beeld op de televisie.
Pagina 492
Problemen oplossen Problemen bij aansluiten op een computer Ik kan geen beelden naar een computer importeren. Installeer EOS Utility (EOS-software) op de computer ( = 472). Als de camera al verbonden is via Wi-Fi, kan deze niet communiceren met een computer die is aangesloten met een interfacekabel. De communicatie tussen de aangesloten camera en computer werkt niet.
Pagina 493
Volg de instructies op het scherm. Blijft het probleem zich voordoen, schrijf dan de foutcode (Err xx) op en neem contact op met een Canon Service Center. (1) Foutnummer ( 2 ) (2) Oorzaak en tegenmaatregelen...
Pagina 494
Prestatiegegevens Foto-opnamen Maximum aantal opnamen Circa 315 beelden (bij een kamertemperatuur van 23 °C) • Gebaseerd op het gebruik van het scherm met een volledig opgeladen accu LP-E12 en conform de testnormen van CIPA (Camera & Imaging Products Association). Bereik ISO auto ISO-snelheid Opnamemodus Geen flits...
Pagina 495
24 miljoen • Aantal mogelijke opnamen en maximale opnamereeks gemeten met een UHS-I-kaart van 32 GB die voldoet aan de testnormen van Canon. • De bestandsgrootte, het maximumaantal opnamen en de maximale opnamereeks variëren afhankelijk van opnameomstandigheden (zoals de beeldverhouding, het onderwerp, het merk geheugenkaart, de ISO-snelheid, de beeldstijl, persoonlijke voorkeuzen en andere instellingen).
Pagina 496
Prestatiegegevens Aantal pixels bij opgegeven beeldverhoudingen (Pixels bij benadering) Beeldkwaliteit 6000×4000 (24,0 megapixel) 6000×4000 (24,0 megapixel) 1 / F 6000×4000 (24,0 megapixel) 5328×4000 (21,3 megapixel)* 3984×2656 (10,6 megapixel) 3552×2664 (9,5 megapixel) 2976×1984 (5,9 megapixel) 2656×1992 (5,3 megapixel) 2400×1600 (3,8 megapixel) 2112×1600 (3,4 megapixel)* Beeldkwaliteit 16:9...
Pagina 497
Prestatiegegevens Filmopname Kaarten waarop films kunnen worden opgeslagen Filmopnameformaat SD-kaart UHS-I, UHS-snelheidsklasse 3 of hoger SD-snelheidsklasse 10 of hoger SD-snelheidsklasse 4 of hoger SD-snelheidsklasse 10 of hoger SD-snelheidsklasse 4 of hoger • Als [k Digitale IS] uitgeschakeld is. • Deze tabel geeft de lees-/schrijfsnelheden aan die nodig zijn voor het opnemen van films (eisen voor kaartprestaties).
Pagina 498
Prestatiegegevens Totale filmopnametijd en bestandsgrootte per minuut (Circa) Totale mogelijke opnameduur op kaart Bestands- Filmopnameformaat grootte 8 GB 32 GB 128 GB 8 min. 35 min. 2 uur 21 min. 860 MB/min. H 45 17 min. 1 uur 10 min. 4 uur 43 min.
Pagina 499
Prestatiegegevens ISO-snelheid tijdens filmopnamen In de modus [k]/[M], mits ingesteld op ISO Auto De ISO-snelheid wordt automatisch ingesteld binnen een bereik van ISO 100–12800 voor films in Full HD/HD en binnen een bereik van ISO 100-6400 voor 4K-films. De maximale waarde in het automatische instellingsbereik wordt uitgebreid tot H (equivalent aan ISO 25600) bij filmopnamen in Full HD/HD-filmopname wanneer [ISO vergroten] in [ 5 : Persoonlijke voorkeuze(C.Fn)] ingesteld wordt op [1: Aan] ( = 459) en vervolgens...
Pagina 500
Prestatiegegevens Beelden afspelen Opties voor formaatwijziging op basis van de originele beeldkwaliteit Beschikbare instellingen voor wijziging formaat Originele beeldkwaliteit Formaten voor opnamen met gewijzigd formaat (Pixels bij benadering) Beeldkwali- teit 3984×2656 (10,6 megapixel) 3552×2664 (9,5 megapixel) 2976×1984 (5,9 megapixel) 2656×1992 (5,3 megapixel) 2400×1600 (3,8 megapixel) 2112×1600 (3,4 megapixel)* Beeldkwali-...
Pagina 501
Informatiedisplay Scherm voor het maken van foto's Telkens als u op de knop < B > drukt, wordt de informatieweergave gewijzigd Alleen de instellingen die momenteel zijn toegepast worden weergegeven. (14) (15) (16) (17) (18) (19) (20) (21) (22) (23) (10) (11) (24)
Pagina 503
Informatiedisplay Filmopnamescherm Telkens als u op de knop < B > drukt, wordt de informatieweergave gewijzigd Alleen de instellingen die momenteel zijn toegepast worden weergegeven. (11) (12) (13) (14) (15) (16) (17) (18) (19) (20) (21) (22) (23) (10) Informatie over de richting van (13) Waarschuwing temperatuur een film (14) Beperkte resterende...
Pagina 504
Informatiedisplay (30) (24) (31) (25) (32) (26) (33) (27) (28) (34) (29) (35) (24) Geluidsopnameniveau-indicator (30) Wi-Fi-signaalsterkte/ (handmatig) vliegtuigmodus (25) Uitvoer zonder (31) Bluetooth-functie informatieweergave (32) ISO-snelheid (26) AE-vergrendeling (33) Prioriteit voor lichte tonen (27) Sluitertijd (34) Wi-Fi-functie (28) Diafragmawaarde (35) Belichtingscompensatie (29) Indicator belichtingsniveau Het raster en het histogram kunnen tijdens filmopnamen niet worden...
Pagina 505
Informatiedisplay Scènepictogrammen In de opnamemodus [ A ] of [ D ] detecteert de camera het scènetype en wordt alles automatisch ingesteld. Het gedetecteerde scènetype wordt linksboven op het scherm weergegeven. Onderwerp Portret Niet-portret Achter- Natuur-/bui- In bewe- grondkleur Dichtbij* beweging* tenopname ging*...
Pagina 506
Informatiedisplay Afspeelscherm Weergave van basisinformatie voor foto's (10) (11) (12) (13) (14) (15) Wi-Fi-functie Reeds naar een computer/ smartphone verzonden Wi-Fi-signaalsterkte/ vliegtuigmodus (10) Classificatie Accuniveau (11) Beeldbeveiliging Aantal weergaven/totaal aantal (12) Mapnummer - bestandsnummer opnamen/aantal gevonden (13) Beeldkwaliteit/bewerkte opname/ opnamen bijsnijden Sluitertijd (14) Prioriteit voor lichte tonen...
Pagina 507
Informatiedisplay Uitgebreide informatieweergave voor foto's (10) (11) (12) (13) (14) (15) (16) Diafragmawaarde (10) Histogram Sluitertijd (11) ISO-snelheid Opnamemodus (12) Prioriteit voor lichte tonen Witbalans (13) Flitsbelichtingscompensatie/HDR- opname/ruisreductie bij meerdere Automatische opnamen helderheidsoptimalisatie (14) Meetmethode Witbalanscorrectie (15) Bestandsgrootte Beeldstijl/instellingen (16) Beeldkwaliteit/bewerkte opname/ Belichtingscompensatiewaarde bijsnijden Opnamedatum en -tijd...
Pagina 508
Informatiedisplay Uitgebreide informatieweergave voor films (10) Snel instellen Beeldsnelheid Film afspelen Digitale beeldstabilisatie van films Opnamemodus/time-lapsefilm/ Opnametijd videosnapshot Opname-indeling voor films Informatie over de richting van (10) Compressiemethode een film Beeldformaat Tijdens het afspelen van films wordt “*, *” weergegeven voor [Details] en [Drempel] van [Scherpte] van de [Beeldstijl].
Pagina 509
-woordmerk en -logo's zijn gedeponeerde handelsmerken die eigendom zijn van Bluetooth SIG, Inc. en elk gebruik van dergelijke merken door Canon Inc. geschiedt onder licentie. Overige handelsmerken en handelsnamen zijn eigendom van hun respectieve eigenaren. Alle andere handelsmerken zijn eigendom van hun respectieve eigenaren.
Pagina 510
Over MPEG-4-licenties “This product is licensed under AT&T patents for the MPEG-4 standard and may be used for encoding MPEG-4 compliant video and/or decoding MPEG-4 compliant video that was encoded only (1) for a personal and non-commercial purpose or (2) by a video provider licensed under the AT&T patents to provide MPEG-4 compliant video.
Pagina 511
Canon-accessoires. Het is zeer raadzaam dit product te gebruiken met originele Canon-accessoires. Canon is niet verantwoordelijk voor enige schade aan dit product en/of ongelukken zoals defecten, brand, enzovoort, die worden veroorzaakt door storingen van accessoires die niet van Canon zijn (bijvoorbeeld lekkage en/ of explosie van een accu).
Pagina 512
Index Cijfers Automatische scherpstelling → AF Automatisch resetten : 430 1-beeld AF : 168 Automatisch uitschakelen : 436 1-punt AF : 170, 175 Av (AE met diafragmavoorkeur) : 108 [4K] 3840×2160 (film) : 205 4K-beeld vastleggen : 266 Basisopnamemodi : 71 Beelden vergroten : 177, 185, 259 Aanraakbediening : 68, 258, 444 Beeldhoek : 53...
Pagina 520
Raadpleeg uw garantiekaart of ga naar www.canon-europe.com/Support voor informatie over uw lokale Canon-vestiging. Dit product en de hieraan gekoppelde garantie worden in landen in Europa geleverd door Canon Europa N.V. De beschrijvingen in deze instructiehandleiding zijn in oktober 2019 geactualiseerd.