Wanneer u opnamen maakt met het middenbereik (brandpuntsafstand) van
een zoomlens, wordt het scherpstelpunt bij automatische scherpstelling
gecorrigeerd ten opzichte van de afstellingen die zijn gemaakt voor de
groothoek- en telestand. Zelfs wanneer alleen de groothoek- of telestand
wordt aangepast, wordt automatisch een correctie doorgevoerd voor het
middenbereik.
Alle AF-fijnafstellingen ongedaan maken
Wanneer [
Wis alles] onder in het scherm wordt weergegeven en
u op de knop <L> drukt, worden alle aanpassingen voor [Alles even
veel] en [Per lens afstellen] gewist.
Algemene aandachtspunten bij AF-fijnafstelling
Het scherpstelpunt bij automatische scherpstelling kan enigszins
afwijken afhankelijk van de onderwerpomstandigheden, de helderheid,
de zoompositie en andere opnameomstandigheden. Daarom kan het
voorkomen dat de camera nog niet op de gewenste positie scherpstelt,
zelfs wanneer u AF-fijnafstelling gebruikt.
Hoe groot de aanpassing is die met één stap wordt bereikt, is afhankelijk
van het maximale diafragma van de lens. Blijf herhaaldelijk afstellen,
opnamen maken en de scherpstelling controleren om het scherpstelpunt
van de AF verder af te stellen.
De afstelling wordt niet toegepast op AF in Live View-opnamen of
filmopnamen.
Wanneer u alle camera-instellingen wist (pag. 77), blijven deze
aanpassingen bewaard. De instelling zelf krijgt dan echter de waarde
[Uitschakelen].
Opmerkingen bij AF-fijnafstelling
Het is het beste om de afstelling uit te voeren op de plaats van opname.
Dat komt de precisie van de afstelling ten goede.
Het is aan te bevelen om bij het fijnafstellen van de AF een statief te
gebruiken.
Voor het doorvoeren van afstellingen wordt opnamen maken met
opnamekwaliteit 73 aangeraden.
3 Fijnafstelling van het scherpstelpunt voor AFN
157