Parameterinstellingen van cases aanpassen
U kunt de drie parameters van elke case handmatig aanpassen: 1.
Trackinggevoeligheid, 2. Versn./vertr. tracking en 3. AF-punt aut. schak.
Als u in stap 2 op de knop <c> drukt en vervolgens op de knop
<L>, kunt u bovenstaande parameterinstellingen 1, 2 en 3 voor elke
case terugzetten op de standaardwaarde.
U kunt de parameterinstellingen 1, 2 en 3 ook registreren in My menu
(pag. 515). Als u dat doet, worden de instellingen van de geselecteerde
case gewijzigd.
Wanneer u opnamen wilt maken met een case waarvan u de parameters
hebt aangepast, selecteert u de aangepaste case en maakt u vervolgens
de opname.
3 Kenmerken AI Servo AF selecterenN
Selecteer een case.
1
Draai aan het instelwiel <5> om het
pictogram van de case die u wilt
aanpassen te selecteren.
Druk op de knop <c>.
2
De geselecteerde parameter krijgt
een paars kader.
Selecteer de parameter die u wilt
3
aanpassen.
Selecteer de parameter die u wilt
aanpassen en druk op <0>.
Maak de afstelling.
4
Pas de instelling aan en druk op <0>.
De aanpassing wordt opgeslagen.
De standaardinstelling wordt
aangegeven met de lichtgrijze
markering [C].
Druk op de knop <c> om terug te
keren naar het scherm van stap 1.
135