7.1.4.4
Diesel tanken
WAARSCHUWING
Onjuist tanken en incorrecte omgang met brandstof kan explosies, brand, ern-
stige verbrandingen en ander letsel veroorzaken.
– Zorg er altijd voor dat de tankdoppen (1) / (2) correct zijn gesloten, zodat er geen
vuil in de dieseltank kan dringen. De brandstof kan niet verdampen en er wordt
voorkomen dat brandstof wordt gemorst.
– Tijdens het tanken moet de motor zijn uitgeschakeld. Roken, vuur en open licht zijn
bij de omgang met brandstof is ten strengste verboden. Gevaar voor explosies!
Gebruik tijdens het tanken geen mobiele telefoons of radioapparatuur.
– Niet tanken en gesloten ruimtes.
– Neem de veiligheidsinstructies van het tankstation of de tankwagen in acht.
De tanksteunen van de dieseltank bevinden zich in de motorkast. De tank wordt door
de tankdop (1) be- en ontlucht.
(1)
Tankdop tanksteun
(2)
Tankdop tankwagenkoppeling conform DIN 28450, messing 2"
(3)
Eindschakelaar (optie)
Diesel
DIN EN 590
(max. 0,001gew.-% zwavel) (10ppm)
ASTM D975 1-D en 2-D
(max. 0,0015 gew.-% zwavel) (15 ppm)
Alleen bij de RT6Sa is een zwavelgehalte van 0,3% (3000 ppm) toegestaan
Open de tankdop bij het tanken met een tankwagen (1) voor betere ontluchting.
3
1
2
OPGELET
Onderhoud
Dieselmotor
381 / 580