Bediening
Rooier
6.14.3
Rooidiepte instellen
Zoals al meerdere keren vermeld, kan ROPA bij dit soort werkzaamheden geen alge-
meen geldende aanbevelingen doen. Ervaring en vakkundigheid van de bestuurder
zijn doorslaggevend voor het rooiresultaat, omdat de machine-instellingen uitsluitend
van de plaatselijke omstandigheden afhankelijk zijn.
De rooidiepte dient zo te worden ingesteld, dat de suikerbieten zonder beschadiging
uit de grond worden gehaald. Zodra u op de rooiwalsen suikerbieten ziet die aan de
onderkant zijn afgescheurd, moet de schaardiepte bij de betreffende rij dieper worden
afgesteld (dieper rooien).
Bij zeer rulle en goed zeefbare grond kunt u dieper rooien dan absoluut noodzakelijk
is. De bieten raken daardoor aanzienlijk minder beschadigd, omdat dan bij de reini-
ging in de zeefzonnen nog voldoende aarde aanwezig is. Deze aarde zorgt voor een
zekere mate van demping, wat helpt schade aan de bieten te vermijden.
Bij kleverige grond moet de rooidiepte zo ondiep mogelijk worden ingesteld. Daardoor
worden de reinigingscomponenten aanzienlijk minder met de sowieso voldoende aan-
wezige aarde belast. In dit geval kan een te grote rooidiepte tot een verhoogd vuilge-
halte van de bieten en tot een lagere doorvoer van de machine leiden.
De rooidiepte wordt op verschillende plaatsen ingesteld:
– Walsenbedhoogte instellen
– Schaardiepte instellen, wanneer nodig afzonderlijke rijen afwijkende van de alge-
mene rooidiepte aanpassen (bij oneffenheden etc.)
257 / 580