Pagina 1
Originele gebruiksaanwijzing Originele gebruiksaanwijzing Panther 2 Panther 2 Uitgave 1 Uitgave 1 Softwareversie: 20P0001 Softwareversie: 20P0001 Gedrukt in Duitsland: 03/2020 Gedrukt in Duitsland: 03/2020 E901426NL E901426NL...
Pagina 2
ROPA GmbH worden gekopieerd, gereproduceerd of op enige andere wijze worden verspreid. Elke vorm van vermenigvuldiging, verspreiding of opslag op informatiedragers - in welke vorm of op welke manier dan ook - die niet door ROPA GmbH is geautoriseerd, is een schending van de toepasselijke nationale en internatio- nale auteursrechten en zal worden vervolgd.
Pagina 5
Inhoud Voorwoord..............13 Typeplaatje en belangrijke gegevens............17 Typeoverzicht................... 18 Serienummers en typeplaatjes..............19 Conformiteitsverklaring................21 Veiligheid..............23 Algemeen....................25 Plichten van de ondernemer..............25 Algemene symbolen en aanwijzingen............. 25 2.3.1 Veiligheidsborden..................26 Beoogd gebruik..................27 2.4.1 Voorspelbaar onjuist gebruik..............27 Gevarenzone....................28 Veiligheidsstickers aan de machine............
Pagina 6
Inhoud 5.1.2 Trapje bunker...................65 Overzicht chauffeurscabine..............66 Stuurkolom....................68 5.3.1 Stuurkolomschakelaar................69 Chauffeursstoel..................70 Bedieningselementen op de vloer van de chauffeurscabine....76 Bedieningsconsole R-Concept..............77 5.6.1 Kleurterminal R-Touch................78 5.6.1.1 Positionering R-Touch................79 5.6.2 R-Select....................80 5.6.3 R-Direct....................83 5.6.4 Toetsenveld I....................84 5.6.5 Toetsenveld II...................85 5.6.6...
Pagina 7
Inhoud 6.3.4 Lichtregeling...................149 6.3.4.1 Lichtprogramma's configureren............. 150 6.3.4.2 Trapverlichting..................150 Joystick....................151 Dieselmotor.................... 158 6.5.1 Dieselmotor starten/uitschakelen............161 6.5.2 Aanpassing motortoerental..............163 6.5.3 Wijzigingen in en/of aanvullingen op de gebruiksaanwijzing voor de Volvo-motor.................... 165 Bedrijfsmodi "Akker" en "Straat"............166 6.6.1 Transmissie schakelen................167 6.6.2 Vierwielschakeling..................167 6.6.3 Differentieelslot..................
Pagina 9
Bunker legen..................333 6.19.1 Bedieningselement bunker legen............334 6.19.2 Afstellen losniveau 2 snelheid schraapbodem in de breedterichting..342 6.19.3 Lostoerental instellen................343 6.19.4 Tips voor het aanleggen van bietenhopen (bij gebruik van een ROPA- laadmuis)....................344 6.20 Pompverdelertransmissie..............345 6.21 Hydraulisch systeem................346 6.22 Persluchtsysteem...................349 6.22.1...
Pagina 10
7.1.4 Koelsysteem dieselmotor...............389 7.1.4.1 Koelsysteem reinigen................390 7.1.4.2 Koelmiddel controleren................393 7.1.4.3 Koelmiddel vervangen................394 7.1.4.4 Aanwijzingen van ROPA over het koelmiddel (algemeen)....395 7.1.5 Klepspeling afstellen................395 7.1.6 Andere onderhoudswerkzaamheden aan de motor......396 Pompverdeleraandrijving (PVA).............397 Hydraulisch systeem................398 7.3.1 Hydrauliekolietank..................401 7.3.1.1...
Pagina 11
Inhoud 7.9.5 Trilschaartransmissie................438 7.9.6 Trilschaaraandrijving alleen bij de optie "variabele rijafstand"....439 7.9.7 Lagers excenteras................. 440 7.9.8 Excenterlager trilschaaraandrijving bijstellen........441 7.9.9 Schaarhoudergeleider/-ophanging............442 7.9.10 Rooiwalsen.....................443 7.10 Zeefband....................445 7.10.1 Spanning....................445 7.10.2 Gelijkloop afstellen.................446 7.11 Zeefbandtransmissie................447 7.12 Zeefzonnen.................... 448 7.13 Elevator....................
Pagina 12
Brandstoftank omlaag klappen.............. 527 8.16 Checklist voor het optimaliseren van de rooikwaliteit......528 Lijsten/ tabellen/ grafieken/ grafieken/ onderhoudsbewijzen..........531 Smeermiddelen en vloeistoffen Panther 2..........533 Onderhoudstabel................... 535 Smeerschema met RR-rooier 6-rijig............539 Smeermiddelentabel voor ROPA-machines.......... 541 Filterpatronen, wielblokken..............543 Draaimomenttabel voor schroeven en moeren (Nm)......544 Smeringsplannen...................
Pagina 15
Deze voldoen aan de strikte ROPA-normen voor veiligheid en betrouw- baarheid. Wij wijzen erop dat onderdelen of accessoires die niet zijn goedgekeurd door ROPA, niet voor ROPA machines mogen worden gebruikt omdat de veiligheid en het operationele gebruik van de machine daardoor kunnen worden beïnvloed.
Pagina 16
ROPA wordt gedekt. Dit handboek biedt uitgebreide beschrijvingen, maar het is het in uw eigen belang om deze handleiding volledig en rustig door te lezen en vertrouwd te raken met de machine.
Pagina 17
Vul in de volgende afbeelding van het typeplaatje de gegevens van uw machine in. Deze gegevens hebt u nodig bij het bestellen van reserveonderdelen. Wanneer u de hakselaar- en/of rooiunit nog niet hebt vervangen, kunnen beide aggregaten aan de hand van het machinenummer bij ROPA worden geïdentificeerd. 17 / 564...
Pagina 18
Voorwoord Typeoverzicht Typeoverzicht Uitleg van de hakselaarcode voor het voorbeeld ROPA "RBSO-45": → R ROPA-model → B Bladmolenhakselaar met bladvijzel Integrale hakselaar Allround-hakselaar Ontbladeraar (van het Duitse woord Entblatter) → S Hakselaar (van het Duitse woord Schlegler) → O Oostmodel (4 sensorwielen star)
Pagina 19
Voorwoord Serienummers en typeplaatjes Serienummers en typeplaatjes Het serienummer van de motor (1) bevindt zich op het motorblok. U vindt dit serie- nummer vanuit de bunker in de rijrichting gezien rechts aan de kant van de snaar van de motor, direct onder de aanzuigbrug. De Volvo Penta-chassis-ID (4), het motorserienummer en het motortype (5) bevinden zich op het klepdeksel.
Pagina 20
Voorwoord Serienummers en typeplaatjes Het serienummer (3) van de hakselaar bevindt zicht links of boven op het zijdeel van de hakselaar. RIS-hakselaar RASW/RASO-hakselaar RES-ontbladeraar 20 / 564...
Pagina 21
Conformiteitsverklaring De conformiteitsverklaring maakt deel uit van de afzonderlijk verstrekte documentatie en zal worden overhandigd bij de levering van de machine. De CE-markering van de machine is een onderdeel van het typeplaatje. ROPA PANTHER 2 vanaf 7*0151 vanaf 2016 1-9-2016...
Pagina 25
Veiligheid Algemene symbolen en aanwijzingen Algemeen De machine werd vervaardigd volgens de actuele stand van de techniek en getest op veiligheid. De machine is CE-conform en voldoet dus aan de relevante Europese richtlijnen voor het vrije verkeer van goederen binnen de Europese Unie of de Europese Economi- sche Ruimte.
Pagina 26
Veiligheid Algemene symbolen en aanwijzingen OPGEPAST Dit signaalwoord waarschuwt voor mogelijk gevaarlijke situaties, die kunnen leiden tot ernstige lichamelijke verwondingen, zware schade aan de machine of andere aanzien- lijke materiële schade. Het negeren van deze instructies kan leiden tot het vervallen van de garantie.
Pagina 27
Veiligheid Beoogd gebruik Gevaar voor explosies, accugedeelte Dit waarschuwingsteken staat voor werken waarbij gevaren door bijtende vloeistoffen en gassen kunnen ontstaan. Waarschuwing voor vallen Dit waarschuwingsteken staat voor werken waarbij gevaren door vallen, mogelijk met dodelijke gevolgen, kunnen ontstaan. Waarschuwing voor elektromagnetische velden Dit waarschuwingsteken staat voor werken waarbij gevaren door elektromagnetische velden en/of storingen kunnen ontstaan.
Pagina 28
Veiligheid Gevarenzone Gevarenzone Gevarenzone niet bij RIS* en RES* Tijdens gebruik van de machine mogen zich geen personen in de gevarenzone bevin- den. Bij gevaar moet de bediener de machine onmiddellijk uitschakelen en de betref- fende persoon duidelijk maken dat hij/zij de gevarenzone onmiddellijk moet verlaten. Hij mag de machine pas opnieuw in gebruik nemen als er zich geen personen meer in de gevarenzone bevinden.
Pagina 29
De betekenis van de pictogrammen wordt hieronder uitgelegd. Daarnaast staat bij elk pictogram een zes-cijferig nummer. Dit is het ROPA-bestelnummer. Onder vermelding van dit nummer kunt u het betreffende pictogram bij ROPA bijbestellen.
Pagina 30
Veiligheid Veiligheidsstickers aan de machine Veiligheidsstickers aan de machine Op de afbeelding is een voorbeeld te zien van een machine met rooiunit RR-45 en een RIS-45 Art.-Nr.: 355065 Art.-Nr.: 355075 Art.-Nr.: 355075 Art.-Nr.: 355076 Art.-Nr.: 355067 Art.-Nr.: 355069 Art.-Nr.: 355073 Art.-Nr.: 355066a Art.-Nr.: 355080 Art.-Nr.: 355066a...
Pagina 31
Veiligheid Veiligheidsstickers aan de machine 355007000 (34) 355006800 (39) Voor onderhouds- en reparatiewerk- Gevaar door elektrische stroom! zaamheden motor uitschakelen en Voldoende veiligheidsafstand van contactsleutel uittrekken. Handboek elektrische hoogspanningskabels lezen en veiligheidsinstructies in aanhouden. acht nemen. 355006900 (41) 355007600 (24) Gevaar voor verbranding door hete Raak machineonderdelen pas aan oppervlakken! Voldoende afstand...
Pagina 32
Veiligheid Veiligheid en bescherming van de gezondheid 355007700 (25) Gevaar voor het naar binnen trekken van lichaamsdelen. Niet in draaiende walsen grijpen. Niet op de walsen gaan staan. Laadvlak nooit betreden bij ingeschakelde aandrijving en draaiende motor. 355007800 (11) 355008000 (42) Gevaar door neerdalende Gevaar voor explosies.
Pagina 33
Diverse activiteiten mogen alleen worden uitgevoerd door personen die hier- voor uitdrukkelijk door ROPA werden geautoriseerd. In geval van twijfel vraagt u bij de producent na of u een bepaalde activiteit zelf op een veilige manier kunt uitvoeren.
Pagina 34
Veiligheid Gevaren door mechanische invloeden 2.12 Overige gevaren Overige gevaren zijn bijzondere gevaren die, ondanks een veilige constructie, niet kunnen worden uitgesloten. Deze overige gevaren zijn niet duidelijk herkenbaar en kunnen de oorzaak zijn voor mogelijke verwondingen of gevaren voor de gezondheid. Indien overige gevaren optreden die niet werden voorzien, moet de werking van de machine onmiddellijk worden gestopt en de aangewezen verantwoordelijke evt.
Pagina 35
Veiligheid Gevaren door elektriciteit 2.14 Gevaren door elektriciteit GEVAAR Levensgevaar door elektrische spanning. Kabels en bouwdelen zijn spanningsgeleidend, dit kan leiden verwondingsgevaar of de dood. Klemnippels staan ook na het uitschakelen onder spanning. – Alle werkzaamheden aan de elektrische uitrusting van de machine moeten altijd door professionele elektromonteurs worden uitgevoerd.
Pagina 36
Veiligheid Gevaren door lawaai 2.15 Gevaren door bedrijfsstoffen WAARSCHUWING Oliën, brandstoffen en vetten kunnen volgende schade veroorzaken: Vergiftiging door inademing van brandstofdampen, Allergieën door huidcontact met brandstof, olie of vet, Brand- en explosiegevaar veroorzaakt door roken, gebruik van vuur of open licht tijdens de omgang met brandstof, olie of vet.
Pagina 37
Veiligheid Gevaar door hete media/oppervlakken Mogelijke oorzaken: Impulslawaai (< 0,2 s; > 90 dB(A)) Machinegeluiden hoger dan 90 dB (A) 2.17 Gevaren door de hydraulische installatie WAARSCHUWING Hydraulische olie kan huidirritaties veroorzaken. Uitlopende hydraulische olie kan schade aan het milieu veroorzaken. In hydraulische systemen komen zeer hoge druk en gedeeltelijk hoge temperaturen tot stand.
Pagina 38
Veiligheid Lekkage 2.20 Persoonlijke beschermingsuitrusting Om ongevallen te voorkomen, geen strakke kleding dragen. Met name dassen, sjaals, ringen of kettingen kunnen in de bewegende machinedelen verstrikt raken. Geschikte hoofdbedekking dragen bij lange haren. Licht ontvlambare voorwerpen, zoals bv. lucifers en aanstekers niet in uw broekzak stoppen.
Pagina 39
Veiligheid Verbod op niet-geautoriseerdewijzigingen en verbouwingen 2.22 Veiligheidsvoorschriften voor de omgang met zuur accu's Vuur, vonkontlading, roken en open licht zijn verboden. Vonken door het aan- en afklemmen van elektrische bouwelementen of door meetapparatuur direct aan de accupolen vermijden. Schakel vóór het aan- en afklemmen van de accu's de accuhoofdschakelaar uit.
Pagina 40
Veiligheid Veiligheids- en beschermingsinrichtingen 2.24 Veiligheids- en beschermingsinrichtingen Na het uitvoeren van werkzaamheden aan de veiligheidsinrichtingen een gedocumen- teerde functietest uitvoeren. Regelmatige de werking van de veiligheidsinrichtingen controleren, onderhoudsintervallen in acht nemen. De veiligheidsinrichting van de machine bestaat uit: Nood-uit-schakelaar aan de bedieningsconsole. Achteruitrij-sensor.
Pagina 41
Veiligheid Nooddeur 2.25 Nooddeur Door het constructietype beschikt deze machine niet over een aparte nooduitgang. Als de bestuurderscabine door externe impactkrachten - bv. bij een ongeval - wor- den vervormd, dan moet de bestuurderscabine doorgaans worden verlaten via de toe- gangsdeuren omdat deze deuren met veiligheidsglas zijn uitgerust.
Pagina 42
Overzichtfoto's en technische gegevens 42 / 564...
Pagina 43
Overzichtfoto's en technische gegevens Overzichtfoto's en technische gegevens 43 / 564...
Pagina 44
Overzichtfoto's en technische gegevens 44 / 564...
Pagina 45
Overzichtfoto's en technische gegevens Overzichtsafbeelding Overzichtsafbeelding Dit overzicht zal u vertrouwd maken met de namen van de belangrijkste componenten van uw machine. Ringelevator Bunkervijzel Hydraulische olietank Motorkast Trapje bunker Zeefzonreiniging Trapje chauffeurscabine Rooiunit Bladmolen (hier niet getoond, alleen bij RBS/RAS) (10) Hakselaaraggregaat (11)
Pagina 46
Overzichtfoto's en technische gegevens Overzichtsafbeelding Machine in stand voor de openbare weg Hier getoond zonder optioneel hulpchassis. (Zie Pagina 185) 46 / 564...
Pagina 47
Overzichtfoto's en technische gegevens Overzichtsafbeelding Hier getoond inclusief optioneel hulpchassis. (Zie Pagina 185) 47 / 564...
Pagina 48
Uitlaatgasnorm volgens EPA (VS): TIER 2 Vermogen: 565 kW / 768 pk max. draaimoment: 3260 Nm/1250 min Nominaal toerental (motorproducent): 1900 min Nominaal toerental (ROPA): 1600 min Maximaal toerental: 1690 min Aandrijvingstype: Dieselmotor 4-takt, directe injectiemethode Cilinderinhoud: 16 120 cm³...
Pagina 49
Overzichtfoto's en technische gegevens Technische gegevens Omschrijving: RP2a 800/70 R38 (184A8) Banden vooras: Michelin CEREXBIB 900/60 R38 (184A8) Banden achteras: Michelin CEREXBIB Banden hulpchassis (optioneel): 30x11.5-14.5 (20PR/150A8) Banden hulpas: 235/75 R17,5 Lichtmachine: 150 A Boordspanning: 24 V Accucapaciteit: 2 x 170 Ah Rooivermogen: tot 1,5 ha/h Lengte (stand voor de openbare weg) 6-rijig:...
Pagina 50
Overzichtfoto's en technische gegevens Bandendrukwaarden Bandendrukwaarden Bandentype min. Aanbevolen (vlak max. + lichte hellingen) Vooras 800/70 R38 900/60 R38 Achteras 900/60 R38 Overige min. Aanbevolen (algemeen) max. Hulpas Hulpchassis Hakselaar 50 / 564...
Pagina 51
Overzichtfoto's en technische gegevens Transportschema voor transport van de machine zonder hulpchassis met dieplader Transportschema voor transport van de machine zonder hulpchassis met dieplader Alle gegevens in mm. 51 / 564...
Pagina 52
Overzichtfoto's en technische gegevens Transportschema voor transport van de machine met hulpchassis met dieplader Transportschema voor transport van de machine met hulpchassis met dieplader Alle gegevens in mm. 52 / 564...
Pagina 53
Overzichtfoto's en technische gegevens Sjorogen voor dieplader transport/scheepstransport Sjorogen voor dieplader transport/scheepstransport Op de voor- en achteras bevinden zich ogen rechts en links naast het inhangpunt voor de stabilisatiecilinder, daarmee kunnen de assen aan de vloer worden vastgezet. Elk oog kan met een maximale trekkracht van 5000 daN worden belast. De spankettingen enz.
Pagina 54
Overzichtfoto's en technische gegevens Sjorogen voor dieplader transport/scheepstransport Sjorogen op de vooras Vastsjorren van de achteras aan de dieplader met spankettingen 54 / 564...
Pagina 55
Overzichtfoto's en technische gegevens Sjorogen voor dieplader transport/scheepstransport Op de afbeelding is een foto te zien van een euro-Tiger (MAN) De machine heeft geen bevestigingspunten waaraan deze kan worden opgeheven. Om de machine bijv. op een schip te takelen zijn speciale, goedgekeurde en door TÜV gecertificeerde hefinrichtingen vereist.
Pagina 59
Algemene beschrijving Functie Functie De machine is een zelfrijdende werkmachine voor het rooien van suikerbieten. De gerooide bieten worden in de bunker verzameld. Zodra de bunker vol is, kunnen de suikerbieten met de losband naar keuze op een hoop worden gestapeld, of direct op een begeleidend voertuig worden overgeladen.
Pagina 60
Algemene beschrijving Levering Levering Bij de machine worden een brandblusser, een verbandtrommel, twee wielblokken en een gereedschapskist met een set kleine onderdelen meegeleverd. De verbandtrom- mel bevindt zich in de chauffeurscabine, de brandblusser op het platform vóór de deur van de chauffeurscabine. De gereedschapskist bevindt zich in het opbergvak achter de linker motorkap.
Pagina 61
Bedieningselementen Bedieningselementen 61 / 564...
Pagina 63
Bedieningselementen Trapjes Trapjes GEVAAR – Op het platform voor de chauffeurscabine en voor de bunkerdeur mogen zich geen personen bevinden wanneer de machine in gebruik is. – Alleen op trapjes en de machine klimmen als de machine stilstaat! Trappen gebruiken Zie Pagina 33 5.1.1 Opstap bestuurderscabine...
Pagina 64
Bedieningselementen Trapjes OPMERKING Wij adviseren het trapje ook tijdens het rooien naar boven te klappen en te vergren- delen! Daardoor kan niemand de machine tijdens het rijden beklimmen, dit is namelijk verboden! 64 / 564...
Pagina 65
Bedieningselementen Trapjes 5.1.2 Trapje bunker De ladder ontgrendelen door aan de ontgrendelingskabel (1) te trekken, naar buien klappen en vast laten klikken in de eindstand. De vergrendeling (2) van de onderste helft van de lader (3) ontgrendelen en tot de aanslag naar beneden klappen. Bij het openen van de bunkerdeur schakelt de dieselmotor uit.
Pagina 67
Bedieningselementen Overzicht chauffeurscabine (13) Verbanddoos met gevarendriehoek (14) Luchtdrukpistool (15) USB-interface 67 / 564...
Pagina 68
Bedieningselementen Stuurkolom Stuurkolom GEVAAR Gevaar voor dodelijke letsels als de afstelling van de stuurkolom wordt veran- derd tijdens het rijden. De machine kan de controle verliezen en bijzonder ernstige schade aanrichten. – Stel de stuurkolom daarom NOOIT anders in tijdens het rijden! Draaigreep (1) hoogteverstelling Draaigreep (1) losdraaien (naar links draaien), de stuurkolom op de gewenste hoogte zetten, de draaigreep weer vastdraaien (naar rechts draaien) en de stuurkolom ver-...
Pagina 69
Bedieningselementen Stuurkolom 5.3.1 Stuurkolomschakelaar – Hendel naar rechts drukken: knipperlicht rechts (R) – Hendel naar links drukken: knipperlicht links (L) – Hendel omhoog/omlaag: rijlicht/grootlicht/lichtsignaal (F) – Drukschakelaar aan het einde: Toeter (H) – Schuifstuk voor de toeter: Ruitenwassysteem ruitenwisser vooraan (W) –...
Pagina 70
Bedieningselementen Chauffeursstoel Chauffeursstoel Veiligheidsvoorschriften: Om rugletsels te voorkomen moet vóór elke inbedrijfstelling van het voertuig en bij elke bestuurderswissel het individuele gewicht van de bestuurder worden ingesteld via de gewicht-instelling. Om letsels te voorkomen mogen geen voorwerpen in het veerbereik van de bestuurdersstoel worden gedeponeerd.
Pagina 71
Bedieningselementen Chauffeursstoel Hoogte-instelling De hoogte-instelling kan pneumatisch ondersteund en traploos worden aange- past. De zithoogte kan worden veranderd door de bedieningshendel (pijl) volledig aan te trekken of in te drukken. Wanneer hierbij de bovenste of de onderste aanslag van de hoogte-instelling bereikt wordt, dan wordt de hoogte automatisch aangepast om een minimale veerweg te garanderen.
Pagina 72
Bedieningselementen Chauffeursstoel Lengte-instelling Door de vergrendeling naar boven te duwen, wordt de lengte-instelling vrijge- geven. Nadat de lengte is ingesteld, moet de ver- grendeling hoorbaar vastklikken in de gewenste stand. Na het vergrendelen mag het niet meer mogelijk zijn de chauf- feursstoel in een andere stand te zetten.
Pagina 73
Bedieningselementen Chauffeursstoel Stoelverwarming en -klimaatregeling De actieve klimaatregeling van de stoel zorgt ervoor dat het zitoppervlak altijd droog is. Lichaamsvocht op het contact- gedeelte van de stoel wordt afgevoerd. Daardoor zit u altijd prettig koel en droog. De stoelverwarming -klimaatregeling wor- den in- en uitgeschakeld door de schake- laar in te drukken.
Pagina 74
Bedieningselementen Chauffeursstoel Rugleuning-instelling OPGEPAST Verhoogd gevaar voor verwondingen doordat de rugschaal versneld naar voor kan komen! – Vóór het verstellen de rugschaal met de hand tegenhouden. De aanpassing van de rugleuning gebeurt via de vergrendelingshendel (pijl). De vergrendelingshendel moet in de gewenste positie klikken.
Pagina 75
Bedieningselementen Chauffeursstoel Onderhoud Vuil kan de functie van de stoel beïnvloe- den. Houd uw stoel daarom schoon. De bekleding hoeft niet van de stoel te worden verwijderd om het schoon te maken. Bij het reinigen van de bekleding mag de bekleding niet door en door nat worden.
Pagina 76
Bedieningselementen Bedieningselementen op de vloer van de chauffeurscabine Bedieningselementen op de vloer van de chauffeurscabine Opener voor de reinigingsklep Voetschakelaar autopilot Voetschakelaar rijrichting Rempedaal Rijpedaal 76 / 564...
Pagina 77
Toetsenveld III USB-interface Openklapbare armsteun met opbergvak Schakelaar bedieningsconsole (10) Joystick met multifunctionele handgreep (11) Stuurhoofdschakelaar (12) Hendel voor hoogte-instelling van de bedieningsconsole OPMERKING Gebruik alleen de meegeleverde ROPA USB-stick of exemplaren die geformatteerd zijn als FAT 32. 77 / 564...
Pagina 78
Bedieningselementen Bedieningsconsole R-Concept Printer en stopcontact aan de voorkant van de bedieningsconsole (13) Stopcontact 24 V/8 A maximaal (14) Stopcontact 12 V/5 A maximaal (15) Printer (optie) 5.6.1 Kleurterminal R-Touch Met behulp van R-Touch (1) kunnen diverse instellingen worden vastgelegd door het beeldscherm aan te tikken (tou- chen).
Pagina 79
Bedieningselementen Bedieningsconsole R-Concept 5.6.1.1 Positionering R-Touch De kleurterminal R-Touch heeft vier verschillende manieren om zijn positionering te veranderen en zorgt daardoor voor een optimale bediening. Verstelling in de bedieningsconsole (1): Hiermee kan de volledige steunbuis kan naar voren en naar achteren worden gezwenkt.
Pagina 80
Bedieningselementen Bedieningsconsole R-Concept 5.6.2 R-Select Met R-Select (2) (kleur beeldscherm en bedieningselementen BLAUW) kan de chauf- feur 20 verschillende machine-instellingen vastleggen zonder voorkennis over de indeling van de menu's. Er zijn geen ondermenu's voorhanden die verdere kennis ver- eisen. In principe zijn er twee manieren om de R-select modus te bedienen. Door het aanraken van het touchveld in R-Select (2b) in het midden van het beeld- scherm schakelt R-Touch naar de R-Select modus.
Pagina 81
Bedieningselementen Bedieningsconsole R-Concept Toerental zeefband R-Select modus (als voorbeeld is Toerental zeefband geselecteerd) 81 / 564...
Pagina 82
Bedieningselementen Bedieningsconsole R-Concept De R-Select-modus heeft de volgende functies: Onderhoudsstand hakselaar Bladtaster opklappen Toerental elevator Hakselaarklep omhoog/omlaag Druk hakselaarontlasting links (alleen bij RAS) Toerental bladverdelers (niet bij Druk hakselaarontlasting rechts RIS) Toerental ontbladeras Druk steenbeveiliging Hoogte nakopper (niet bij RES) Bladmolen in-/uitklappen (niet bij RIS + RES) Toerental reinigingsas (alleen bij...
Pagina 83
Bedieningselementen Bedieningsconsole R-Concept 5.6.3 R-Direct Met de functie R-Direct (5) (kleur beeldscherm en bedieningselementen GEEL) kan de chauffeur diverse machine-instellingen vastleggen en heeft toegang tot het hoofd- menu met submenu's. Door één van de R-Direct-keuzevelden (5) aan te raken worden de commando's door R-Touch op dezelfde manier uitgevoerd als de commando's die worden gestuurd door het draaien en indrukken van het R-Direct draaiwieltje (5a).
Pagina 84
Bedieningselementen Bedieningsconsole R-Concept 5.6.4 Toetsenveld I (10) Bedrijfsmodus "Straat": In de bedrijfsmodus Straat is de vierwielaandrijving automatisch uitgeschakeld. De bedrijfsmodus Straat is actief, wanneer de LED brandt. (11) Bedrijfsmodus "Akker": In de bedrijfsmodus Akker (rooien) is de vierwielaandrijving automatisch ingeschakeld. De bedrijfsmodus Akker is actief, wanneer de LED brandt.
Pagina 85
Bedieningselementen Bedieningsconsole R-Concept 5.6.5 Toetsenveld II (18) Hondengang naar links: (Zie Pagina 207). Toets voor het stapsgewijs afstellen van de hondengang naar links. (19) Hondengang naar rechts: (Zie Pagina 207). Toets voor het stapsgewijs afstellen van de hondengang naar rechts. (20) Side shift rooier links: (Zie Pagina 287).
Pagina 86
Bedieningselementen Bedieningsconsole R-Concept 5.6.6 Toetsenveld III (26) Dieselmotor STOP: Toets om de motor uit te schakelen. (27) Dieselmotor START: Toets om de motor te starten. (28) Hulpchassis – aankoppelmodus: (Zie Pagina 185). Is nodig voor het aan- en afkoppelen van het hulpchassis (optie). (29) Licht - werkverlichting: (Zie Pagina 149).
Pagina 87
Bedieningselementen Bedieningsconsole R-Concept 5.6.7 Schakelaar bedieningsconsole (34) Cruisecontrol AAN/UIT (35) Geen functie (36) Geen functie (37) Reinigingswalsen handmatig verschuiven (alleen bij variabele rooier RR-V) (38) Geen functie (39) Parkeerrem (handrem) (40) Analoge tuimelschakelaar Automatisch uitklappen in rooistand (Zie Pagina 328). Automatisch inklappen voor rijden op de openbare weg (Zie Pagina 328).
Pagina 88
Bedieningselementen Bedieningsconsole R-Concept 5.6.8 Stuurhoofdschakelaar (44) Stuurhoofdschakelaar GEVAAR Als de stuurhoofdschakelaar ontgrendeld is, wordt de rijsnelheid van de machine beperkt. – Bij het rijden op openbare straten en wegen moet de stuurhoofdschakelaar principi- eel worden vergrendeld. – Deze mag UITSLUITEND voor het nemen van scherpe bochten en bij lage snel- heid (onder 12 km/u) worden ontgrendeld.
Pagina 89
Bedieningselementen Bedieningsconsole R-Concept 5.6.9 Joystick met multifunctionele handgreep Met de joystick kan een groot aantal functies van de machine eenvoudig met één hand worden bestuurd zonder dat de aandacht van de chauffeur wordt afgeleid. Voor een betere oriëntatie is op de zijruit van de chauffeurscabine een doorzichtige stic- ker aangebracht met het volgende overzicht van alle functies van de joystick met mul- tifunctionele handgreep.
Pagina 90
Bedieningselementen Bedieningsconsole R-Concept Joystick-bewegingen Joystick naar voor = Snelheid van de rijaandrijving/cruisecontrol drukken verhogen. ALLEEN in bedrijfsmodus "Akker". Joystick naar achter = Snelheid van de rijaandrijving/cruisecontrol trekken verlagen. Alleen in bedrijfsmodus "Akker" (Zie Pagina 175). Joystick naar links = Achteras stuurt naar links (Zie Pagina 210).
Pagina 91
Bedieningselementen Bedieningsconsole R-Concept 5.6.10 Contactslot Het contactslot heeft drie schakelstanden: Stand 0: Motor uitschakelen/ontsteking uit – de sleutel kan uit het contact worden getrokken Stand I: Contact aan, motor is klaar om te starten Stand II: motor starten (geen functie) Meer informatie (Zie Pagina 161).
Pagina 92
Bedieningselementen Bedieningselement bunker legen Bedieningselement bunker legen Met dit bedieningselement wordt de bunker geleegd. (45) Draaiwieltje voor het afstellen van de snelheid van het legen van de bunker (46) Bunker legen +: met deze toets schakelt u het legen van de bunker stapsge- wijs in.
Pagina 93
Bedieningselementen Schakelaar dakconsole Schakelaar dakconsole (58) Radio met Bluetooth (zie aparte bedieningshandleiding) (59) Draaischakelaar voor het in/uitklappen van de linker achteruitkijkspiegel (60) Schakelaar voor zwaailichten (61) Geen functie (62) Geen functie (63) Geen functie (64) Grootlichtcontrole (boven) / knipperlichtcontrole (onder) (65) Schakelaar standlicht/rijlicht (66)
Pagina 94
Bedieningselementen Schakelaar dakconsole OPGELET Als de stopcontacten met 12 V overbelast worden, kan dit de spanningsomvormer beschadigen. (72) Stopcontact 12V/5 A maximaal (73) Binnenverlichting dak van bestuurderscabine LED (74) Schakelaar voor LED binnenverlichting dak van bestuurderscabine (75) Geen functie (76) Accuhoofdschakelaar (Zie Pagina 365)
Pagina 95
Bedieningselementen Koeling Koeling Luchtverdeler in de dakconsole (vanaf onder bekeken) Blaasmond luchtcirculatie (afzuiging uit de chauffeurscabine) Als voorbeeld: Blaasmonden in de linker A-kolom van de bestuurderscabine Blaasmond in de voetruimte aan de voorzijde van de chauffeursstoel Binnentemperatuur 95 / 564...
Pagina 96
Bedieningselementen Buitenbediening via de voorbanden 5.10 Buitenbediening via de voorbanden 355604 Buitenbediening rechts via het voorwiel Buitenbediening links via het voorwiel Wanneer u op deze toets (80) (Leaving Home) drukt, activeert u de trapverlichting. OPMERKING Zelfs wanneer de accuhoofdschakelaar in de dakconsole is uitgeschakeld, worden door het indrukken van deze toets (die tegelijk het accuscheidingsrelais activeert) 2 schijnwerpers in het cabinedak ingeschakeld.
Pagina 97
Bedieningselementen Buitenbediening via de voorbanden Wanneer deze toets (83) wordt ingedrukt, draaien de 2de en 3de zeefzonnen. Boven- dien draaien de elevator en de bunkervijzel zolang de toets ingedrukt gehouden wordt. Wanneer deze toets (84) wordt ingedrukt, draaien de 1ste, 2de en 3de zeefzonnen. Bovendien draaien de elevator en de bunkervijzel zolang de toets ingedrukt gehouden wordt.
Pagina 98
Bedieningselementen Buitenbediening rooiunit 5.11 Buitenbediening rooiunit Buitenbediening rooiunit links Buitenbediening rooiunit rechts De volgende toetsen zijn ALLEEN actief, wanneer niemand op de chauffeursstoel zit. Dodemansknop Kettingtakel rechts naar boven (alleen bij optioneel hulpchassis) Kettingtakel rechts naar beneden (alleen bij optioneel hulpchassis) Kettingtakel links naar boven (alleen bij optioneel hulpchassis) Kettingtakel links naar beneden (alleen bij optioneel hulpchassis) Hakselaar onderhoudsstand omhoog...
Pagina 99
Bedieningselementen Motorhuis 5.12 Motorhuis Ontregelingshendel zijpaneel motorhuis OPGEPAST Gevaar voor vallen! Ga nooit op de uitgeklapte zijplaten van het motorhuis staan. (90) Stopcontact 24V/8 A maximaal (91) Verlichting motorruimte AAN/UIT 99 / 564...
Pagina 100
Bedieningselementen Motorhuis Blik vanuit de bunker in de motorruimte (92) Verlichting motorruimte AAN/UIT (93) Toets "externe motorstop" (geen functie) In het motorhuis zitten twee schakelaars (91) (92), om de verlichting van de motor- ruimte in- of uit te schakelen. Deze zijn alleen actief wanneer de ontsteking is inge- schakeld.
Pagina 101
Bedieningselementen Nooduitschakeling van de accu 5.13 Nooduitschakeling van de accu Stroomvoorziening noodschakelaar ingeschakeld (Zie Pagina 366) OPGELET Gevaar voor schade aan de machine. Als deze schakelaar bij een ingeschakeld contact naar boven wordt geduwd, kan dit leiden tot het verlies van gegevens. 101 / 564...
Pagina 105
Bediening In dit hoofdstuk leest u alle informatie over de werking van de machine. Bij de meeste werkzaamheden in de agrarische sector wordt de manier van werken en het resul- taat door vele en uiteenlopende factoren beïnvloedt. Het valt buiten het bestek van deze gebruiksaanwijzing om alle denkbare omstandigheden (bodemgesteldheid, sui- kerbietsoorten, weersomstandigheden, plaatselijke terreinomstandigheden etc.) te beschrijven.
Pagina 106
Bediening Veiligheidsbepalingen bij gebruik van de machine Eerste ingebruikname Controleer om veiligheidsredenen alle oliepeilen, het koelvloeistofpeil en de hoeveel- heid brandstof. Daarnaast moeten bij de eerste ingebruikname alle werkzaamheden worden uitgevoerd en maatregelen worden genomen, die ook op de dagelijkse inge- bruikname van toepassing zijn.
Pagina 107
Bediening Veiligheidsbepalingen bij gebruik van de machine – Draag tijdens werkzaamheden met/aan de machine altijd nauwsluitende en geschikte beschermende kleding en/of goedgekeurde persoonlijke beschermings- middelen. Afhankelijk van de activiteit zijn de volgende persoonlijke beschermings- middelen vereist: veiligheidsvest, veiligheidshelm, veiligheidsschoenen, handbe- scherming, gehoorbescherming, gezichtsbescherming.
Pagina 108
Bediening Veiligheidsbepalingen bij gebruik van de machine 6.2.1 Werken in de buurt van elektrische bovenkabels GEVAAR Levensgevaar door elektrische stroom! Door de afmetingen van de machine, de terreingesteldheid en de constructie van de hoogspanningskabels, wordt de veiligheidsafstand tijdens het werken in de buurt van of onder de elektriciteitsleidingen mogelijk te klein.
Pagina 109
Bediening R-Concept R-Concept De R-Touch is de informatie- en commandocentrale van de machine. Van hieruit kunt u de volledige machine controleren, zich informeren over bedrijfstoestanden envermo- gensgegevens en schakelt u delen van de machine aan. Voordat u begint met werken is het essentieel dat u vertrouwd raakt met R-Touch en de verschillende waarschuwings- en statusmeldingen om de machine veilig en effec- tief te kunnen gebruiken.
Pagina 110
Bediening R-Concept 6.3.1.1 Schermen van R-Touch [A] Displayscherm voor waarschuwingen en aanwijzingen (Zie Pagina 143) OPMERKING Als een waarschuwing de zoemer activeert, kunt u door het aantikken van display- scherm A of door op de C-toets te drukken de zoemer korte tijd onderdrukken. [B] Displayscherm rooier/hakselaar Hakselaardiepte links Hakselaardiepte rechts...
Pagina 112
Bediening R-Concept Het sneloverzicht van de rooiparameters kan afzonderlijk worden ingesteld. Houd het symbool (bijv. stand trilschaar) dat u uit het sneloverzicht wilt verwijderen ong. 2 sec. ingedrukt en sleep het op het sym- bool dat u in plaats van stand trilschaar wilt hebben.
Pagina 113
Bediening R-Concept [L] Snelkeuzevenster uitklappen Raak met uw vinger het displayscherm [A] aan en veeg het van boven naar beneden. Drukken op de OPT-toets heeft dezelfde functie. Het snelkeuzevenster wordt geopend. Om het snelkeuzevenster te sluiten, raakt u een plek in het venster aan en veegt u van beneden naar boven.
Pagina 114
Bediening R-Concept [L] Afzonderlijke schermen Schermen boven- en onderaan aanpassen Weergaveveld boven- of onderaan met de R-Direct selecteren en overschakelen tus- sen beide door te drukken op het midden van het draaiwiel. Elke druk op de R-Direct schakelt tussen de mogelijke weergavevelden. Het weergaveveld dat reeds in het andere weergavegebied werd geselecteerd, kan niet worden gekozen.
Pagina 115
Bediening R-Concept (3) Venster: verkort overzicht opdrachtgegevens Zie Pagina 134 Klant Veld (4) Venster: gebruiksparameters Spanning boordnet Temperatuur hydraulische olie Vulstand hydraulische olie Temperatuur koelwater Voorraaddruk persluchtsysteem (10) Druk rijaandrijvingspijl – naar links: hogere druk voorwaarts – naar rechts: hogere druk achterwaarts (11) Tankinhoud brandstof (12)
Pagina 116
Bediening R-Concept 6.3.2 Functiebereik R-Direct R-Direct-bedieningselement Met R-Direct (5) (beeldscherm- en bedieningselementkleur GEEL) kan de chauffeur het hoofdmenu openen voor opdrachtbeheer en om de waarschuwingsgrenzen aan te passen. De vensters bewegen ook mee en door op de HOME-toets te drukken, gaat u terug naar het hoofdbeeldscherm.
Pagina 117
Bediening R-Concept 6.3.2.2 Hoofdmenu Alle submenu's van het hoofdmenu kunnen met R-Touch of het R-Direct-draaiwieltje (5a) worden geselecteerd. Hoofdmenu Programmatoetsen (P1/P2/P3) Basisinstellingen Autopilot Lichtregeling Speciale functies Systeem Gebruiksgegevens Service OPMERKING De TERUG-toets (6) is zowel in het menugedeelte als op het R-Direct-bedieningsele- ment beschikbaar.
Pagina 118
Bediening R-Concept 6.3.2.2.1 Menu programmatoetsen (P1/P2/P3) OPMERKING De beschreven functies zijn alleen beschikbaar in de bedrijfsmodus "Akker". Opgeslagen machine-instellingen openen Door op één van de drie programmatoetsen P1 (7), P2 (8), P3 (9) te drukken, kan één van de drie verschillende machine-instellingen worden geactiveerd. Hiermee kunnen de optimale instellingen voor bepaalde –...
Pagina 119
Bediening R-Concept Zodra u een met de programmatoets ingestelde waarde handmatig verandert, wordt bijv. het symbool "P3" op de R-Touch grijs. Om te voorkomen dat een programmatoets per ongeluk wordt geactiveerd, kan in het menu "Speciale functies", bij het menupunt "Activering programmatoetsen" de waarde worden gewijzigd van "Standaard"...
Pagina 120
Bediening R-Concept Nadat de keuze is bevestigd, verschijnt het volgende menu: Programmatoetsen (P1/P2/P3) Import Export Hakselaardiepte Geheugen (Teach) Hakselaarontlast... Zonder geheugen Tastwalshoogte Geheugen (Teach) Nakopper Zonder geheugen Schaardiepte Geheugen (Teach) Geleidingsrekhoogte Zonder geheugen Cruisecontrol Zonder geheugen Rooiertoerental Zonder geheugen Hakselaartoerental Zonder geheugen Stand trilschaar Zonder geheugen...
Pagina 121
Bediening R-Concept Modus 3: geheugen bewerken In deze modus kunnen machine-instellingen aan de programmatoetsen P1/P2/P3 worden toegewezen door ze te bewerken. De instellingen worden direct in de tabel bewerkt en door op het midden van het draaiwieltje te drukken opgeslagen. Modus 4: Noodmodus In deze modus kunnen geen machine-instellingen aan de programmatoetsen P1/P2/ P3 worden toegewezen.
Pagina 122
Bediening R-Concept Submenu Voorzetapparaat Voorzetapparaat Heffen extra hakselaar Stand dieptevoering Rijafstand (mm) 50OFF Reinigingswalsen begrenzen AUTO Rooier heffen + multifunctionele knop Stand R-Trim Stand automatisme afzonderlijke rijen AUTO Zijdelings verschuiving rooier Heffen extra hakselaar Zie Pagina 242 Stand dieptevoering Zie Pagina 258 Rijafstand (mm) Zie Pagina 293 Verschuiving reinigingswalsen begrenzen...
Pagina 124
Bediening R-Concept Submenu Overige Overige 1175 Minimaal motortoerental rooien 1500 Max. rooiertoerental (alleen automotive) Ruitenwisser intervaltijd Gedeeltelijke uitschakeling aandrijving Demping rijpedaal akker Demping rijpedaal straat Brandstofreserve alarm bij % Smeertijd (min) Hulpaandrijving stand Min. toerental rooien Zie Pagina 163 Min. toerental rooien (alleen automotive) Zie Pagina 163 Intervaltijd ruitenwisser Zie Pagina 69...
Pagina 125
Bediening R-Concept 6.3.2.2.4 Menu Lichtregeling Hoofdmenu Basisinstellingen Autopilot Lichtregeling Speciale functies Uitgebreide verklaring Zie Pagina 149. 125 / 564...
Pagina 126
Bediening R-Concept 6.3.2.2.5 Menu Speciale functies Hoofdmenu Hoofdmenu Programmatoetsen (P1/P2/P3) Basisinstellingen Autopilot Lichtregeling Speciale functies Systeem Gebruiksgegevens Speciale functies B638 Brandstofdruk fijngev. 3819 mbar Service brandstoffilter Centrale smering AUTO Handmatige knikbesturing Ventilatoraandrijving omkeren AUTO Activering programmatoetsen Standaard Service brandstoffilter Zie Pagina 386 Centrale smering Zie Pagina 352 Handmatige besturing...
Pagina 127
Bediening R-Concept 6.3.2.2.6 Menu Systeem Hoofdmenu Basisinstellingen Autopilot Lichtregeling Speciale functies Systeem Systeem Gebruiksgegevens Datum/tijd Instellingen terminal Eenheden Kopregel printer Submenu datum/tijd Datum/ tijd 127 / 564...
Pagina 128
Bediening R-Concept Submenu instellingen terminal Instellingen terminal Taal Displaytype Standaard Volume Dag/nacht Helderheid/dag Helderheid/nacht Toetsgeluid R-Transfer WiFi In de regel "Taal" kunt u de taal van de R-Touch instellen. In de regel "Weergave type" hebt u de mogelijkheid om te schakelen tussen de stan- daardweergave en de expertmodus.
Pagina 129
Bediening R-Concept Submenu Kopregel printer Kopregel printer Hier kunt u de inhoud van de kopregel voor uw afdrukken invoeren, bijv. het adres van uw bedrijf. U kunt maximaal 4 regels invoeren. 6.3.2.2.7 Menu Gebruiksgegevens Hoofdmenu Basisinstellingen Autopilot Gebruiksgegevens Lichtregeling Seizoenstatistieken Speciale functies Machinestatistieken Systeem...
Pagina 130
Bediening R-Concept Submenu Seizoenstatistieken Seizoenstatistieken Chassisnummer 6F1447 Bedrijfsuren motor Bedrijfsuren rooier Traject Duur Verbruik Verbr./tijd Diesel/Ha Verbruik/km De "Seizoenstatistieken" kunnen alleen worden verwijderd als u na het indrukken van de reset-toets op de R-Touch op het toetsenbord de toetscombinatie 1 en 4 invoert. Hiermee wordt voorkomen dat het onbedoeld wordt verwijderd.
Pagina 131
Bediening R-Concept 6.3.2.2.8 Menu Service Hoofdmenu Basisinstellingen Autopilot Lichtregeling Speciale functies Systeem Gebruiksgegevens Service Service Versie Diagnose Afstelling Afstelling Teach-in Teach-in Basisgegevens Hardware vervangen Hardware vervangen Gegevensservice > 131 / 564...
Pagina 132
Bediening R-Concept Submenu versie In het menu service zijn voor de bestuurder alleen de ondermenu's versie en dia- gnose (zie hoofdstuk Storing en problemen oplossen Zie Pagina 477) van belang. De ondermenu's: Afstelling en teach-in zijn alleen toegankelijk na het invoeren van een code.
Pagina 133
Het maken van een back-up is niet mogelijk. Met het systeem "R-Transfer Basic" (optie) kan de opdrachtendatabase naar een USB-stick of via WiFi naar een smartphone met ROPA App worden geëxporteerd. De opdrachten kunnen hierdoor eenvoudig worden geëvalueerd. Met het systeem "R-Transfer Professional" (optie) kan de opdrachtendatabase naar een USB-stick of via WiFi naar een smartphone met ROPA App worden geëxporteerd.
Pagina 134
Bediening R-Concept Bij machines met GPS-rijsnelheidsmeting (optie) wordt door de groene satelliet aan- gegeven, dat de oppervlakteberekening aan de hand van de slipvrije snelheid actief is. Bij een rode satelliet is de slipvrije snelheidsmeting niet actief (geen GPS-ontvangst). De oppervlakte wordt dan wel berekend, maar nu aan de hand van het signaal van de transmissie.
Pagina 135
Bediening R-Concept 6.3.2.3.2 Rijaantal instellen Het aantal rijen kan door de machine worden ingesteld, wanneer deze functie is vrijge- geven. Zodra de rooiunit is neergelaten, kan het aantal rijen (6) uitsluitend in het Over- zicht opdrachtgegevens stapsgewijs worden aangepast door op het veld (16) te tik- ken.
Pagina 136
De hier beschreven functie Opdrachtbeheer behoort tot de standaard uitrusting. Wan- neer u de gegevens (17-20) niet in wilt voeren bij het beëindigen van de opdracht, dan kunt u deze functie door de ROPA-klantenservice laten deactiveren. Deactiveren van deze functie is bij de uitrusting van machines met R-Transfer niet mogelijk.
Pagina 137
Bediening R-Concept 6.3.2.3.4.1 Opdracht beëindigen bij standaard uitrusting en R-Transfer Basic Klant Nieuwe klant Klanten Klantnaam Klantnummer Hieronder wordt beschreven hoe u bij een standaard uitrusting of R-Transfer Basic de klantnaam, de veldnaam, de naam van de chauffeur en extra informatie invoert. Deze gegevens worden samen met de machinegegevens aan de huidige opdracht toege- wezen.
Pagina 138
Bediening R-Concept 6.3.2.3.4.2 Opdracht beëindigen bij R-Transfer Professional Klant Nieuwe klant Klanten Naam Bij R-Transfer Professional kunt u de klantnaam, veldnaam en naam van de chauffeur selecteren uit de door u geïmporteerde databases (Zie Pagina 140). Deze gegevens worden samen met de machinegegevens aan de huidige opdracht toegewezen. Klik eerst op het veld "Klant"...
Pagina 139
Gegevensexport Met de systemen "R-Transfer Basic" en "R-Transfer Professional" kan de opdrach- tendatabase naar een USB-stick of via WiFi naar een smartphone met ROPA App worden geëxporteerd. Steek een USB-stick in de USB-poort en bevestig de melding "De USB-stick is klaar voor gebruik". Tik op het veld "Gegevensexport" (27), wanneer de export is geslaagd verschijnt de melding "Exporteren gegevens geslaagd!".
Pagina 140
Gegevensexport Met het systeem "R-Transfer Professional" kunnen databases voor klanten, velden en chauffeurs via USB-stick of een smartphone met de ROPA App worden geïmpor- teerd. Steek een USB-stick in de USB-poort en bevestig de melding "De USB-stick is klaar voor gebruik". Tik vervolgens op het veld "Gegevensimport" (28). Selecteer in het gemarkeerde keuzeveld het bestand of de bestanden die u wilt importeren.
Pagina 141
Bediening R-Concept 6.3.2.3.7 Opdrachtevaluatie Opdracht nr.: 1 Klant Start Stop 0,000 ha Traject 0,000 km 0,000 km Duur 00:00 u 00:00 u Verbruik 0,0 l 0,0 l Verbruik/tijd 0,0 l/u 0,0 l/u Veld Verbruik/ha 0,0 l/ha Verbruik/km 0,00 l/km 00:00 u/rooien 0,000 ha/u Chauffeur 00:00 u/lossen...
Pagina 142
Bediening R-Concept 6.3.2.4 Waarschuwingsgrenzen aanpassen Het veld Waarschuwingsgrenzen met R-Direct selecteren en de keuze bevestigen door op het midden van het draaiwieltje te drukken. In dit functieveld kunnen de waarschuwingsgrenzen voor de aandrijving van de zeef- bandaandrijving, zeefzonaandrijving en elevatoraandrijving worden aangepast. Door aan het draaiwieltje te draaien selecteert u de displaybalk van de gewenste aandrijving en bevestigt u de keuze door op het midden van het draaiwieltje te druk- ken.
Pagina 143
Bediening R-Concept 6.3.3 Waarschuwings- en statusindicaties in R-Touch Rode waarschuwingsaanwijzingen die leiden tot het uitschakelen van de motor Motoroliedruk te laag Hydrauliekolie te heet Ernstige problemen met de motor, Smering pompverdeleraandrijving motor onmiddellijk uitschakelen uitgevallen Koelwaterpeil te laag Peil hydrauliekolie te laag Koelwatertemperatuur te hoog Tijd tot het automatische uitschakelen van de motor Foutenbeschrijving...
Pagina 144
Bediening R-Concept Rode instructie bij elektronische problemen Toerentalsignaal niet binnen het Fout back-up gegevens toegestane bereik Analoog signaal niet binnen het Onjuiste machineconfiguratie toegestane bereik Kabelbreuk of kortsluiting vastge- Communicatieprobleem met con- steld troller A15 Interne geheugenfout in EEPROM 144 / 564...
Pagina 145
Bediening R-Concept Oranje waarschuwingen Voorste rooiwalsen overbelast Voorste rooiwalsen geblokkeerd Laatste rooiwals overbelast Laatste rooiwals geblokkeerd Elevatoraandrijving overbelast Elevator geblokkeerd Zeefbandaandrijving overbelast Zeefband geblokkeerd Zeefzonaandrijving overbelast Accu's worden niet geladen Steen ingeklemd zeefzon 1 Fout in de motorbesturing Steen ingeklemd zeefzon 2 Knikbesturing synchroniseren als- tublieft Steen ingeklemd zeefzon 3...
Pagina 146
Bediening R-Concept Oranje aanwijzingen voor de bediening Linker motorkap sluiten a.u.b. Op chauffeursstoel gaan zitten a.u.b. Achterpaneel sluiten a.u.b. Chauffeurscabine verlaten a.u.b. Bunkerdeur sluiten a.u.b. Losband in transportstand zetten a.u.b. Paneel schraapbodemaandrijving Losband in rooistand zetten a.u.b. sluiten a.u.b. Rechter motorkap sluiten a.u.b. Rooiunit laten zakken a.u.b.
Pagina 147
Bediening R-Concept Bunkerbeugel omlaag klappen Bunkervijzel voor heffen a.u.b. Bunkervijzel achter laten zakken Bunkervijzel voor en achter heffen Bunkervijzel voor laten zakken Bunkervijzel voor en achter laten zakken Differentieelslot actief Elevator niet geheven Bedrijfstemperatuur niet bereikt Onderhoudsstand actief Hulpas heffen Hulpas laten zakken Instructies voor bediening Bunkervijzel hefinrichting naar...
Pagina 148
Bediening R-Concept Toestandindicatoren Bedrijfsmodus Akker actief Bedrijfsmodus Straat actief Differentieelslot ingeschakeld Differentieelslot uitgeschakeld Differentieelslot geselecteerd, Dieptevoering actief, hectareteller blokkering nog niet vastgeklikt loopt Driepunt boven, achteruitrijblokke- Driepunt boven, achteruitrijblokke- ring UIT ring AAN Transporthoogte driepunt Driepunt laten zakken Machineaandrijving ingeschakeld Machineaandrijving gedeeltelijke uitschakeling Losband in rooistand...
Pagina 149
Bediening R-Concept 6.3.4 Lichtregeling De verlichting van de machine wordt bestuurd via R-Touch. Het menu Lichtrege- ling wordt weergegeven als u de toets (4) op toetsenveld III drie seconden ingedrukt houdt. Door kort op de toets te drukken, schakelt u het licht met de laatst gekozen instelling in of uit.
Pagina 150
Bediening R-Concept 6.3.4.1 Lichtprogramma's configureren De lichtprogramma's 1-3 kunnen afzonderlijk en naar wens worden toegekend. Scha- kel hiervoor de verlichting aan die u wilt opslaan in een programma. Door een van de programmatoetsen langer aan te tikken, kunt u de nu ingeschakelde lichten opslaan in een programma.
Pagina 151
Bediening Joystick Joystick De joystick is het belangrijkste bedieningselement van de machine. In de joystick is de sturing van de belangrijkste functies van de machine ergonomisch gegroepeerd per bedieningselement. Joystick voorkant Joystick achterkant 2 1 0 0 1 2 355412a Panther 151 / 564...
Pagina 152
Bediening Joystick Joystick naar voor drukken: Geldt ALLEEN in de bedrijfsmodus "Akker": de doelsnelheid van de cruisecontrol wordt verhoogd. Multifunctionele knop (11) indrukken en vasthouden. Daarna de joystick naar voren drukken. De cruisecontrol wordt ingeschakeld. Joystick naar achteren trekken: Geldt ALLEEN in bedrijfsmodus "Akker": de doelsnelheid van de cruisecontrol wordt verlaagd.
Pagina 153
Bediening Joystick Automatisch uitschakelen en automatisch heffen machineaandrijving Wanneer de rooiunit wordt geheven terwijl de machine rijdt, is het eenmalig aantikken van de functie "Driepunt heffen" voldoende, de driepunt wordt automatisch tot de aan- slag geheven en de machineaandrijving wordt tegelijkertijd uitgeschakeld. Op de R- Touch knippert het volgende symbool OPMERKING Wanneer het rooien moet worden voortgezet –...
Pagina 154
Bediening Joystick Automatisch uitschakelen onderdrukken Selecteer in het menu "Basisinstellingen", in het submenu "Voorzetapparaat", in de regel "Rooier heffen en multifunctionele knop" de optie "AUTOMATISCH". Voorzetapparaat Heffen extra hakselaar Stand dieptevoering Rijafstand (mm) 50OFF Reinigingswalsen begrenzen AUTO Rooier heffen + multifunctionele knop Stand R-Trim Stand automatisme afzonderlijke rijen AUTO...
Pagina 155
Bediening Joystick Mini-joystick (1) links/rechts Mini-joystick (1) links/rechts bewegen en ong. 2 sec. vasthouden = (hondengang links/rechts voorselecteren) Mini-joystick (1) naar links schuiven en ong. 2 sec. vasthouden = voorselectie hondengang links Mini-joystick (1) naar rechts schuiven en ong. 2 sec. vasthouden 2 1 0 0 1 2 = voorselectie hondengang rechts...
Pagina 156
Bediening Joystick (3) Toets voor het activeren van de hondengang in de bedrijfsmodus "Akker" en middelste stand achteras in de bedrijfsmodus "Straat" De rijsnelheid moet hoger zijn dan 0,5 km/u! Voor een uitgebreide beschrijving Pagina 206. (4) Kruistoets hakselaardiepte Toets diagonaal naar voren links/rechts schuiven: Tastwielen links/rechts hoger = de bladeren worden lager afgehakt.
Pagina 157
Bediening Joystick Als voorafgaande aan het indrukken van deze toets (6) de toets (42) "Gas - " wordt ingedrukt en in deze stand wordt vastgehouden, is de regeling tot het minimale rooier- toerental onderdrukt. (7) (8) (9) Programmatoetsen P1, P2 en P3 Met deze toetsen kunnen drie verschillende combinaties van machine-instellingen wor- den opgeslagen en met één druk op de toets weer worden opgeroepen.
Pagina 158
Bediening Dieselmotor Dieselmotor Een samenvatting van de vereiste onderhoudswerkzaamheden aan de motor vindt u in hoofdstuk 7 van de originele gebruiksaanwijzing en het originele onderhoudsboekje van Volvo. Instructies over welke maatregelen moeten worden genomen in geval van operatio- nele storingen vindt u in hoofdstuk 8 "Storingen en problemen oplossen" en in de origi- nele gebruiksaanwijzing van Volvo.
Pagina 159
Bediening Dieselmotor Koelmiddeltemperatuur te hoog. Motor uitschakelen, oorzaak bepalen en probleem verhelpen (bv. koeler reinigen). Koelmiddelpeil te laag. Motor uitschakelen en onmiddellijk koelmiddel bijvullen. (Zie Pagina 393) Ernstige problemen in de motor! Motor ONMIDDELLIJK uitschakelen en contact opne- men met de klantenservice. Fout in de motorbesturing.
Pagina 160
Bediening Dieselmotor Overige 1175 Minimaal motortoerental rooien 1500 Max. rooiertoerental (alleen automotive) Ruitenwisser intervaltijd Gedeeltelijke uitschakeling aandrijving Demping rijpedaal akker Demping rijpedaal straat Brandstofreserve alarm bij % Smeertijd (min) Hulpaandrijving stand In het menu "Basisinstellingen", in het submenu "Overige", in de regel "Brandstofre- serve waarschuwing bij (%)"...
Pagina 161
Bediening Dieselmotor 6.5.1 Dieselmotor starten/uitschakelen Om je outfit modieus te houden met bijpassende trainers, hebben we de nieuwste trends van Adidas, Nike, Vans, Etnies, Supra, New Balance en nog veel meer voor jou in petto. De blokkering blijft actief tot het rijpedaal volledig wordt losgelaten en opnieuw wordt ingedrukt.
Pagina 162
Bediening Dieselmotor Wanneer de motor door een startblokkering niet kan worden gestart, wordt op de R- Touch het volgende waarschuwingssymbool getoond: Dit waarschuwingssymbool en één van de volgende symbolen knipperen afwisselend op de R-Touch: Linker motorkap sluiten a.u.b. Rechter motorkap sluiten a.u.b. Achterpaneel sluiten a.u.b.
Pagina 163
Bediening Dieselmotor 6.5.2 Aanpassing motortoerental Bedrijfsmodus "Akker", machine loopt niet Het toerental van de motor wordt geregeld met het rijpedaal. Wanneer het voertuig stilstaat, kan het motortoerental handmatig met de toets Motortoerental + (41) of de toets Motortoerental - (42) worden ingesteld. Motortoerental verhogen De toets motortoerental + kort indrukken: het motortoerental gaat bij iedere keer druk- ken met 25 min...
Pagina 164
Bediening Dieselmotor Bedrijfsmodus "Akker", machine loopt Na het inschakelen van de machineaandrijving wordt het toerental van de diesel- motor automatisch ingesteld op de waarde die in het menu "Basisinstellingen", sub- menu "Overige" in de regel "Min. rooiertoerental" is ingevoerd. Daarmee is automotive rooien geactiveerd.
Pagina 165
6.5.3 Wijzigingen in en/of aanvullingen op de gebruiksaanwijzing voor de Volvo-motor Bij motoren van Volvo die in ROPA-machines zijn gebouwd, zijn de hieronder ver- melde punten van essentieel belang: Motortype TAD1643VE-B 565 kW is ingebouwd. Daardoor zijn alleen de onderde- len van de gebruiksaanwijzing van Volvo van toepassing, die betrekking hebben op dit motortype en op onderdelen die op alle motortypen van toepassing zijn.
Pagina 166
Bediening Bedrijfsmodi "Akker" en "Straat" Bedrijfsmodi "Akker" en "Straat" Op de R-Touch verschijnt het symbool ("Akker"/"Straat") van de op dat moment actieve bedrijfsmodus. Het voertuig kan worden gebruikt in de volgende bedrijfsmodi: Bedrijfsmodus "Akker" Max. 16 km/u Bedrijfsmodus "Straat" Max. 40 km/u OPGELET Gevaar voor zware schade aan de rijaandrijving! In de bedrijfsmodus "Akker"...
Pagina 167
Bediening Bedrijfsmodi "Akker" en "Straat" 6.6.1 Transmissie schakelen Via de transmissie wordt de bedrijfsmodus "Akker" of "Straat" en de vierwielaandrijving ingeschakeld. Op de R-Touch verschijnt het symbool ("Akker"/"Straat") van de op dat moment actieve bedrijfsmodus. Schakelen "Straat"/"Akker": – Om van bedrijfsmodus te wisselen rijpedaal volledig loslaten en voertuig stoppen. –...
Pagina 168
Bediening Bedrijfsmodi "Akker" en "Straat" 6.6.3 Differentieelslot Het in- of uitschakelen van het differentieelslot heeft altijd betrekking op alle assen tegelijk. Het differentieelslot kan niet voor een afzonderlijk as worden in- of uitgescha- keld. OPGELET Gevaar voor zware schade aan de assen. Als u niet deze aanwijzing niet volgt, kunnen de klauwenkoppelingen van de differenti- eelvergrendelingen stukgaan.
Pagina 169
Bediening Rijden Differentieelslot uitschakelen: – Druk op toets (33) in toetsenveld III. De LED brandt niet. – Wanneer na het uitschakelen van het differentieelslot één van de volgende sym- bolen op de R-Touch verschijnt: - klemt er een as en is het differentieelslot niet volledig uitgeschakeld.
Pagina 170
Bediening Rijden Hydrostatische rijaandrijvingen zijn erg veilig. Als bij de rijaandrijving operationele sto- ringen optreden, zorgt de volgende maatregel voor nog meer veiligheid. Als de rijsnelheid de machine door het loslaten van het rijpedaal niet vermindert en als de machine niet blijft staan, treedt wordt door het activeren van de parkeerrem (39) een veiligheidsschakelaar geactiveerd.
Pagina 171
Bediening Rijden Als het voertuig zich niet verplaatst, verschijnt de respectieve oorzaak in R-Touch: Parkeerrem loszetten a.u.b. Voetrem loslaten a.u.b. Fout van de rijpedaalsensoren! Toevoerdruk remaccumulator te laag! Contact opnemen met de klantenservice Loszetdruk parkeerrem te laag! Toevoerdruk in de hydrostatische rijaandrijving te laag (12 bar)! 171 / 564...
Pagina 172
Bediening Rijden 6.7.1 Snelheidsbegrenzing dieselmotor te koud Bij motorolietemperaturen lager dan 55 °C, kan de motorrem (Zie Pagina 195) niet worden geactiveerd, de rijsnelheid wordt tot ong. 20 km/u begrensd. Als de door het rijpedaal bepaalde rijsnelheid meer dan 20 km/u bedraagt, verschijnt op de R-Touch de melding Motorolietemperatuur te laag even geduld a.u.b.
Pagina 173
Bediening Rijden 6.7.2 Keuze rijrichting (voorwaarts/achterwaarts) Voetschakelaar rijrichting (3): NIET INGEDRUKT Rijrichting "voorwaarts" INGEDRUKT Rijrichting "achterwaarts" Voetschakelaar rijrichting Rijpedaal OPMERKING Voor achteruitrijden in de bedrijfsmodus "Straat" moet het rijpedaal volledig wor- den losgelaten. Daarna moet worden gewacht totdat de machine volledig stilstaat (0,0 km/h).
Pagina 174
Bediening Rijden 6.7.3 Demping rijpedaal De respons van het rijpedaal kunt u in het menu "Basisinstellingen", in het submenu "Overige" in de regel "Demping rijpedaal akker" of "Demping rijpedaal straat" afzon- derlijk instellen voor de bedrijfsmodus Akker en voor de bedrijfsmodus Straat. De waarde 3 staat voor een meer comfortabele respons, de waarde 1 staat voor een agressievere respons van het rijpedaal.
Pagina 175
Bediening Rijden 6.7.4 Cruisecontrol Het voertuig beschikt over cruisecontrol om het rijden voor de chauffeur comfortabe- ler te maken. Daardoor kan de rijsnelheid door het rijpedaal in te trappen, of door het inschakelen van cruisecontrol worden geregeld. 6.7.4.1 Cruisecontrol in de bedrijfsmodus "Straat" inschakelen Cruisecontrol kan in de bedrijfsmodus "Straat"...
Pagina 176
Bediening Rijden Mogelijkheden om de cruisecontrol in te schakelen zijn: – Tuimelschakelaar (34) "Cruisecontrol aan/uit" gebruiken – Multifunctionele knop (11) ingedrukt houden en daarbij de joystick kort helemaal naar voren duwen – Op de joystick toets (10) kort indrukken Op de R-Touch wordt de LED groen. De cruisecontrol is ingeschakeld. 6.7.4.2 Cruisecontrol in de bedrijfsmodus "Straat"...
Pagina 177
Bediening Rijden 6.7.4.3 Spoedcursus cruisecontrol in de bedrijfsmodus "Straat" Motor starten. ↓ Bedrijfsmodus "Straat" selecteren. ↓ Sneller rijden dan 10 km/u. ↓ Tuimelschakelaar (34) "Cruisecontrol aan/uit" bedienen Op de joystick toets (10) kort indrukken Multifunctionele knop (11) ingedrukt houden en daar- bij de joystick kort helemaal naar voren drukken ↓...
Pagina 178
6.7.4.5 Doelsnelheid van de cruisecontrol instellen (bedrijfsmodus "Akker") Voor het instellen van de doelsnelheid van de cruisecontrol heeft ROPA twee verschil- lende strategieën. Strategie 1 Afstellen van de doelsnelheid in stappen van 0,2 km/u: –...
Pagina 179
Bediening Rijden 6.7.4.6 Cruisecontrol in de bedrijfsmodus "Akker" uitschakelen Het is het gemakkelijkste wanneer u de cruisecontrol aan het einde van de bietenrij uitschakelt, daarvoor drukt u het rijpedaal in totdat u de snelheid die de cruisecontrol rijdt met het pedaal overneemt. Dit wordt aangegeven door een pieptoon en doordat de groene LED op de R-Touch uit gaat.
Pagina 180
Bediening Rijden 6.7.4.7 Spoedcursus cruisecontrol in de bedrijfsmodus "Akker" Motor starten. ↓ Bedrijfsmodus "Akker" selecteren. ↓ Deur chauffeurscabine sluiten. ↓ Machineaandrijving inschakelen. ↓ Driepunt laten zakken. ↓ Min. 0,5 km/u rijden. ↓ Tuimelschakelaar (34) "Cruisecontrol aan/uit" bedienen Op de joystick toets (10) kort indrukken Multifunctionele knop (11) ingedrukt houden en daar- bij de joystick kort helemaal naar voren drukken ↓...
Pagina 181
OPMERKING De firma ROPA wijst er nadrukkelijk op dat zowel de chauffeur als de eigenaar van de machine altijd persoonlijk verantwoordelijk zijn om ervoor te zorgen dat de geldende bepalingen en voorwaarden van de bevoegde instanties voor het wegverkeer worden nageleefd.
Pagina 182
Bediening Wegverkeer – moeten de tastwielen naar binnen worden gedraaid en worden vastgezet (geldt niet voor R*SO en R*SU). – moeten de rood-witte waarschuwingsborden (zoals te zien op de afbeelding) wor- den aangebracht en met splitpennen worden vastgezet. Bovendien moeten alle rood-witte waarschuwingsborden en afzettingslint altijd schoon en in goede staat worden gehouden.
Pagina 183
Bediening Wegverkeer De hulpas wordt hydraulisch belast en daarbij met een drukaccumulator geveerd. Door op de toets in toetsenveld II te drukken wordt de hulpas geactiveerd of uit- geschakeld. Wanneer de hulpas tot aan de aanslag is geheven, gaat de LED in de toets uit en ver- schijnt het symbool op de R-Touch.
Pagina 184
één jaar bewaren. Een formu- lier voor deze instructie vindt u in hoofdstuk 9 (Zie Pagina 553). ROPA raadt aan om het formulier te kopiëren alvorens het in te vullen. Zoals reeds aangehaald kunnen de regionaal bevoegde wegeninstanties aanvul- lende voorwaarden vastleggen, die afwijken van de bestaande bepalingen.
Pagina 185
Bediening Wegverkeer 6.8.2 Hulpchassis (optie) Om de voorgeschreven asbelastingen op de openbare weg, bijv. in Duitsland, niet te overschrijden, is in bepaalde landen de machine uitgerust met een hulpchassis. 6.8.2.1 Hulpchassis aankoppelen Om het hulpchassis aan te koppelen gaat u als volgt te werk: –...
Pagina 186
Bediening Wegverkeer De LED in de toets gaat branden, het symbool aankoppelmodus verschijnt in R-Touch. OPGELET Gevaar voor schade aan de machine. In de "Aankoppelmodus driepunt" en in de "Aankoppelmodus kettingtakel" is de ach- teruitrijblokkering ook bij neergelaten rooier uitgeschakeld! In de "Aankoppelmodus driepunt"...
Pagina 187
Bediening Wegverkeer 6.8.2.1.2 Kettingtakel in werking stellen in aankoppelmodus – Hef de driepunt tot de aanslag naar boven. – Activeer deze door twee keer op de toets in toetsenveld III te drukken van de "Aankoppelmodus kettingtakel". OPMERKING In de "Aankoppelmodus kettingtakel" bestuurt u de kettingtakel met de joystick (1), op dezelfde manier als u in de "Aankoppelmodus driepunt"...
Pagina 188
Bediening Wegverkeer – Rij met de rooiunit in het midden boven het hulpchassis. Om u beter te kunnen ori- ënteren, kunt u beide kettingtakels nu al met de mini-joystick (1) laten zakken. – Parkeerrem activeren. Dieselmotor laten lopen. – Uitstappen. Wanneer de kettingtakels nog niet of nog niet ver genoeg beneden zijn, kunt u ze nu met de buitenbediening links of rechts op de rooiunit laten zak- ken.
Pagina 189
Bediening Wegverkeer – Druk op de dodemansknop (12) en houd deze ingedrukt. Trek het hulpchassis met de toetsen (2) en (4) naar boven. – Trek het hulpchassis naar boven tot de haken (6) en (7) zoals op de afbeeldingen te zien is vastklikken. –...
Pagina 190
Bediening Wegverkeer – Bevestig de staalkabel (13) aan de bout (14) en zet deze vast met de haak (15). – Druk op de toets . De aankoppelmodus is beëindigd, het symbool en de LED in de toets gaan uit. – Sluit op de R-Touch het keuzevenster "Aankoppelmodus kettingtakel". 190 / 564...
Pagina 191
Bediening Wegverkeer 6.8.2.2 Rijden op de openbare weg met het hulpchassis Om de voorgeschreven asbelastingen op de openbare weg in acht te nemen, moet de driepunt in de modus "Transporthoogte driepunt" worden gezet. In de modus "Trans- porthoogte driepunt" wordt een deel van het gewicht van de hakselaar-/rooiunit door het hulpchassis gedragen.
Pagina 192
Bediening Wegverkeer 6.8.2.3 Hulpchassis afkoppelen Voor het afkoppelen van het hulpchassis gaat u als volgt te werk: – Voer het afkoppelen uit op een zo vlak mogelijke ondergrond. – Schakel in bedrijfsmodus "Akker". – Hef de driepunt met het hele hulpchassis tot de aanslag naar boven. –...
Pagina 193
Bediening Wegverkeer – Ga op de ontgrendeling (10) staan, door de ontgrendelingshendel (14) naar boven te trekken houdt u beide haken (6) en (7) in geopende stand. – Druk op de dodemansknop (12) en houd deze ingedrukt. Laat het hulpchassis met de toetsen (3) en (5) zover zakken, tot er op beide kettingtakels geen spanning meer staat.
Pagina 194
Bediening Wegverkeer – Rij voorzichtig achteruit van het afgekoppelde hulpchassis weg. – Tik het veld "Modus akker" (15) aan. De machine zet de draagbuis van de nakop- per, de tastwals en de schaarhouders terug in de als laatste ingestelde stand. –...
Pagina 195
Bediening Remsysteem Remsysteem Het remsysteem van het voertuig is uitgevoerd volgens het principe van een hydrau- lisch werken natte volvlak-schijfrem. Om veiligheidsredenen bestaat het remsysteem uit twee, van elkaar onafhankelijke remcircuits: De bedrijfsrem, die via de linkse rempedaal op de bodem van de bestuurdersca- bine bediend wordt.
Pagina 196
Bediening Remsysteem 6.9.3 Parkeerrem De parkeerrem wordt bediend via de tuimelschakelaar in de console. De parkeerrem werkt in op de voor- en achterwielen. Zelfs wanneer het contact is uitgeschakeld en het hydraulieksysteem drukloos is, wordt de parkeerrem automatisch geactiveerd. Om veiligheidsredenen kan de parkeerrem pas worden vrijgegeven wanneer er voldoende druk in het hydraulieksysteem is.
Pagina 197
Bediening Sturen 6.10 Sturen Weergaveveld besturing Weergave achterwielen met joystick sturen Actieve stuurwijze Standweergave knikpunt Weergave van de voorgeselecteerde hondengang en richting Weergave stand handpotentiometer Weergave stand achterasbesturing (Zie Pagina 338) Schermknop autopilot stuurgedrag speciaal (Zie Pagina 221) 197 / 564...
Pagina 198
Bediening Sturen Overzicht stuurwijzen in de bedrijfsmodus "Straat" Weergave bij geslaagde synchronisatie Weergave wanneer synchronisatie vereist is Zie Pagina 201 Weergave bij actieve keerstuurmodus Zie Pagina 202 OPMERKING Zonder het venster Besturing heeft de chauffeur onvoldoende informatie. Wij advise- ren daarom altijd dit venster op het scherm te laten. In bedrijfsmodus Straat verschijnt automatisch bovenaan op het scherm het venster voor de besturing.
Pagina 199
Bediening Sturen Overzicht stuurwijzen in bedrijfsmodus "Akker" Weergave bij actieve keerstuurmodus Weergave bij vaste stuurmodus Zie Pagina 209 Pagina 209 Weergave hondengang links actief Weergave hondengang rechts actief Hondengang activeren Zie Pagina 208 Weergave doorrooien actief Weergave krabbengang actief Pagina 205 Pagina 210 199 / 564...
Pagina 200
Bediening Sturen 6.10.1 Besturing in bedrijfsmodus "Straat" In bedrijfsmodus "Straat" kunnen de achterwielen door het heen en weer bewegen van de joystick worden bestuurd als de hoofdschakelaar van het stuur (44) ontgren- deld is. Bij het rijden op de openbare weg moet de hoofdschakelaar van het stuur altijd worden vergrendeld.
Pagina 201
Bediening Sturen 6.10.1.3 Knikbesturing synchroniseren – Bedrijfsmodus "Straat" selecteren – Knikbesturing synchroniseren, doe daarvoor het volgende: – Hoofdschakelaar van het stuur (44) ontgrendelen – Met een snelheid van ongeveer 1-10 km/u rijden – Toets (2) en de multifunctionele knop (11) op de joystick gelijktijdig indrukken –...
Pagina 202
Bediening Sturen 6.10.1.4 Keerstuurmodus in de bedrijfsmodus "Straat" Om veiligheidsredenen kan en mag deze functie alleen worden gebruikte bij geredu- ceerde snelheid. In de praktijk wordt deze functie gebruikt om door krappe bochten te rijden. Zodra de stuurwijze "Keerstuurmodus" is geactiveerd, knikt het knikpunt altijd passen in de aanslag van de voorwielen.
Pagina 203
Bediening Sturen Als de keerstuurmodus niet kan worden geactiveerd, verschijnt de oorzaak hier- van in R-Touch: – Ontgrendel de hoofdschakelaar van het stuur (44). – Sneller rijden, minimumsnelheid (0,5 km/u) niet bereikt. – Rijsnelheid te hoog. Snelheid verder verlagen. OPMERKING Zodra in de bedrijfsmodus "Straat"...
Pagina 204
Bediening Sturen 6.10.1.5 Spoedcursus besturing in bedrijfsmodus "Straat" Motor starten. ↓ Bedrijfsmodus "Straat" instellen. ↓ Langzaam rijden (min- der dan 8 km/u). ↓ Hoofdschakelaar van Tussen 1 en 10 km/u rijden. het stuur ontgrendelen. ↓ ↓ De achterwielen kunnen met behulp Synchroonbesturing activeren.
Pagina 205
Bediening Sturen 6.10.2 Besturing in bedrijfsmodus "Akker" In de bedrijfsmodus "Akker" heeft de machine vijf verschillende stuurwijzen: Hondengang links of rechts Doorrooien Keerstuurmodus Vaste modus Krabbengang De hondengang heeft verschillende standen: Hondengang 0 links geen knik Hondengang 1 links lichte knik naar links Hondengang 2 links sterke knik naar links Hondengang 0 rechts...
Pagina 206
Bediening Sturen 6.10.2.2 Hondengangrichting links/rechts voorselecteren De richting van de hondengang links of rechts wordt met de mini-joystick (1) voorge- selecteerd. Daarvoor schuift u de mini-joystick (1) naar links/rechts en houdt u dit ong. 2 sec. vast (hondengang links/rechts voorselecteren). Mini-joystick (1) naar links schuiven en ong.
Pagina 207
Bediening Sturen 6.10.2.3 Hondengangstand voorselecteren De hondengangstand in toetsenveld II met de toetsen Hondengang links / Honden- gang rechts instellen. Naar links: hondengang links Het knikpunt knikt in de stand die in toetsenveld II met de toets is voorgeselec- teerd. Naar rechts: hondengang rechts Het knikpunt knikt in de stand die in toetsenveld II met de toets is voorgeselec-...
Pagina 208
Bediening Sturen 6.10.2.4 Hondengang activeren De voorgeselecteerd hondengang wordt door kort op de toets (3) op de joystick te drukken geactiveerd. Voorwaarde daarvoor is: Bedrijfsmodus "Akker" is ingeschakeld en de losband staat in rooistand. De stuurhoofdschakelaar is ontgrendeld. De snelheid van de machine is ten minste 0,5 km/u. Pas na het activeren beweegt het knikpunt zich naar de voorgeselecteerde stand.
Pagina 209
Bediening Sturen 6.10.2.5 Keerstuurmodus De eerder genoemde voorwaarden voor het activeren van de hondengang zijn van toepassing. Zoals de naam al aangeeft, is de stuurwijze "Keerstuurmodus" bijna uit- sluitende bedoeld voor het keren van de machine bij weinig ruimte. Bij deze stuurwijze is de machine zo geprogrammeerd, dat machine zonder verder omschakelen, zelfs als de ruimte zeer beperkt is, gemakkelijk kan worden gekeerd.
Pagina 210
Bediening Sturen 6.10.2.7 Krabbengang De eerder genoemde voorwaarden voor het activeren van de hondengang zijn van toepassing. Om de stuurwijze "Krabbengang" te activeren, drukt u op de multifunc- tionele knop (11) en houdt u deze vast, daarna houdt u de toets (2) op de joystick 2 seconden ingedrukt.
Pagina 211
Bediening Sturen Achterwielen worden door de handpotentiometer bestuurd Wanneer de joystick naar links of naar rechts wordt bewogen, neemt joystick de bestu- ring van de achterwielen automatisch over. Het symbool verschijnt op de R-Touch. Achterwielen worden door de joystick bestuurd Zodra de achterwielen door de joystick worden bestuurd, zijn zowel de handpotentio- meter als het automatische meesturen van de achterwielen uitgeschakeld.
Pagina 212
Bediening Sturen 6.10.2.9 Handmatige besturing Handmatige besturing is het met de hand sturen van het knikpunt met de joystick. Deze functie is uitsluitend bedoeld voor onderhouds- en reparatiewerkzaamheden aan de machine. Voorwaarden: Bedrijfsmodus "Akker" De stuurhoofdschakelaar is ontgrendeld. In het menu "Speciale functies" is het subonderdeel "Handbesturing knikpunt" inge- steld op "Actief".
Pagina 213
Bediening Sturen 6.10.2.10 Spoedcursus stuurwijzen in de bedrijfsmodus "Akker" Motor starten. ↓ Hoofdschakelaar van het stuur ontgrendelen. ↓ Bedrijfsmodus "Akker" inschakelen ↓ ↓ R-Direct-menu "Speciale functies Met een snelheid van minstens 0,5 km/u rijden. * handmatige besturing" activeren ↓ ↓ ↓...
Pagina 214
Bediening Sturen 6.10.3 Automatische besturing (Autopilot) Bij het rooien kunnen de voor- en achterwielen volledig automatisch via de bladtaster en de schaarhouder worden bestuurd. Met deze stuurwijze is het rooien ontspannen en nauwkeurig. Wanneer er echter sprake is van extreem diepe rijsporen, extreme onkruidafzetting, sterke oneffenheden in de grond etc., kan de autopilot voor de ach- teras soms niet worden gebruikt.
Pagina 215
Bediening Sturen Voetschakelaar autopilot In plaats van de voetschakelaar "Autopilot" kan de autopilot ook als volgt worden geactiveerd: toets (3) "Hondengang" kort indrukken. OPMERKING Als de hondengang bij het indrukken van de voetschakelaar "Autopilot" (2) al voorge- selecteerd, dan wordt de hondengang automatisch samen met de vooras-autopilot geactiveerd.
Pagina 216
Bediening Sturen 6.10.3.2 Spoedcursus vooras-autopilot activeren Op de R-Touch in het menu "Autopilot" de "Inschakeling achteras" instellen op "Handmatig". ↓ Bedrijfsmodus "Akker" selecteren. ↓ Hoofdschakelaar van het stuur ontgrendelen. ↓ Machine inschakelen. ↓ Driepunt laten zakken. ↓ Min. 1 km/u rijden. ↓...
Pagina 217
Bediening Sturen 6.10.3.3 Autopilot achterwielen activeren De automatische achterasbesturing kan handmatig of automatisch worden geacti- veerd. Voorwaarde voor het activeren is, dat in R-Direct in het menu "Autopilot" in de regel "Signaal vooras van" de optie "Schaar" of "Rij+schaar" is ingesteld. OPMERKING Als in het menu "Autopilot"...
Pagina 218
Bediening Sturen De achteras-autopilot wordt automatisch geactiveerd door de optie "Automa- tisch" te selecteren in het menu "Autopilot", in de regel "Inschakelen achteras". "Automatisch" betekent dat de achteras-autopilot automatisch wordt ingeschakeld op het moment dat na het inschakelen van de vooras-autopilot de achteras de uiteinde- lijke hondengangstand heeft bereikt.
Pagina 219
Bediening Sturen 6.10.3.4 Spoedcursus: autopilot achterwielen handmatig inschakelen Op de R-Touch in het menu "Autopi- lot" "Signaal vooras van" instellen op "Schaar" of "Rij+Schaar". "Inschake- len achteras" op "Handmatig" instellen. ↓ Bedrijfsmodus "Akker" selecteren. ↓ Hoofdschakelaar van het stuur ontgrendelen. ↓...
Pagina 220
Bediening Sturen 6.10.3.5 Spoedcursus: autopilot achterwielen automatisch inschakelen Op de R-Touch in het menu "Autopi- lot" "Signaal vooras van" instellen op "Schaar" of "Rij+schaar" en "Inschake- len achteras" instellen op Automatisch". ↓ Bedrijfsmodus "Akker" selecteren. ↓ Stuurhoofdschakelaar inschakelen. ↓ Machine inschakelen. ↓...
Pagina 221
Bediening Sturen 6.10.4 Stuurgedrag instellen De reactietijden – en daarmee het stuurgedrag van de machine – van de vooras- en achteras-autopilot kunnen op de R-Touch in het menu "Autopilot" in de regels "Niveau vooras" en "Niveau achterassen" in 10 niveaus optimaal aan de betreffende omstan- digheden worden aangepast (waarde op de R-Touch van 1 tot en met 10).
Pagina 222
Bediening Chassis 6.11 Chassis Schommelstabilisatiesysteem In vergelijking met het bekende chassis van 2-assige bietenrooiers, is het schomme- len van de Panther met 50 procent gereduceerd. De reden daarvoor is de hydrauli- sche koppeling van de stabilisatiecilinders aan voor- en achteras aan één kant, zodat oneffenheden in de ondergrond bij één wiel slechts 50 procent op het frame werken –...
Pagina 223
Bediening Chassis 6.11.1 Venster chassis op de R-Touch Indicator Hellingshoek machine lengteas Indicator Hellingshoek machine breedteas Indicator pendelstand vooras Indicator pendelstand achteras Statusindicator kantelsysteem Mogelijke statusindicatoren: Het kantelsysteem is uitgeschakeld, de machine kantel niet actief om het terreinver- loop te volgen. Activeer het chassis (Zie Pagina 224).
Pagina 224
Bediening Chassis 6.11.2 Activering chassis Na het starten van de machine moeten het kantelsysteem en de hoogteregeling van het chassis worden uitgeschakeld. De LED in de toets knippert. De statusindicator "Kantelsysteem uitgeschakeld" wordt weergegeven: na het starten van de motor wanneer het automatische kantelsysteem is uitgeschakeld Doe het volgende om het chassis te activeren bij automatisch kantelsysteem (optie):...
Pagina 225
Bediening Chassis 6.11.3 Kantelen handmatig GEVAAR Gevaar voor dodelijke verwondingen bij het kantelen van de machine. – Let erop dat er zich geen personen in de gevarenzone bevinden wanneer de machine kantelt! (13) Kanteling handmatig naar rechts: Zolang u deze toets ingedrukt houdt, worden de linker chassiscilinders uitgeschoven en de rechter chassiscilinders ingeschoven.
Pagina 226
Bediening Chassis 6.11.4 Kantelen automatisch (optie) (15) Automatische kanteling uit/aan: Als deze toets in bedrijfsmodus "Akker" wordt ingedrukt, wordt het automatische kan- telsysteem ingeschakeld (LED brandt). De machine kantelt automatisch boven de assen tot horizontale stand. Het chassis kan maximaal ong. 7 % naar rechts of naar links links kantelen ten opzichte van de assen.
Pagina 227
Bediening Rooien 6.12 Rooien 6.12.1 Voorbereidingen voor rooien Voordat u met de werkzaamheden begint, moet u zich vertrouwd maken met de plaat- selijke bodem- en terreingesteldheid. Zorg ervoor dat u goed overzicht heeft over het te rooien bietenveld en bepaald de beste plaats om de bietenhoop te stapelen.
Pagina 228
Bediening Hakselaar 6.13 Hakselaar De hakselaaraggregaat is aan de rooiunit gekoppeld. Deze wordt met behulp van een parallellogram links of rechts aan de rooier gekoppeld. Hierdoor kan de hakselaar onafhankelijk van het rooiunit het terreinverloop volgen. RASW-hakselaar, hakselaarklep boven RASW-hakselaar, hakselaarklep beneden 228 / 564...
Pagina 229
Bediening Hakselaar RIS-hakselaar RES-hakselaar 229 / 564...
Pagina 230
Bediening Hakselaar 6.13.1 Bladtaster Helemaal vooraan op de hakselaaraggregaat bevindt zich de bladtaster. De bladtaster is parallellogram-gestuurd en levert het signaal aan de autopilot. Bladtaster Met de ketting op de bladtaster wordt de beweging naar beneden van de bladtaster naar beneden begrensd. Door de pen (1) eruit te trekken kan de kettinglengte worden aangepast aan de omstandigheden.
Pagina 231
Bediening Hakselaar De 8 rubberen dempers (6) moeten zo worden afgesteld, dat de glijsteunen (2) de grond nog net raken, maar in geen geval gewicht uitoefenen op de grond. Daarvoor: – Ketting (3) zover inkorten, dat de glijsteunen (2) zich ongeveer 15 cm boven de grond bevinden.
Pagina 232
Bediening Hakselaar 6.13.2 Ontbladeras De ontbladeras hakt de bietenbladeren af en hakselt deze in het veld (bij RIS en RES) of werpt deze in het bladkanaal (bij RBS). Bij het model RAS kunt u de bietenbladeren met de hydraulische hakselaarklep naar keuze in het bladkanaal voeren of direct door de grond hakselen.
Pagina 233
Bediening Hakselaar 6.13.2.1 Toerental ontbladeras instellen Toerental ontbladeras Selecteer deze functie met R-Select. + Toets = ontbladeras sneller + Toets = ontbladeras langzamer Aanbevolen toerental ontbladeras 800-900 min RIS en RAS 850-950 min 780 (750-850) min 6.13.2.2 Bewaking ontbladeras Als op de R-Touch het symbool verschijnt, dan is de hoofdaandrijving van de rooier overbelast.
Pagina 234
Bediening Hakselaar 6.13.2.3 Toerental reinigingsas instellen (alleen bij RES) Toerental reinigingsas Selecteer deze functie met R-Select. Het toerental van de reinigingsas is altijd lager dan dat van de ontbladeras. + Toets = reinigingsas sneller + Toets = reinigingsas langzamer Aanbevolen toerental reinigingsas: 720 (700-800) min 234 / 564...
Pagina 235
Bediening Hakselaar 6.13.2.4 Hoogte reinigingsas instellen (alleen bij RES) Hoge reinigingsas Selecteer deze functie met R-Select. Stel de reinigingsas nooit lager af dan absoluut noodzakelijk is. + Toets = reinigingsas hoger + Toets = reinigingsas lager 235 / 564...
Pagina 236
Bediening Hakselaar 6.13.3 Hakselaardiepte instellen 6.13.3.1 Hakselaardiepte instellen met tastwielen (niet bij R*SU) Links- en rechtsvoor op de hakselaar bevinden zich de tastwielen. Deze tastwielen zijn verantwoordelijk voor de diepteregeling van de ontbladeras. De ingestelde hakselaardiepte kan op de R-Touch worden afgelezen. Vergrendeling voor tastwiel: - Werkstand (2 standen) - Transportstand...
Pagina 237
Bediening Hakselaar Met de kruistoets (4) stelt u de hakselaardiepte in. Kruistoets diagonaal naar voren en naar links/rechts schuiven: tastwielen links/rechts hoger = bladeren worden dieper afgehakt. Knop diagonaal naar achteren en naar links/rechts trekken: tastwielen links/rechts lager = bladeren worden hoger afgehakt. Als de kruistoets slechts kort wordt aangetikt, wordt stapsgewijs afgesteld met één stand omhoog of omlaag.
Pagina 238
Bediening Hakselaar 6.13.3.1.1 Hakselaarontlasting (niet bij R*SU) Voor gelijkmatig koppen van de bieten moet de ontbladeras altijd op de juiste hoogte zijn afgesteld. Om bij natte grond of een bodem met weinig draagkracht te voorkomen dat de hakselaar in de grond zakt, kan hij hydraulisch zo worden ontlast, dat de tast- wielen nauwelijks nog worden belast.
Pagina 239
Bediening Hakselaar Druk hakselaarontlasting links Druk hakselaarontlasting rechts Selecteer deze functie met R-Select. De ontlastingsdruk van de hakselaar wordt in stappen van 5 bar afgesteld. De ondergrens hiervoor is ongeveer 30 bar. - Toets = doeldruk verlagen - Toets = doeldruk verhogen Wanneer de ontlastingsdruk volledig moet worden afgebouwd, wordt de doeldruk eerst op 30 bar ingesteld.
Pagina 240
Bediening Hakselaar 6.13.3.2 Hakselaardiepte instellen zonder tastwielen (alleen bij R*SU) Links en rechts op de hakselaar bevinden zich de cilinders. Deze cilinders zijn verant- woordelijk voor de dieptevoering van de hakselaaras. De ingestelde hakselaardiepte kan op de R-Touch worden afgelezen. Met de kruistoets (4) stelt u de hakselaardiepte in.
Pagina 241
Bediening Hakselaar 6.13.3.3 Automatische hoogteregeling van de hakselaar R-Trim (optioneel) R-Trim is de optionele automatische hoogteregeling van de hakselaar. Via de sensor- kam van de micro-topper wordt de kruinhoogte van de gehakselde bieten bepaald. Uit de gemiddelde waarden van deze kamhoogtes wordt een hoogteprofiel berekend. De hoogte van de hakselaaras wordt continu aan dit profiel aangepast.
Pagina 242
Bediening Hakselaar 6.13.4 Heffen extra hakselaar Wanneer de hakselaar handmatig moet worden geheven zonder tegelijkertijd de rooi- unit te heffen, houdt u de multifunctionele knop (11) ingedrukt en trekt u de joystick naar achteren. Daarbij wordt de hakselaar door de hakselaarontlastingscilinders tot de maximale hoogte geheven.
Pagina 243
Bediening Hakselaar 6.13.5 Bladvijzel (alleen bij RBS/RAS) De bladvijzel transporteert de bietenbladeren uit het bladkanaal naar de bladverdelers. De bladvijzel wordt aangedreven via een oliemotor aan de rechterkant. Het toerental van de bladvijzel is automatisch gekoppeld aan het toerental van de ontbladeras. Bij het omkeren van de hoofdaandrijving van de rooier gaat ook de bladvijzel terug- waarts draaien.
Pagina 244
Bediening Hakselaar Gebruiken als integraalhakselaar Bij het naar beneden bewegen van de klep worden, met een kleine vertraging, de bladvijzel en de bladverdelers uitgeschakeld. Gebruiken met bladuitworp Bij het omhoog bewegen van de hakselaarklep wordt de bladvijzel automatisch inge- schakeld. De bladverdelers draait met het ingestelde toerental. 244 / 564...
Pagina 245
Bediening Hakselaar 6.13.7 Bladmolen 6.13.7.1 Bladmolen opklappen Bladmolen Selecteer deze functie met R-Select. +-toets = omlaag klappen in werkstand --toets = omhoog klappen in transport- stand WAARSCHUWING Gevaar voor letsel bij het omhoog en omlaag klappen van de bladverdelers. Gevaar voor letsel door weggeslingerde vreemde objecten! Door het hoge toerental van de bladverdelers worden vreemde objecten die op de bladverdelers terecht komen met hoge snelheid weggeslingerd.
Pagina 246
Bediening Hakselaar 6.13.7.2 Toerental bladverdelers instellen De bladverdelers wordt aangedreven door een oliemotor. Toerental bladverdelers Selecteer deze functie met R-Select. +-toets = sneller --toets = langzamer Wanneer in stand 1 de --toets wordt ingedrukt en meerdere seconden wordt vastge- houden, wordt de bladverdelersaandrijving uitgeschakeld. Hoeveelheidsregelaar met noodpen trilschaartoerental (alleen bij RBS* en RAS) Handwiel noodafstelling bladverdelerstoerental (alleen bij RBS* en RAS)
Pagina 247
Bediening Hakselaar 6.13.7.3 Bladmolenstand bunkerleging Wanneer bij het overladen, bijv. op een ernaast rijdend transportvoertuig, het blad- verdelerstoerental automatisch moet worden verlaagd om het blad niet in de ernaast rijdende aanhanger te gooien, kan in het menu "Basisinstellingen", in het submenu "Bunker", in de regel "Bladmolenstand tijdens overladen"...
Pagina 248
Bediening Hakselaar 6.13.8 Nakopper 6.13.8.1 Nakopper Micro-Topper 2 (afgekort MT2) De nakopper MT2 is een kopper met parallel gevoerde kopmessen (parallelkopper). Hij verwijdert de bladaanzet, die na het afhakken van het blad nog op de biet is ach- tergebleven. Let erop, dat de nakoppermessen altijd goed geslepen zijn. De nakopperkam wordt door de op verschillende hoogte uit de grond stekende bieten op en neer bewogen.
Pagina 249
Bediening Hakselaar 6.13.8.2 Snijdikte afstellen - MT2 Nakopper Selecteer deze functie met R-Select. Om het instellen te vergemakkelijken, kan de snijdikte vanuit de chauffeurs- stoel op een schaalverdeling op de hakselaaraggregaat en op de R-Touch worden afgelezen. +-toets = snijdikte omlaag = draagbuis nakopper omhoog +-toets = snijdikte omhoog = draagbuis nakopper omlaag OPMERKING Opmerking voor mensen die bekend zijn met de standaard kopper! Het instellen van...
Pagina 250
Bediening Hakselaar Wanneer het afstelbereik van de snijdikteafstelling vanuit de chauffeursstoel niet vol- doende zijn (bijv. bij extreem hoog of extreem diept zittende bieten of bij sterk versle- ten nakopperkam), kan dit door het veranderen van de basisinstelling aan deze situa- tie worden aangepast.
Pagina 251
Bediening Hakselaar 6.13.8.3 Basisinstelling nakopperkam De nakopperkam kan na het losdraaien van de drie zeskantschroeven (1) (ZW19) naar boven of naar beneden worden afgesteld. Om alle kammen gelijkmatig af te stel- len, gebruikt u de instelmarkeringen (2). Bij het vastdraaien van de stelschroeven (1) moet de nakopperkam (3) met kracht tegen de aanslag in de richting van de pijl naar beneden worden gedrukt.
Pagina 252
Bediening Hakselaar 6.13.8.4 Loofgeleidehouder met loofgeleideslede instellen (optie) Loofgeleidehouder met loofgeleideslede De loofgeleideslede beschikt over twee sikkels (2), die de messchroeven bij het ver- vangen van de messen vasthouden. Met de gaten verstelt u de kanteling van de loofgeleidehouder. Voor de instelling is de loofgeleidehouder van 7 tanden voorzien.
Pagina 253
Bediening Hakselaar Instelmarkering (4) is de basisinstelling. Bij "slapende" bieten en dor en droog aan- hangend blad, kan de loofgeleidehouder vlakker (instelmarkering 4-7) worden inge- steld. Hierbij dient u erop te letten, dat door een dieper ingestelde loofgeleidehouder de loofgeleideslede ook dieper ligt dan het mes. De plaat mag dus slechts zo diep worden ingesteld, dat ook diep zittende bieten nog worden gekopt.
Pagina 254
Bediening Hakselaar 6.13.8.5 Veerbelasting/snijhoek nakopper (Micro-Topper 2) Door het afstellen van de veer (2) die in de nakopper is ingebouwd, kan de druk op de nakopper worden aangepast. Dit kan bijvoorbeeld nodig zijn bij een zeer zachte ondergrond. Als de veerdruk bij een zeer zacht of zeer losse grond te hoog, dan kun- nen de bieten door de nakopper worden gekanteld in plaats van gekopt.
Pagina 255
Bediening Rooier 6.14 Rooier Rooiunit model 2017 De rooiunit is met twee onderstangen en één bovenstang (vandaar de naam "drie- punt") via een koppeldriehoek aan het chassis van de machine gebouwd. 255 / 564...
Pagina 256
Bediening Rooier Rooiunit, voor een beter overzicht afgebeeld zonder beveiliging Tastwals/tastwiel Schaarhouder Rooiwalsen De volledige rooier (trilschaar, peddel, tastwals, rooiwalsen, axiaalwals) wordt hydrau- lisch aangedreven. Voor alle rooiers geldt: de rooiwalsen één tot en met zes worden door de rooiertransmissie linksvoor aange- dreven.
Pagina 257
Bediening Rooier 6.14.1 Tastwalstoerental instellen Toerental tastwals Selecteer deze functie met R-Select. Door op de +-toets of de --toets op het bedieningselement te drukken, kan de verhouding tussen het toerental van de tastwalsen en de rijsnelheid worden geregeld. +-toets = tastwals sneller --toets = tastwals langzamer Als na het bereiken van stand 10 de +-toets wordt losgelaten en vervolgens gedu- rende ten minste drie seconden wordt ingedrukt, is het "Max"-niveau bereikt.
Pagina 258
Bediening Rooier 6.14.2 Dieptevoering Op de rooiunit bevinden zich op de tastwals zeven tastwielen. Zoals de naam al aan- geeft, mogen deze wielen de rooier in geen geval dragen, maar moet ze het grond- oppervlak alleen aftasten. Daarom wordt de rooiunit voornamelijk gedragen door de beide driepuntcilinders, die zich tussen het chassis en het hoofdframe van de rooier bevinden.
Pagina 259
Bediening Rooier Nooit aanpassen! Cilinder afstelling van de reini- gingswalshoogte Drukveer OPMERKING Als de stang (1) naar de regelaars in de rooiunit in de lengte worden versteld, ont- vangt de elektronica onjuiste signalen en werkt daardoor niet meer correct. Links en rechts naast deze spindel bevindt zich aan beide kanten van de rooiunit een drukveer (3), waarmee de tastwals extra kan worden belast.
Pagina 260
Rooier 6.14.3 Rooidiepte instellen Zoals al meerdere keren vermeld, kan ROPA bij dit soort werkzaamheden geen alge- meen geldende aanbevelingen doen. Ervaring en vakkundigheid van de chauffeur zijn doorslaggevend voor het rooiresultaat, omdat de machine-instellingen uitsluitend van de plaatselijke omstandigheden afhankelijk zijn.
Pagina 261
Bediening Rooier 6.14.4 Reinigingswalshoogte instellen Reinigingswalsen laag Reinigingswalsen hoog De reinigingswalshoogte moet om twee reden correct worden ingesteld: Zorgen voor een optimale bietendoorstroom. Wij adviseren de reinigingswalsen altijd zo hoog mogelijk boven de akker te laten lopen. De maximale hoogte wordt overschreden, wanneer bij het rooien de bietenstroom van de rooischaar via de eerste rooiwals hapert.
Pagina 262
Bediening Rooier Op de R-Touch wordt de reinigingswalshoogte weergegeven. De reinigingswalshoogte wordt afgesteld door de kruistoets (5) op de joystick diago- naal te schuiven of te trekken. Als de kruistoets slechts kort wordt aangetikt, wordt stapsgewijs afgesteld met één stand omhoog of omlaag. Voor het direct met meerdere standen verzetten van de diepte, kan de kruistoets in de gewenste stand worden bewogen en zolang worden vastgehouden, totdat de gewenste instelling is bereikt.
Pagina 263
Bediening Rooier De afstand vanaf de eerste rooiwals tot de rooischaar kan zeer snel enigszins worden versteld door de beide stelspindels van de reinigingswalsen korter te draaien (afstand tot de rooischaar verkleinen) of langer te draaien (afstand tot de rooischaar vergroten). Na het afstellen moet de zeefbandomleiding naar de laatste rooiwals worden gecon- troleerd en wanneer nodig aangepast, omdat deze niet mee verandert.
Pagina 264
Bediening Rooier 6.14.5 Schaardiepte instellen Schaardiepte vlak Schaardiepte diep Met de afstelling van de schaardiepte wordt de hoogte van de rooischaar ten opzichte van de eerste rooiwals ingesteld. Deze instelling bepaalt de diepte waarmee de rooi- schaar in de grond wordt gevoerd. 264 / 564...
Pagina 265
Bediening Rooier Overzicht Displayscherm rooier/hakselaar Displayscherm verstelling van de afzonderlijke rijen Schermknop "RESET" De schaardiepte wordt ingesteld op de laatste gemeenschappelijke schaar- diepte van alle rijen Schermknop "Actief ALLE" Voor het activeren van alle rijen Schermknop "AUTOMATISCH" (optioneel) Automatische afstelling van de schaardiepte in- of uitschakelen De automatische afstelling van de schaardiepte is op basis van standaard- waarde 6 naar beneden gecorrigeerd.
Pagina 266
Bediening Rooier Schaardiepte van alle rijen synchroon afstellen De schaardiepte wordt met de toetsen (12) en (13) op de joystick afgesteld. (12) Alle schaarhouders naar boven afstellen (minder diep rooien) (13) Alle schaarhouders naar beneden afstellen (dieper rooien) Zolang alle rijen met dezelfde schaardiepte worden gerooid, wordt de rooidiepte op het scherm Rooier/hakselaar weergegeven.
Pagina 267
Bediening Rooier Modus schaardiepte van een afzonderlijke rij afstellen Multifunctionele knop (11) ingedrukt houden en tegelijkertijd de mini-joystick (1) naar links/rechts schuiven. Hiermee selecteert u de gewenste rij (15). Met de toets (12) vlakker rooien, of (13) dieper rooien verstelt u de schaardiepte van de geselecteerde rij.
Pagina 268
Bediening Rooier Modus automatische afstelling van de schaardiepte activeren (optioneel) De functie "automatische afstelling van de schaardiepte" is optioneel. Als deze functie aanwezig is, wordt de schermknop "AUTOMATISCH" (5) weergegeven, als dit niet het geval is, ontbreekt deze knop. met automatische afstelling van de zonder automatische afstelling van de schaardiepte schaardiepte...
Pagina 269
Bediening Rooier Om de automatische afstelling van de schaardiepte in te schakelen, drukt u op de schermknop "AUTOMATISCH" (5). Op de R-Touch wordt de LED (4)groen. De auto- matische automatische afstelling van de schaardiepte is ingeschakeld maar nog niet actief. Zodra de automatische afstelling van de schaardiepte is ingeschakeld, de driepunt is neergelaten en de dieptevoering actief is, begint de evaluatie van de nakopper.
Pagina 270
Bediening Rooier Fijngevoeligheid van de automatische afstelling van de schaardiepte instellen Voorzetapparaat Heffen extra hakselaar Stand dieptevoering Rijafstand (mm) 50OFF Reinigingswalsen begrenzen AUTO Rooier heffen + multifunctionele knop Stand R-Trim Stand automatisme afzonderlijke rijen AUTO Zijdelings verschuiving rooier In het menu "Basisinstellingen, in het submenu "Voorzetapparaat", in de regel "Stand automatisme afzonderlijke rijen"...
Pagina 271
Unibolt-schroeven (3) worden bevestigd. Meestal is het middelste gat met nr. 2 het meest geschikt. Voor het bevestigen van de rooischaar in gat 2 of 3 moeten de schaarverlengingen (2) ROPA-artikelnr. 120699002 of 120699102 eveneens worden afgesteld. Er wordt geen andere schaarverlenging gebruikt wanneer de rooischaar in gat 1 is bevestigd.
Pagina 272
Bediening Rooier Rooischaar Bovenste boorgat Schaarverlenging Onderste boorgat Unibolt-schroef Slijthoek OPGELET Gevaar voor schade aan de machine. Samen met de voorste schaarschroef is een extra slijthoek (6) bevestigd. Deze beschermt de schaarhouder tegen slijtage, vooral bij zeer diep rooien en gedeeltelijk versleten rooischaren.
Pagina 273
Bediening Rooier 6.14.7 Toerental trilschaar instellen Vaak is het zinvol om de rooischaren tijdens het rooien te laten trillen. Deze trilbewe- ging wordt gegenereerd in een hydraulisch aangedreven excenteras. Toerental trilschaar Selecteer deze functie met R-Select. +-toets = toerental trilschaar hoger --toets = toerental trilschaar lager Nadat stand 1 is bereikt, kan door de --toets los te laten en deze weer in te drukken en meerdere seconden vast te houden de trilbeweging volledig worden uitgeschakeld.
Pagina 274
Bediening Rooier Hoeveelheidsregelaar met noodpen trilschaartoerental (alleen bij RBS* en RAS) Handwiel noodafstelling bladverdelerstoerental (alleen bij RBS* en RAS) De hoeveelheidsregelaar kan via een noodpen worden bediend. Op de afbeelding is de trilschaaraandrijving te zien 274 / 564...
Pagina 275
Bediening Rooier 6.14.8 Steenbeveiliging Iedere afzonderlijke schaarhouder is beweegbaar opgehangen met een kantelframe (1). De schaarhouder wordt door cilinders van de afstelling schaardiepte (2) op de ingestelde schaardiepte gehouden. Zodra de rooischaar in de grond een steen raakt, kan de schaarhouder naar boven uitwijken en zo de hindernis passeren. Daarbij wordt de hydrauliekolie uit de cilinder van de afstelling van de schaardiepte in een drukaccu- mulator (3) geperst.
Pagina 276
Bediening Rooier OPGELET Gevaar voor materiaalschade van de rooier. • Tijdens het rooien moeten de cilinders voor de afstelling van de schaardiepte in de gaten worden gehouden. • Wanneer deze cilinders op een harde grond zonder stenen zich vaak bewegen, moet de steenbeveiligingsdruk worden verhoogd.
Pagina 277
Bediening Rooier 6.14.9 Steenbeveiligingsdruk instellen Steenbeveiligingsdruk Selecteer deze functie met R-Select. +-toets = steenbeveiligingsdruk hoger +-toets = steenbeveiligingsdruk lager Het scherm van R-Touch laat zien met welke druk de steenbeveiliging is ingesteld. Wij adviseren ong. 30 bar, bij zeer harde grond max. 50 bar. Deze waarde mag niet wor- den overschreden, omdat de rooiunit anders schade kan oplopen.
Pagina 278
Bediening Rooier 6.14.10 Schaarhoudergeleider (lineaire geleider) De schaarhouders zijn zo op een centrale as aangebracht, dat ze afzonderlijk line- air kunnen worden verschoven. Verschuiving is mogelijk tot 70 mm. Deze afstand is noodzakelijk om de schaarhouders optimaal aan de bietenrijen aan te passen. De gehele schaarhoudergeleider is met olie gevuld.
Pagina 279
Bediening Rooier 6.14.11 Schaarhouderbesturing Stangen schaarhouderbesturing Sensor schaarhouderbesturing Stangen (1) en sensoren (2) bepalen de exacte stand van de lineaire geleiders van alle schaarhouders (met uitzondering van de schaarhouders uiterst rechts/links). In de meeste gevallen kan de vooras van de machine worden bestuurd door de autopilot met behulp van het signaal, dat de sensoren op basis van de schaarhouderstand naar de computer sturen (schaarhouderbesturing).
Pagina 280
Bediening Rooier 6.14.12 Toerental van de rooiwalsen instellen Toerental rooiwalsen Het toerental van de rooiwalsen kan in tien stappen worden ingesteld. Selecteer deze functie met R-Select. +-toets = toerental rooiwalsen hoger --toets = toerental rooiwalsen lager Als na het bereiken van niveau 10 de +-toets wordt losgelaten en vervolgens gedu- rende ten minste drie seconden wordt ingedrukt, is het "Max"-niveau bereikt.
Pagina 282
Bediening Rooier 6.14.13 Rooiwalsen omkeren Wanneer de rooiwalsen één tot en met zes door een vreemd voorwerp worden geblok- keerd, dan wordt dat op de R-Touch met het volgende waarschuwingssymbool aange- geven: . Er is ook een geluidssignaal te horen. De rooierhoofdaandrijving en de rij- aandrijving stoppen daarbij automatisch.
Pagina 283
Bediening Rooier GEVAAR Levensgevaar bij werken in of onder de rooiunit. – Om het vreemde voorwerp te verwijderen, laat de rooier volledig zakken, zet u de motor uit en beveiligt u deze tegen onbedoeld inschakelen (deur van de chauf- feurscabine afsluiten en de sleutel bij u houden, bijv. in uw broekzak). –...
Pagina 284
Bediening Rooier 6.14.14 De afstand tussen de laatste rooiwals en de korte rooiwalsen instellen Voor het instellen van de afstand rechts en links gaat u als volgt te werk: – Aan beide kanten de twee zeskantschroeven (1) losdraaien. – Aan beide kanten de moeren (2) op de draadeinden (3) losdraaien. Daarna beide moeren (2) zover draaien, tot de gewenste afstand tussen de laatste rooiwals en de korte rooiwalsen is ingesteld.
Pagina 285
Bediening Rooier 6.14.15 Draairichting van de laatste (gladde) rooiwals (axiaalwals) De druk in de hydraulische aandrijving van de gladde rooiwals wordt permanent bewaakt. Als de gladde rooiwals wordt overbelast (aandrijvingsdruk hoger dan ong. 200 bar), wordt dit op R-Touch aangegeven met het volgende waarschuwings- symbool: .
Pagina 286
Bediening Rooier 6.14.17 Side shift rooiunit Door de side shift van de hakselaar en de rooier is er een grotere afstand tussen de voorwielen en de volgende bietenrij. In het bijzonder bij een natte bodem wordt hier- mee voorkomen dat de volgende bietenrij wordt weggedrukt en dat aarde op het veld wordt geworpen.
Pagina 287
Bediening Rooier 6.14.18 Side shift rooiunit handmatig De volledige hakselaar- en rooiunit kan vanuit de chauffeursstoel handmatig naar rechts of naar links worden verschoven. Druk daarvoor op toetsenveld II op de toets "Side shift links" (5) of "Side shift rechts" (6). Side shift rooier links: Zolang deze toets bij geheven rooiunit wordt ingedrukt, beweegt de rooiunit naar links.
Pagina 288
Bediening Rooier 6.14.19 Side shift rooiunit automatisch De rooier wordt automatisch zijdelings verschoven, wanneer aan de volgende voor- waarden is voldaan: Bedrijfsmodus "Akker". Rijpedaal van de machine ingedrukt. De rooier is uitgeheven. Er is een hondengang voorgeselecteerd. Het verschuiven begint, zodra de tegenovergestelde hondengang wordt voorgeselec- teerd.
Pagina 289
Bediening Rooier Doorrooien: Wanneer beide toetsen voor de hondengangstand tegelijkertijd worden ingedrukt, wor- den beide hondengangs op "0" gezet. Tegelijkertijd verschuiven de rooiunit en de rei- nigingswalsen automatisch in de middelste stand. Doorrooien op de joystick activeren (Zie Pagina 205) 289 / 564...
Pagina 290
Bediening Rooier 6.14.20 Rijafstand bij de RR-V-rooier instellen GEVAAR Gevaar voor zeer ernstig letsel door aanlopende machine. – Schakel voordat u de instelling aanpast de motor altijd uit en beveilig deze tegen onbedoeld starten (de contactseleutel eruit halen)! Bij de RR-V-rooiunit kan de rijafstand op 45 cm of op 50 cm worden ingesteld. De instelling wordt op de volgende manier aangepast: –...
Pagina 291
Bediening Rooier – Bij de aansturing van de schaarhouderverschuiving (toetsen 22 en 41 of 42) wordt de druk in de klemcilinders (1) automatisch afgebouwd, daardoor komen de klemci- linders los (1). – Bij het rooien met een rijafstand van 50 cm moet de houder van de PA-staafjes (2) naar boven worden geklapt.
Pagina 292
Bediening Rooier OPGELET Gevaar voor schade aan de machine. – Let er bij het verschuiven van de verschillende componenten (tastwals en schaar- houder) goed op dat componenten niet tegen elkaar aanbotsen. Voor het verschuiven van de tastwals (3), schaarhouders (4) en nakopper gaat u als volgt te werk: –...
Pagina 293
Bediening Rooier OPMERKING Voordat u de rijafstand in het omzet, moet eerst een nieuwe opdracht worden gestart. De rijafstand kan alleen worden omgezet, wanneer de indicator van de gerooide oppervlakte op de R-Touch minder dan 0,010 ha aangeeft. – Op de R-Touch in het menu "Basisinstellingen", submenu "Voorzetapparaat" moet de rijafstand worden ingesteld door aan het draaiwieltje te draaien, omdat de hec- tareteller anders verkeerde waarden vaststelt.
Pagina 294
Bediening Rooier 6.14.21 Reinigingswalsen verschuiven Alle RR-rooiers (niet alleen bij variabele rijafstand) zijn uitgerust met (onafhankelijk van de side shift van de rooier) verschuifbare reinigingswalsen. Wanneer zich rechts of links aan de buitenkant van de reinigingswalsen onkruid of bladrestanten opho- pen, kan met de tuimelschakelaar "Reinigingswalsen verschuiven"...
Pagina 295
Bediening Rooier Reinigingswalsen naar rechts geschoven Rooiunit model 2017 6.14.21.1 Reinigingswalsverschuiving en aan de rijafstand aanpassen (alleen RR-V) – Hiervoor op de R-Touch in het menu "Basisinstellingen", in het submenu "Voorzet- apparaat" de regel "Reinigingswalsen begrenzen" bij een rijafstand van 500 mm instellen op "50OFF" en bij een rijafstand van 450 mm instellen op "45ON".
Pagina 296
Bediening Zeefband 6.15 Zeefband De zeefband loopt onder de vooras door en transporteert de bieten vanaf de rooiunit naar de eerste zeefzon. Hij wordt aangedreven door een oliemotor, die direct op de zeefbandaandrijving is gemonteerd. 6.15.1 Toerental zeefband instellen Toerental zeefband Selecteer deze functie met R-Select.
Pagina 297
Bediening Zeefband Stuurblok zeefband 297 / 564...
Pagina 298
Bediening Zeefband 6.15.2 Zeefband omkeren Wanneer de zeefband door een vreemd voorwerp wordt geblokkeerd, dan wordt dat op de R-Touch met een waarschuwingssymbool aangegeven. Er is ook een geluids- signaal te horen. De rooierhoofdaandrijving en de rijaandrijving stoppen daarbij auto- matisch.
Pagina 299
Bediening Zeefband 6.15.3 Buitenbediening zeefband Bovendien kunt u de zeefband ook met de buitenbediening voorwaarts of achter- waarts laten lopen. Buitenbediening aan de linker kant van de machine Deze toets is ALLEEN actief, wanneer niemand op de chauffeursstoel zit. Bovendien moet de machine in de rooistand staan.
Pagina 300
Bediening Zeefband 6.15.4 Zeefband instellen – afstandsinstellingen Bij bietenverliezen bij de overgang rooiwals/zeefband/1. De zeefzon moet worden ingesteld voor de voorste en de achterste afstand van de zeefband, zoals hierna beschreven. 6.15.4.1 Afstand zeefband in de lengterichting instellen De afstand tussen de band en de laatste rooiwals kan voor op de rooier links en rechts worden ingesteld door de aanslagschroef (2) naast de zelfborgende moer (1) te verdraaien.
Pagina 301
Bediening Zeefband OPMERKING De zeefband mag echter niet zover worden geheven, dat de bietenstroom van de rooi- wals naar de band daardoor wordt gehinderd. De ophanging (4) voor de spankabel (2) mag in geen geval zo worden ingesteld, dat deze tegen de bovenkant van het ovalen gat (3) ligt.
Pagina 302
Bediening Zeefband 6.15.4.3 Zeefbandhoogte achter instellen OPGELET Gevaar voor schade aan de machine. De afstand tussen de zeefzontanden (3) en de zeefband (4) moet ook bij uitgeheven nog zo groot zijn, dat deze componenten elkaar in geen geval raken. – Voor het instellen van de zeefbandhoogte achter, eerste de beide moeren (2) op het draadeind (1) losdraaien.
Pagina 303
Bediening Zeefzonnen 6.16 Zeefzonnen De drie zeefzonnen worden door een afzonderlijke hydrauliekpomp (pomp zeefzon- aandrijving) met een oliemotor aangedreven. 303 / 564...
Pagina 304
Bediening Zeefzonnen 6.16.1 Toerental zeefzonnen instellen Het toerental van de zeefzonnen moeten worden aangepast aan de betreffende omstandigheden. Het kan nodig zijn dit tijdens het rooien meerdere malen aan te pas- sen. Stel het toerental zo in, dat de bieten niet in de zeefzonnen hopen, maar wel zo goed mogelijk worden gereinigd.
Pagina 305
Bediening Zeefzonnen Toerental zeefzonnen 305 / 564...
Pagina 306
Bediening Zeefzonnen 6.16.1.1 Zeefzonnen afzonderlijk afstellen Als na het bereiken van reinigingsniveau 10 de +-toets eerst wordt losgelaten en ver- volgens meerdere seconden ingedrukt wordt gehouden, springt de weergave op de R-Touch naar "Handmatig". In deze modus kan de chauffeur het toerental van iedere zeefzon afzonderlijk instellen.
Pagina 307
Bediening Zeefzonnen 6.16.2 Zeefzonbewaking De druk in de hydraulische aandrijving van de zeefzonnen wordt continu op de R- Touch in de belastingweergave weergegeven. Bij overschrijding van een door de chauffeur ingestelde waarschuwingsgrens (2) (aandrijvingsdruk verstelbaar tussen 50% en 100%) knippert het waarschuwingssymbool op de R-Touch.
Pagina 308
Bediening Zeefzonnen 6.16.3 Buitenbediening van de zeefzonnen Buitenbediening voor de zeefzonnen aan de linker kant van de machine. Deze toets is ALLEEN actief, wanneer niemand op de chauffeursstoel zit. Bovendien moet de machine in de rooistand staan. Dat betekent: Losband uitgeklapt. Bedrijfsmodus "Akker"...
Pagina 309
Bediening Zeefzonnen 6.16.4 Zeefzongeleidingsrek De instelling van de zeefzongeleidingsrek is van wezenlijke invloed op het verwijderen van aarde, bladeren en onkruid van de zeefzonnen. Hoogte geleidingsrek Selecteer deze functie met R-Select. +-toets = geleidingsrek hoger +-toets = geleidingsrek lager De buitenste geleidingsrekken van alle zeefzonnen zijn in een frame van ronde buizen samengevoegd in een in hoogte verstelbare unit.
Pagina 310
Bediening Zeefzonnen De gespecificeerde hoogte van het geleidingsrek kan in het scherm Reinigingstraject (1), (2), (3) en in het weergegeven keuzeveld (4) worden afgelezen. OPMERKING Een te grote afstand tussen de zeefzonnen en de geleidingsrekken leidt tot verlies van kleine bieten! U kunt de hoogte van de geleidingsrekken op twee manier instellen.
Pagina 311
Bediening Zeefzonnen Afzonderlijke instelling van de geleidingsrekken van de zeefzonnen. Tik in het keuzeveld (4) op de zeefzon waarvan u het geleidingsrek afzonderlijk wilt afstellen. Het geactiveerde geleidingsrek wordt hierdoor blauw. Nu wordt bij het indrukken van de +- of --toets alleen het geleidingsrek van de geselecteerde zeefzon met één stap verhoogd of verlaagd.
Pagina 312
Bediening Zeefzonnen Snel en gemakkelijk: afzonderlijke afstelling van de hoogte, kanteling en hoek van de verschillende geleidingsrekken na het losdraaien van de 4 zeskantmoeren (7). Voor een soepel bietenstroom die de bieten zo weinig mogelijk beschadigd, moe- ten de geleidingsrekken een zeer nauwkeurig basisinstelling hebben in alle 3 de rich- tingen.
Pagina 313
Bediening Zeefzonnen 6.16.5 Gekropte zeefzontanden In de zeefzonnen zijn gekropte zeefzontanden aangebracht. Deze ondersteunen de transportfunctie van de zeefzonnen. Bij zeer grote bieten of steile hellingen, kan het nuttig zijn het aantal gekropte zeefzontanden te verhogen. Om schade door onba- lans te voorkomen, werkt u altijd met 4 of 6 (of een ander aantal gelijkmatig verdeelde) gekropte zeefzontanden.
Pagina 314
Bediening Zeefzonnen 6.16.6 Veertanden (optie) Snelkleminrichting Glijstang Voor een zeer plakkerige ondergrond bieden we speciale veertanden voor een inten- sievere reiniging van de bieten. Om bij een lichtere ondergrond de bieten minder te beschadigen, kan bij de veertan- den een glijstang worden geplaatst. OPMERKING Als de glijstang lager wordt afgesteld, wordt minder agressief gereinigd.
Pagina 315
Bediening Zeefzonnen 6.16.7 Schraper Om de opbouw van een laag aarde op de zeefzonplaten en het binnenste deel van de zeefzontanden bij een plakkerige ondergrond te vermijden, zijn op alle zeefzonnen schrapers (1) aangebracht. Deze moeten wanneer nodig worden bijgesteld. De platen moeten altijd schoon afgeschraapt worden.
Pagina 316
Bediening Elevator 6.17 Elevator De rondom lopende ringelevator (1) wordt door twee oliemotoren aangedreven. Deze bevinden zich in de bunkervijzel in een gedeeld hydraulisch circuit. Ringelevator Aandrijfwiel linksachter 316 / 564...
Pagina 317
Bediening Elevator 6.17.1 Elevator uit- en inklappen De elevator wordt vanuit de chauffeursstoel in de transport- of werkstand gezet. Samen met de elevator klappen de bunkerbeugel en het bunkergeleidingsrek links- achter en rechtsvoor. OPGELET Gevaar voor schade aan de machine. Bij het uit- of inklappen van de elevator kunnen machinecomponenten met elkaar in botsing komen waardoor de machine zware beschadigingen kan oplopen.
Pagina 318
Bediening Elevator Steuncilinder Bunkerverbindingsbeugel Voor het rooien moet de elevator altijd tot aan de aanslag zijn uitgeklapt. De elevator wordt in dat geval door de beide steuncilinders (1) in de bovenste stand vastgezet. De beide steuncilinders worden gevoed door de elevatoraandrijving en na het inschake- len van de aandrijving altijd tot de aanslag uitgeschoven.
Pagina 319
Bediening Elevator 6.17.2 Toerental elevator instellen Het toerental van de elevator kan vanuit de chauffeursstoel worden ingesteld. Elevatorniveau Selecteer deze functie met R-Select. +-toets = elevator sneller --toets = elevator langzamer Bij het verstellen van het toerental van de elevator wordt het toerental van de bunker- vijzel automatisch synchroon afgesteld.
Pagina 320
Bediening Bunker 6.18 Bunker De bunker is er uitsluitend voor bedoeld voor de tijdelijke opslag van gerooide suiker- bieten, totdat ze kunnen worden gelost op een hoop bij de akkerrand. Bij zeer lange percelen kan ook worden gelost in een ernaast rijdend transportvoertuig. De bunker is in geen geval bedoeld als laadruimte voor het transport van goederen of voorwerpen.
Pagina 321
Bediening Bunker 6.18.1 Voorste bunkergeleidingsrek uit- en inklappen Na het uitklappen van de elevator moet het voorste bunkergeleidingsrek worden uitge- klapt. OPGELET Gevaar voor schade aan de machine. Bij het uit- of inklappen van het bunkergeleidingsrek kunnen machinecomponen- ten met elkaar in botsing komen waardoor de machine zware beschadigingen kan oplopen.
Pagina 322
Bediening Bunker 6.18.2 Knikcomponenten losband uit- en inklappen Voor het laten zakken van de losband moeten eerste de beide knikcomponenten van de losband worden uitgeklapt. OPGELET Gevaar voor schade aan de machine. Bij het uit- of inklappen van de knikcomponenten van de losband kunnen machine- componenten met elkaar in botsing komen waardoor de machine zware beschadigin- gen kan oplopen.
Pagina 323
Bediening Bunker 6.18.3 Bunkervijzel heffen/neerlaten De bunkervijzel kan vanaf de chauffeursstoel worden geheven en neergelaten. OPGELET Gevaar voor schade aan de machine. Bij het heffen of neerlaten van de bunkervijzel kunnen machinecomponenten met elkaar in botsing komen waardoor de machine zware beschadigingen kan oplo- pen.
Pagina 324
Bediening Bunker 6.18.4 Draairichting bunkervijzel omkeren De draairichting van de bunkervijzel wordt automatisch omgekeerd, aangestuurd door een ultrasoonsensor die zich boven het achterste bunkergeleidingsrek bevindt. Ultrasoonsensor voor Ultrasoonsensor achter 324 / 564...
Pagina 325
Bediening Bunker De bunker wordt eerst voor 25% gevuld, daarna wordt de draairichting naar achteren omgeschakeld. Zodra de bunker achterin 75 % gevuld is, wordt de draairichting van de bunkervijzel, na afloop van een instelbare vertragingstijd, automatisch omgekeerd. In het menu "Basisinstellingen", in het submenu "Bunker", in de regel "Vertraging bun- kervijzel"...
Pagina 326
Bediening Bunker 6.18.5 Draairichting bunkervijzel handmatig omkeren Wanneer nodig kan de transportrichting van de bunkervijzel ook handmatig worden omgeschakeld. Als de transportrichting van de bunkervijzel handmatig wordt omge- schakeld, is de automatische omschakeling buiten werking. De transportrichting wordt op de R-Touch weergegeven. Als deze handmatig wordt zo is ingesteld dat het ach- terste deel van de bunker wordt gevuld, dan klinkt er iedere 5 sec.
Pagina 327
Bediening Bunker Door op de toets op het bedieningselement Bunker legen te drukken, wordt terug- gekeerd naar automatische aansturing van de draairichting. 6.18.5.1 Snel uitschakelen Wanneer de bunker vol is, kan hij bij normaal uitschakelen van de machineaandrijving door de bieten in het bietentraject te vol raken. Daarbij kunnen soms enkele bieten uit de bunker op de akker vallen.
Pagina 328
Bediening Bunker 6.18.6 Machine met het klapautomatisme uit- en inklappen Met behulp van het klapautomatisme wordt de bunker in de rooistand of de transport- stand gezet. WAARSCHUWING Gevaar voor zeer zwaar letsel. – Zorg ervoor dat er zich geen personen in de gevarenzone bevinden. Het klapautomatisme voert bij het uitklappen de volgende machinebewegingen uit: 1 Elevator, bunkerbeugel, bunkergeleidingsrek linksachter en rechtsvoor uitklappen...
Pagina 329
Bediening Bunker 6.18.7 Machine handmatig uit- en inklappen Als het klapautomatisme door een technische storing niet werkt, kunt u de bunker "handmatig" en stap voor stap in de rooistand of de transportstand zetten. WAARSCHUWING Gevaar voor zeer zwaar letsel. – Zorg ervoor dat er zich geen personen in de gevarenzone bevinden. Om de machine uit te klappen volgt u de volgende stappen: 1.
Pagina 330
Bediening Bunker 3. Knikcomponenten losband uitklappen. (Zie Pagina 322) 4. De bunkervijzel voor en achter heffen, bunkergeleidingsrek achter en rechtsachter uitklappen. (Zie Pagina 323) De bunker is volledig in rooistand uitgeklapt. 330 / 564...
Pagina 331
Bediening Bunker OPGELET Voor het inklappen in de transportstand moet de bunker volledig worden geleegd! Om de machine in te klappen volgt u de volgende stappen: 1. De bunkervijzel voor en achter laten zakken, bunkergeleidingsrek achter en rechts- achter inklappen. (Zie Pagina 323) 2.
Pagina 332
Bediening Bunker 3. Voorste bunkergeleidingsrek inklappen. (Zie Pagina 321) 4. Elevator, bunkerbeugel, bunkergeleidingsrek linksachter en rechtsvoor inklappen. (Zie Pagina 317) De bunker is volledig in transportstand ingeklapt. – Controleer visueel of de machine zich ook werkelijk in de transportstand bevindt. –...
Pagina 334
Bediening Bunker legen 6.19.1 Bedieningselement bunker legen Om de bunker te legen, transporteren schraapbodems in de lengte- en breedterichting de bieten over een reinigingswals naar de losband. Met de reinigingswals worden de bieten nogmaals gereinigd. Vanaf de losband worden de bieten uit de bunker op een ernaast rijdend voertuig of op een hoop gestort.
Pagina 335
Bediening Bunker legen Overzicht van de toetsen Zie Pagina 92 335 / 564...
Pagina 336
Bediening Bunker legen (50) Losband handmatig heffen Met deze toets wordt de losband geheven. Wanneer deze toets langer dan 2 sec. wordt ingedrukt, klinkt een pieptoon en de losband gaat automatisch omhoog in de rooistand. Druk u naast op de toets op de multifunctionele knop (56) op het bedieningsele- ment van de losband, dan wordt knikcomponent 2 van de losband (2) naar boven geklapt.
Pagina 337
Bediening Bunker legen Druk u naast op de toets op de multifunctionele knop (56) op het bedieningsele- ment van de losband, dan wordt knikcomponent 2 van de losband (2) naar beneden geklapt. (52) Losbandhoogte 1 Door kort op deze toets te drukken beweegt de losband automatisch naar de hoogte die op dat moment in de toets is opgeslagen.
Pagina 338
Bediening Bunker legen (55) Display (A) Indicator huidige snelheid van het bunker legen Op dit scherm ziet u de huidige snelheid van het legen van de bunker in % (de balkjes lopen synchroon met de %-indicator). Hoe meer balkjes er te zien zijn, hoe hoger de huidige snelheid van het bunker legen is (zie de beschrijving van het draaiwieltje (45)).
Pagina 339
Bediening Bunker legen Losniveau bunker legen Losniveau 0: stilstand Losniveau 0 knippert: voorniveau van losniveau 1, losband met draaiwieltje (45) uit stilstand langzaam laten aanlopen. Losniveau 1: alleen de losband loopt. Losniveau 2: losband loopt, daarnaast loopt ook de schraapbodem in de breedterich- ting met de ingestelde snelheid (Zie Pagina 342).
Pagina 340
Bediening Bunker legen (49) Bunker legen STOP Door één keer op deze toets te drukken stopt het bunker legen en schakelen de los- band en alle schraapbodems abrupt uit. De snelheid van het bunker legen die bij het indrukken van de toets actief is, wordt opgeslagen (zie de beschrijving van toets (46)).
Pagina 341
Bediening Bunker legen U kunt het bijschakelen van losniveau 3 (schraapbodem in de lengterichting loopt aan) beïnvloeden. De standaard instelling hier is 5, wanneer u wilt dat losniveau 3 later wordt bijgeschakeld, dan draait u de waarde omhoog. Bunker Vertraging bunkervijzel (sec) Ontladen motortoerental hoop Ontladen motortoerental rooien 1300...
Pagina 342
Bediening Bunker legen 6.19.2 Afstellen losniveau 2 snelheid schraapbodem in de breedterichting De snelheid van de schraapbodem in de breedterichting kan met het draaiwieltje (45) in stappen van 10 % worden afgesteld. Daarvoor drukt u ALLEEN BIJ losniveau 2 op het draaiwieltje en draait u tegelijkertijd.
Pagina 343
Bediening Bunker legen 6.19.3 Lostoerental instellen Wanneer bij het legen van de bunker de machineaandrijving uitgeschakeld is, wordt het toerental van de dieselmotor automatisch op 850 min ingeregeld. Wanneer u echter voorkeur heeft voor een ander toerental van de dieselmotor, kunt u dit in het menu "Basisinstellingen", submenu "Bunker", in de regel "Ontladen motortoerental hoop"...
Pagina 344
Dit is bij de ROPA euro-Maus3 acht meter, bij de ROPA euro-Maus4 en Maus 5 tien meter. Er wordt meestal rechts geladen. Houd hier rekening mee als u de hoop aanlegt. Door de geavanceerde constructie van de ROPA-reinigingslader kan ook naar links met het- zelfde debiet en dezelfde kwaliteit probleemloos worden geladen.
Pagina 345
Bediening Pompverdelertransmissie 6.20 Pompverdelertransmissie De pompverdelertransmissie is direct met flenzen op de dieselmotor gemonteerd en stuurt het motorvermogen naar de afzonderlijke hydraulische pompen. De pompverde- lertransmissie is uitgerust met een drukomloopsmering. Als de smering niet voldoende is, hoort u een waarschuwingssignaal. Op de R-Touch verschijnt waarschuwingssym- bool OPGELET Gevaar voor zware schade aan de machine.
Pagina 346
Vulstand hydraulische olie Controleer de leidingen van het hydraulieksysteem regelmatig! Vervang beschadigde of verouderde slangen onmiddellijk. Gebruik alleen originele slangen van ROPA of slangen die volledig voldoen aan de technische specificaties van de originele slangen! Neem de plaatselijk geldende veiligheidsvoorschriften met betrekking tot de levens- duur van de hydraulische leidingen in acht.
Pagina 347
Bediening Hydraulisch systeem De richting van de beide ventilatoraandrijvingen van de hydrauliekoliekoeling en de motorkoeling wordt regelmatig automatisch omgekeerd. Daardoor worden verontrei- nigingen grotendeels verwijderd. Dit kan ook handmatig worden omgekeerd. Hiervoor gaat u in het menu "Speciale functies" naar de regel "Ventilatoraandrijving omkeren" en stelt u de waarde in op AAN.
Pagina 348
Bediening Hydraulisch systeem Hydraulische pompen: Functie Rijaandrijving Bunker legen Werkhydrauliek Trilschaar/bladverdelers Voorasbesturing Ventilatoraandrijving water- en inlaatluchtkoeling 107-1 Voorspanpomp 107-2 Ventilatoraandrijving oliekoeling Rooierhoofdaandrijving: ontbladeras, bladvijzel (alleen RBS en RAS), rooiwalsen 1-6, laatste rooiwals, korte rooiwals, 2-voudige peddel Zeefband Transmissiesmering pompverdelertransmissie (werkt met pompverdelertransmissie- olie) Tastwals RR-rooier Zeefzonaandrijving, ook bunker legen op hoop...
Pagina 349
Bediening Persluchtsysteem 6.22 Persluchtsysteem De volgende processen aan de machine worden door de werkpneumatiek uitgevoerd: Uitschakelen van de vierwielbesturing. Inschakelen van de differentieelvergrendelingen. Uitklappen van de achteruitkijkspiegel. Draaien van de personenbeveiliging. Naast de werkpneumatiek levert de persluchtcompressor ook druk aan: de afnamepunten van de perslucht aan de machine.
Pagina 350
Bediening Persluchtsysteem 6.22.1 Compressor De gehele pneumatiek van de machine wordt aangedreven door een compressor met perslucht. De compressor wordt rechtstreeks aan de motor gemonteerd met flenzen. De compressor zuigt de lucht aan via de luchtfilter van de motor. Als de ingestelde maximale druk wordt bereikt, blaast de drukregelaar automatisch lucht uit.
Pagina 351
Bediening Persluchtsysteem 6.22.3 Persluchtkoppelingen Er bevindt zich een afnamepunt voor perslucht (2) in het motorhuis onder het rechter zijpaneel. Persluchtkoppeling in het motorhuis rechts Het twee afnamepunt voor perslucht (3) bevindt zich aan de rechterkant van het voer- tuig, boven de eerste zeefzon. Voor onderhoud en reparaties kan hierop persluchtge- reedschap worden aangesloten.
Pagina 352
Bediening Centraal smeersysteem 6.23 Centraal smeersysteem De machine is uitgerust met een centraal smeersysteem en beschikt in drie smeercir- cuits. Smeercircuit 1 onderstel Smeercircuit 2 rooibalk alleen excenteraandrijving Smeercircuit 3 rooier (niet excenter) en hakselaar Alle aangesloten smeerpunten worden automatisch van smeervet voorzien. De smeer- pomp pompt het vet naar de hoofdverdelers, de hoofdverdelers verspreiden het vet naar de onderverdelers en van daaruit worden de afzonderlijke smeerpunten van vet voorzien.
Pagina 353
Bediening Centraal smeersysteem De container (2 kg inhoud) van de vetpomp wordt gevuld met de hendel van de grote vetemmer. Vul voorraadreservoir (2 kg volume) van de vetpomp nooit volledig. Vul het reservoir van de vetpomp tot maximaal 90%. Zo wordt een verstopping van de ont- luchtingsbuis aan het voorraadreservoir (2 kg volume) voorkomen.
Pagina 354
Bediening Centraal smeersysteem 6.23.2 Tussentijdse smering Het smeersysteem kan op elk moment handmatig worden geactiveerd. Hiervoor scha- kelt u in het menu "Speciale functies" in de regel "Centrale smering" de optie van "AUTO" naar "AAN". Speciale functies B638 Brandstofdruk fijngev. 3819 mbar Service brandstoffilter...
Pagina 355
Bediening Centraal smeersysteem Controleer het smeerleidingsysteem regelmatig. Controleer dagelijks of het smeersys- teem probleemloos werkt. Een mogelijkheid daarvoor is de controle van de hoofdver- deler op het chassis. Met de ingebouwde hefpen kunt u de werking controleren. Deze cilinderpen beweegt langzaam als het vet door de hoofdverdeler stroomt. Daaraan herkent u of het pompelement van het smeercircuit werkt.
Pagina 356
Bediening Videosysteem 6.24 Videosysteem WAARSCHUWING Het videosysteem dient alleen als hulpmiddel en toont hindernissen mogelijk ver- vormd, onduidelijk of helemaal niet. Dit betekent echter niet dat u zelf niet op hoeft te letten. Het videosysteem kan niet alle objecten weergeven die zich boven of erg dicht bij de achteruitrijcamera bevinden.
Pagina 357
Bediening Videosysteem 6.24.2 Zeefzoncamera (optie) Optioneel kan uw machine worden uitge- rust met een zeefzoncamera om de zeef- zonreiniging te bewaken. Zeefzoncamera 6.24.3 Losbandcamera (optie) Optioneel kan uw machine worden uit- gerust met een losbandcamera. Deze camera dient voor beter overzicht bij het overladen naar naast de machine rij- dende transportvoertuigen.
Pagina 358
Bediening Videosysteem Videomonitor links Naast de losbandcamera is een tweede videomonitor gemonteerd op de linker A- kolom. De losbandcamera wordt uitslui- tend op deze videomonitor weergegeven. Videomonitor links 358 / 564...
Pagina 359
Bediening Videosysteem 6.24.4 R-View (optie) Uw machine kan optioneel worden uitgerust met het videosysteem "R-View". De beel- den van de R-View-camera links (2), de achteruitrijcamera (3) en de R-View-camera rechts (4) worden geïntegreerd in een vogelperspectief op de machine. Het beeld wordt op de videomonitor op de rechter A-kolom weergegeven.
Pagina 360
Bediening Videosysteem De weergave op de videomonitor kan in het venster R-View op de R-Touch worden geselecteerd. Aan de groene LED herkent u welke camera en welke modus actief is. OPMERKING Omschakeling bij R-View uitsluitend op de R-Touch uitvoeren, niet op de videomonitor. Met de toets (5) activeert u het vogelperspectief.
Pagina 361
Bediening Videosysteem Met de toets (6) activeert u de achteruitrijcamera. De videomonitor toont alleen het beeld van de achteruitrijcamera met een zichtveld tot ver achter de achterkant van de machine. Met de toets (7) activeert u de zeefzoncamera om de bietenstroom te bewaken. Toets (8) niet actief Met de toets AUTOMATISCH (9) schakelt u het videosysteem in de automatische AUTO...
Pagina 362
Bediening Airconditioning 6.25 Airconditioning De airconditioning zorgt altijd voor de optimale temperatuur in de chauffeurscabine. Het systeem kan worden ingesteld tussen 15 en 30 °C. 6.25.1 Blazerniveau instellen Het blazerniveau kan vanaf de bestuurdersstoel worden ingesteld. In positie "AUTO" regelt het blazerniveau zichzelf automatisch wanneer de ingestelde, gewenste tempe- ratuur werd bereikt.
Pagina 363
Bediening Airconditioning Blaasroosters bij de voeten Luchtcirculatieroosters in de achterwand Om de gewenste cabinetemperatuur zo snel mogelijk te bereiken, opent u de luchtcir- culatieroosters (2) in de achterwand rechts. Zorg ervoor dat de temperatuursensor (5) op de achterwand van de cabine altijd vrij is en niet wordt afgedekt door kleding of andere voorwerpen, anders werkt de airconditi- oning niet correct.
Pagina 364
Bediening Airconditioning (31) AC-toets = airconditioning AAN/UIT Toets (31) 1x indrukken: LED gaat branden, geen koeling, alleen verse lucht en/of verwarming. Toets enkele seconden ingedrukt houden: LED knippert, defroster-functie voor het vrij- maken van de ruiten. Blazer en verwarming werken met maximaal vermogen, tegelij- kertijd wordt de lucht met maximaal vermogen gedroogd.
Pagina 365
Bediening Elektrotechniek 6.26 Elektrotechniek OPGELET Gevaar voor schade aan de elektriciteit en de elektronica van de machine. – De accuhoofdschakelaar mag niet worden uitgeschakeld als de motor draait en het contact is ingeschakeld. 6.26.1 Spanningsbewaking De accuspanning wordt door het systeem bewaakt. Bij te hoge of te lage spannings- waarden verschijnt in R-Touch het waarschuwingssymbool .
Pagina 366
Bediening Elektrotechniek 6.26.3 Nooduitschakeling van de accu Stroomvoorziening noodschakelaar ingeschakeld OPGELET Gevaar voor schade aan de machine. Als deze schakelaar bij een ingeschakeld contact naar boven wordt geduwd, kan dit leiden tot het verlies van gegevens. Achter het beschermrubber achter het linker achterwiel zit een schakelaar (94) voor de nooduitschakeling van de accu.
Pagina 367
De printer is gespecificeerd voor een papierbreedte van 57,5 ± 0,5 mm, met een papiergewicht van 60 g/m . ROPA biedt standaard de passende papierrol aan (ROPA- artikelnr. 207015500). Andere papiersoorten kunnen storingen veroorzaken. Welke kant van het thermopapier kan worden bedrukt? Op de papierrol is de buiten- zijde altijd de bedrukbare zijde.
Pagina 368
Bediening Printer – Leg de papierrol zo in de papierhou- der, dat de buitenzijde in de richting van het drukmechanisme wijst. Alleen de buitenzijde van het papier kan worden bedrukt. – Sluit de klep door krachtig te drukken. De klep klikt daarbij hoorbaar vast, u kunt het papier nu langs de scheur- rand afscheuren, zonder dat de klep open gaat en zonder dat het papier...
Pagina 369
Bediening Stilzetten 6.28 Stilzetten De machine moet zo worden geparkeerd, dat niemand gehinderd wordt of in gevaar wordt gebracht. Let ook op de veilige afstand tot bovengrondse elektriciteitsleidingen. – Rooiunit volledig laten zakken. – Motor uitschakelen. – Vastzetrem activeren. – Alle stroomverbruikers uitschakelen. –...
Pagina 373
Onderhoud Dieselmotor WAARSCHUWING Tijdens het uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden bestaat gevaar voor ernstig of zeer ernstig letsel en gevaar voor schade aan de machine. – Klim nooit over de achterwand van de bunker. – Tijdens alle onderhoudswerkzaamheden moet u ervoor zorgen dat niemand de machine onbedoeld kan starten (contactsleutel uittrekken, chauffeurscabine afslui- ten, contactsleutel altijd bij u houden en indien mogelijk de accuhoofdschakelaar uitschakelen).
Pagina 374
Onderhoud Dieselmotor Hierna vindt u een samengevatte onderhoudshandleiding van Volvo. Om volledig aan- spraak te kunnen maken op de garantie van Volvo, moet de exploitant van de motor ervoor zorgen dat de door Volvo verplichte onderhoudswerkzaamheden tijdig en vol- ledig worden uitgevoerd door personen die hiervoor uitdrukkelijk door Volvo zijn geau- toriseerd.
Pagina 375
Onderhoud Dieselmotor Onderhoud aan het droogluchtfilter: Zorg tijdens het demonteren en monteren voor een zo schoon mogelijke omgeving en controleer de juiste bevestiging van het filter. Een beschadigd filter moet onmiddellijk worden vervangen door een nieuw en onbeschadigd filter. Wij raden aan om voor elk filterelement tenminste één filterelement als reserve op voorraad te houden.
Pagina 376
Onderhoud Dieselmotor Het hoofdelement kan zoals hieronder beschreven worden gereinigd. Omdat kleine beschadigingen vaak zeer moeilijk of onmogelijk te zien zijn, raden wij aan om altijd nieuwe filterpatronen te gebruiken om de motor te beschermen. Voor gereinigde ele- menten en de daaruit voortvloeiende gevolgen bieden wij geen garantie. Hoofdelement in geen enkel geval uitwassen of uitborstelen.
Pagina 377
– Gebruik alleen originele filter- elementen (hoofdfilterelement ROPA-artikelnr. 304000600; veiligheidsfilter ROPA-artikelnr. 304000700). – Let er bij het inbouwen op, dat het lipje (7) in de daarvoor bestemde opening (8) zit.
Pagina 378
Onderhoud Dieselmotor Stofuitstootklep Stofuitstootkleppen zijn hoge mate onderhoudsvrij. Eventuele stofafzetting kunt u ver- wijderen door het ventiel herhaaldelijk samen te drukken. Het ventiel moet vrijstaand worden ingebouwd en mag nergens tegenaan wrijven. Een beschadigde stofuitstoot- klep moet onmiddellijk worden vervangen. Stofuitstootklep 378 / 564...
Pagina 379
Onderhoud Dieselmotor 7.1.2 Olievervanging aan de dieselmotor De olie in de motor moet na 500 bedrijfsuren, maar ten minste jaarlijks worden ver- vangen. Iedere keer dat u de olie vervangt, moeten de motoroliefilters worden ver- nieuwd. De olie mag alleen worden vervangen als de motor op gebruikstemperatuur is.
Pagina 380
Onderhoud Dieselmotor Motoroliefilter (fijnfilter) Motoroliefilter (omloopfilter) Om olie en filters te vervangen gaat u als volgt te werk: – Voordat u de olie vervangt het gebied rond de oliefilters en de olievuldop grondig reinigen. – Vervang de olie alleen als de motor warm is. –...
Pagina 381
Onderhoud Dieselmotor 7.1.3 Brandstofverzorging OPMERKING Gevaar voor milieuverontreiniging door uitlopende brandstof. Bij werkzaamheden aan de filter eerst een opvangbak onder plaatsen en de opgevangen brandstof volgens de voorschriften verwijderen. WAARSCHUWING Gevaar voor verbranding tijdens de omgang met dieselbrandstof. Roken, vuur en open licht zijn verboden tijdens de omgang met dieselbrandstof, omdat brandstof gemakkelijk ontvlambaar is en brandstofdampen explosief zijn.
Pagina 382
Voor alle werkzaamheden aan de brandstofinstallatie of de brandstoffilters moet de tankdop kort worden geopend en daarna direct weer worden gesloten. Hierdoor wordt de eventueel in het brandstofsysteem opgebouwde druk afgevoerd. Gebruik alleen originele brandstoffilters die door Volvo of ROPA zijn goedgekeurd. 382 / 564...
Pagina 383
– Deksel (1) (sleutelbreedte 46) van de filterbehuizing halen. – Vervang het oude filterinzetstuken vervang het door een nieuw filterinzetstuk ROPA artnr. 303016700. – Verwijder het oude filterinzetstuk in overeenstemming met de plaatselijke afval- voorschriften.
Pagina 384
Dieselmotor 7.1.3.2 Brandstofvoorfilterpatroon en brandstofhoofdfilterpatroon vervangen Het brandstofhoofdfilterpatroon (1) (ROPA-artikelnr. 304002000) moet iedere 1000 bedrijfsuren, maar in ieder geval jaarlijks worden vervangen. Het brandstofvoorfilterpatroon (2) (ROPA-artikelnr. 304002100) moet iedere 2000 bedrijfsuren, maar in ieder geval iedere 2 jaar worden vervangen.
Pagina 385
Onderhoud Dieselmotor Voor het vervangen van het brandstofvoorfilterpatroon gaat u als volgt te werk: – Voertuig parkeren en uitschakelen. – Voordat u de olie vervangt moet u het gebied rond de brandstoffilter grondig reini- gen. – Kabel van de sensor van de waterafscheider losmaken. –...
Pagina 386
Onderhoud Dieselmotor 7.1.3.3 Brandstofsysteem ontluchten – Open op de R-Touch het menu "Speciale functies". – Kies in de regel "Service brandstoffilter" de optie "AAN". De elektrische opvoer- pomp wordt hierdoor ingeschakeld. Op de R-Touch verschijnt de huidige brandstof- druk in mbar. De brandstofdruk stijgt een tijdlang en blijft bij ongeveer 3500 mbar constant.
Pagina 387
Onderhoud Dieselmotor 7.1.3.4 Diesel tanken WAARSCHUWING Onjuist tanken en incorrecte omgang met brandstof kan explosies, brand, ern- stige verbrandingen en ander letsel veroorzaken. – Zorg er altijd voor dat de tankdoppen (1) / (2) correct zijn gesloten, zodat er geen vuil in de dieseltank kan dringen.
Pagina 388
Corrigerende maatregelen Als in de opslag- of voertuigtank een schimmelaantasting wordt vastgesteld, raden wij aan om deze met de volgende desinfectiemiddelen te bestrijden: Product: GrotaMar 82 ROPA-artikelnr. 435006000 (1,0 l) Producent: Schülke & Mayr D-22840 Norderstedt Telefoon: 040/52100-0...
Pagina 389
Onderhoud Dieselmotor 7.1.4 Koelsysteem dieselmotor Alle koelingen moeten regelmatig worden gecontroleerd of ze schoon zijn en worden gereinigd. Als bij zeer hoge buitentemperaturen de maximaal toegestane temperatuur van de koelvloeistof herhaaldelijk wordt overschreden, moet het volledige koelsysteem wor- den gecontroleerd of het schoon is en onmiddellijk worden gereinigd als dit nodig is. Zorg er altijd voor dat het luchtaanzuigrooster vrij is van vuil of bladeren, enz .
Pagina 390
Onderhoud Dieselmotor 7.1.4.1 Koelsysteem reinigen Het koelsysteem bevindt zich over de dieselmotor Ondanks de automatische omkering van de ventilator kan zich vooral in de buurt van de ventilatornaaf op het koeloppervlak vervuiling ophopen die het koelvermogen redu- ceert. Daarom is het zinvol en noodzakelijk om de koeling regelmatig handmatig te rei- nigen.
Pagina 391
Onderhoud Dieselmotor Om het koelsysteem te reinigen gaat u als volgt te werk: – Schakel de motor altijd uit en beveilig de machine tegen onbedoeld starten (con- tactsleutel verwijderen en bij u houden). – Gebruik de daarvoor bestemde treden (1) om op de koelinstallatie te klimmen. –...
Pagina 392
Onderhoud Dieselmotor – Controleer het koelsysteem op vervuiling. – Klap de condensor naar boven. Draai daarvoor de twee zeskantmoeren op het bovenste deel van het koelerframe los. – Verwijder grof vuil door het er met de hand uit te halen, door het koelsysteem met een waterslang schoon te spuiten of door het uit te blazen met perslucht.
Pagina 393
Onderhoud Dieselmotor 7.1.4.2 Koelmiddel controleren Als het vloeistofpeil in het expansievat voor koelwater te laag is, verschijnt op de R- Touch het waarschuwingssymbool . Het expansievat voor de koelvloeistof bevindt zich onder de afdekking van de koeling in de rijrichting links naast de inlaatluchtkoe- ling.
Pagina 394
Onderhoud Dieselmotor 7.1.4.3 Koelmiddel vervangen Gebruik alleen corrosie-/antivriesmiddelen die door Volvo zijn goedgekeurd. De koel- vloeistof moet iedere 8000 bedrijfsuren, maar ten minste iedere 4 jaar worden vervan- gen. Hierbij moet u de regionaal geldende voorschriften voor de milieuvriendelijke ver- wijdering van koelvloeistof strikt in acht nemen.
Pagina 395
Onderhoud Dieselmotor 7.1.4.4 Aanwijzingen van ROPA over het koelmiddel (algemeen) Koelmiddel bestaat gewoonlijk uit water en corrosie/antivriesmiddel. De corrosie/anti- vriesmiddelen (ethyleen-glycol met corrosie-remmers) voeren onder meer de vol- gende taken uit in het koelsysteem: voldoende corrosie- en cavitatiebescherming bieden voor alle componenten van het koelsysteem.
Pagina 396
Onderhoud Dieselmotor 7.1.6 Andere onderhoudswerkzaamheden aan de motor Bij ieder onderhoud aan de dieselmotor dienen ook de volgende werkzaamheden zorgvuldig en in overeenstemming met de onderhoudsvoorschriften van Volvo (zie het onderhoudsboekje voor motor) te worden uitgevoerd: – Alle leidingen en slangen van de motor controleren op toestand en goede afdich- ting.
Pagina 397
Onderhoud Pompverdeleraandrijving (PVA) Pompverdeleraandrijving (PVA) De pompverdeleraandrijving is direct aan de dieselmotor gemonteerd met flenzen en stuurt het motorvermogen naar de afzonderlijke hydraulische pompen. Het oliepeil in de pompverdeleraandrijving moet zonder uitzondering dagelijks contro- leren. Controleer het oliepeil alvorens de dieselmotor te starten! Zodra de dieselmotor werd gestart, is de controle van het oliepeil niet meer mogelijk.
Pagina 398
– Draai de 4 inbusschroeven (6 mm) op de filterflens (6) eruit en trek het filterinzet- stuk eruit. – Vervang het filterinzetstuk (ROPA-artikelnr. 181052600) door een nieuw exemplaar. Gebruik bij het inbouwen altijd een nieuwe papierpakking (ROPA-artikelnr. 181051700) en een nieuwe O-ring (ROPA-artikelnr. 412030200).
Pagina 399
Vervang beschadigde of verouderde slangen onmiddellijk. Gebruik ter vervanging alleen slangen die voldoen aan de technische specificaties van de originele slangen! Om kosten te besparen, raden wij u aan om reserveslangen direct bij ROPA te bestel- len, omdat de originele hydraulische slangen van ROPA meestal aanzienlijk goedko- per worden aangeboden dan concurrerende producten.
Pagina 400
Onderhoud Hydraulisch systeem WAARSCHUWING Gevaar voor verbranding! Alle koelers worden verhit tijdens de werking. Gevaar voor zware verbrandingen! Beschermingshandschoenen dragen! Laat vóór alle werkzaamheden aan de koelsystemen de machine voldoende afkoe- len! 400 / 564...
Pagina 401
Onderhoud Hydraulisch systeem 7.3.1 Hydrauliekolietank Kijkglas oliepeil + olietempera- Olievuldop tuur WAARSCHUWING Gevaar voor vallen! Gebruik bij het onderhoud van de hydrauliekolietank altijd een stevige ladder. U mag in ieder geval niet over de achterwand van de bunker klimmen en het dak van het motorhuis mag niet worden betreden.
Pagina 402
– Wanneer u de vuldop voor de hydrauliekolie opent, is het mogelijk dat u een "sis- send geluid" hoort. Dit geluid is normaal. De vuldeksel (ROPA artnr. 270070000) (2) dient ook als beluchtings- en ontluch- tingsfilter. Deze zorgt voor de noodzakelijke luchtcompensatie bij een schomme- lend oliepeil (bv.
Pagina 403
– Leg de afdichting en het metalen deksel erop. – Smeer de schroeven vóór het bevestigen van het metalen deksel in met kit (ROPA-artikelnr. 017002600) en draai de schroeven vast. – Vernieuw vóór het vullen met verse hydrauliekolie alle filters in het hydraulieksys- teem.
Pagina 404
Onderhoud Hydraulisch systeem 7.3.1.2 Zuig-retourfilterelement vervangen Op de hydrauliekolietank is een zuig-retourfilter bevestigd (1). (Filterelement ROPA artnr. 270066500). Het filterelement moet voor het eerst worden vervangen na de eerste 50 bedrijfsuren, daarna één keer per jaar. OPMERKING Zoals bij alle werkzaamheden aan het hydraulieksysteem, moet u ook bij het vervan- gen van het filterelement altijd zorgen voor een zo schoon mogelijke omgeving.
Pagina 405
Onderhoud Hydraulisch systeem Bij het vervangen van het filterelement in de zuig-retourfilter gaat u als volgt te werk: – Voordat u de filterbehuizing opent, moet u ervoor zorgen dat het hydraulieksysteem drukloos is en de olievuldop geopend is. – Verwijder de vier bevestigingsschroeven van het deksel en leg deze aan de kant.
Pagina 406
Elementen inbouwen – Indien nodig afdichtvlakken op de filterpot/-kop, O-ring op de pot en het element met verse hydrauliekolie invetten. – Nieuw element (ROPA-artikelnr. 270043000) inbouwen. – Filterelement voorzichtig op de centrale draaipin monteren. – Filterpot tot de aanslag inschroeven.
Pagina 407
Onderhoud Hydraulisch systeem Drukfilter voor voorasbesturing Drukfilter voorasbesturing Het element (ROPA-artikelnr. 270033600) wordt gedemonteerd zoals hiervoor is beschreven onder "Onderhoud drukfilter werkhydrauliek". Als gereedschap heeft u een ring- of steeksleutel van 24 mm nodig. OPMERKING Filterelementen afvoeren in overeenstemming met de regionale milieuverordering!
Pagina 408
Onderhoud Hydraulisch systeem 7.3.3 Beschermingszeef collectorretourleiding Beschermingszeef Collectorretourleiding In de collectorretourleiding (2) is een beschermingszeef aangebracht (1). Na schade aan het hydraulieksysteem waarbij de mogelijkheid bestaat dat spaanders of vreemde voorwerpen in het hydraulieksysteem terecht zijn gekomen, moet deze beschermings- zeef worden gedemonteerd en zo nodig schoongemaakt.
Pagina 409
Onderhoud Mechanische aandrijving naar de stuurassen Mechanische aandrijving naar de stuurassen 7.4.1 Cardanassen van de transmissie naar de stuurassen Alle cardanassen op de machine moeten na iedere 200 bedrijfsuren worden doorge- smeerd. GEVAAR Levensgevaar door draaiende machinedelen! Als de motor draait, kunnen lichaamsdelen of kledingstukken verstrikt raken in de draaiende scharnierassen en in de machine worden getrokken.
Pagina 410
Onderhoud Mechanische aandrijving naar de stuurassen 7.4.2 Onderhoud kruiskoppelingen in de assen De cardankoppelingen van de tweevoudige scharnierassen in de fuseepennen van de twee stuurassen moeten telkens na200 bedrijfsuren worden afgesmeerd. Elke cardan- koppeling heeft twee smeernippels. De twee smeernippels (2) moeten worden doorge- smeerd.
Pagina 411
Onderhoud Transmissie (rijaandrijving) Transmissie (rijaandrijving) Via de transmissie worden de bedrijfsmodi "Akker" en "Straat" en de vierwielaandrij- ving geschakeld. Het oliepeil moet telkens na 50 bedrijfsuren worden gecontroleerd. Dit kan worden gecontroleerd met behulp van de controleschroef (2). Deze bevindt zich aan de ach- terzijde van de transmissie, naast de aandrijving voor de cardanas.
Pagina 412
Onderhoud Transmissie (rijaandrijving) OPGEPAST Hete olie! De olie in de versnellingsbak kan onder bepaalde omstandigheden erg heet zijn. Gevaar voor verbrandingen. – Draag tijdens het vervangen van de olie altijd handschoenen en speciale bescher- mende kleding. Om de olie te vervangen gaat u als volgt te werk: –...
Pagina 413
Onderhoud Assen Assen 7.6.1 Planeetaandrijving (geldt voor beide assen) De olie moet de eerste keer na 50 bedrijfsuren worden vervangen, daarna één keer per jaar. OPGELET Voor 6-rijige machines met een rijafstand van 45 cm of 50 cm: Het traject "Alleen rooien" (zonder leeg rijden en keren) voor 1000 ha is bij een rijaf- stand van 6 x 45 cm3700 km! In totaal zijn dit ong.
Pagina 414
– Draai de aftapschroef voor olie er weer in. – Vul het planeetaandrijving met de meegeleverde vulolie van ROPA tot het oliepeil de onderkant van de olievulopening bereikt. – Draai de controleschroef voor het oliepeil er weer in.
Pagina 415
Onderhoud Assen 7.6.2 Differentieel vooras (portaalas) De olie moet de eerste keer na 50 bedrijfsuren worden vervangen, daarna één keer per jaar. GEVAAR Gevaar voor verwonding! Levensgevaar door bewegende machinedelen. – Vóór de olievervanging moet de machine stilstaan en moet de motor worden uitge- schakeld.
Pagina 416
Onderhoud Assen 7.6.3 Differentieel achteras (portaalas) De olie moet de eerste keer na 50 bedrijfsuren worden vervangen, daarna één keer per jaar. Aftapschroef voor olie Vulschroef voor olie OPMERKING De olie van de achteras moet op dezelfde manier worden vervangen als de olie van de vooras.
Pagina 417
Onderhoud Assen 7.6.4 Portaalandrijving vooras Portaalas vooras De olie moet de eerste keer na 50 bedrijfsuren worden vervangen, daarna één keer per jaar. Aftapschroef voor olie Olievulopening en controleschroef oliepeil GEVAAR Gevaar voor verwonding! Levensgevaar door bewegende machinedelen. – Vóór de olievervanging moet de machine stilstaan en moet de motor worden uitge- schakeld.
Pagina 418
Onderhoud Assen Om de olie te vervangen gaat u als volgt te werk: – Vervang de olie alleen als de aandrijving op gebruikstemperatuur is. – Parkeer de machine in een horizontale positie. – Zet een oliebestendige en voldoende grote opvangbak eronder. –...
Pagina 419
Onderhoud Pneumatisch systeem Pneumatisch systeem Het pneumatieksysteem is voor het grootste deel onderhoudsvrij. Alleen de perslucht- tank hoeft te worden onderhouden. De compressor is onderhoudsvrij. De perslucht- tank bevindt zich op de voorwand van de bunker. Iedere 100 bedrijfsuren moet het condenswater uit de persluchttank worden afgetapt. Als de machine langere tijd (meer dan een week) niet wordt gebruikt, moet ook het condenswater uit de persluchttanks worden afgetapt.
Pagina 420
Onderhoud Hakselaar Hakselaar GEVAAR Gevaar voor beknelling! Bij werkzaamheden aan de geheven rooiunit bestaat het gevaar, dat de rooier of de hakselaar plotseling naar beneden komen. Personen die zich in dat geval in de buurt bevinden, kunnen daarbij ernstig gewond raken. –...
Pagina 421
Onderhoud Hakselaar 7.8.1 Onderhoudsstand hakselaar OPGELET Bladtaster naar boven klappen en met de haken vastzetten, als u dat niet doet kan de chauffeurscabine zwaar beschadigd raken. Hakselaar onderhoudsstand Selecteer deze functie met R-Select. +-toets = hakselaar naar boven klappen --toets = hakselaar naar beneden klap- 421 / 564...
Pagina 422
Onderhoud Hakselaar Voordat de hakselaar naar boven wordt geklapt, schuift de zijdelings verschuiving de rooiunit in de middelste stand (om beschadiging van het scharnierlager op de cilinder van de onderhoudsstand te voorkomen). Als alternatief voor R-Select heeft de rooiunit een buitenbedieningselement. Druk daarvoor op de toets Hakselaar onderhoudsstand (6) en daarnaast op de dodemans- knop (1).
Pagina 423
Onderhoud Hakselaar Veiligheidsschakel links opgeborgen Veiligheidsschakel links bevestigd Veiligheidsschakel links Veiligheidshaak links op de hakselaar Linker en rechter veiligheidsschakel zoals afgebeeld aan de haken van de hakselaar (2) bevestigen. GEVAAR Bevestig altijd beide veiligheidsschakels (links en rechts), zodat de bevestiging sterk genoeg is om in noodgevallen de last te dragen! Let er voordat u de hakselaar neerklapt op, dat er zich geen personen in het zwenkbe- reik van de hakselaar bevinden.
Pagina 424
Onderhoud Hakselaar Bij een in onderhoudsstand neergeklapte hakselaar kan de driepunt niet meer vanuit de cabine met de mini-joystick (1) tot de grond worden neergelaten. Hij stop automa- tisch op zekere hoogte boven de grond. De hakselaar kan alleen verder worden neer- gelaten, wanneer tegelijkertijd de "Servicetoets"...
Pagina 425
Onderhoud Hakselaar Wanneer andere waarden worden getoond, moet de middelste stand via de basisin- stelling van de stangen worden ingesteld. – Lijn daarvoor de tastveren nauwkeurig uit met het midden van de bietenrij. Deze bevindt zich in het midden van de houderconsole (gemarkeerd met een pijl (3)). –...
Pagina 426
Onderhoud Hakselaar 7.8.3 Tastwielen (niet bij R*SU) De axiale speling van de wielsteel op de tastwielen moet wanneer nodig als volgt wor- den afgesteld: – Stelschroef (1) met inbussleutel uitdraaien en bewaren. – De stelmoer (2) zover bijdraaien, totdat deze axiaal tegen de rand van de messing bus aan ligt.
Pagina 427
Onderhoud Hakselaar 7.8.4 Ontbladeras Ontbladeras bij RIS Hakselaarmes en klem bij de RIS bij de RBS* bij de RAS 427 / 564...
Pagina 428
De as moet regelmatig visueel worden gecontroleerd op slijtage. Een versleten messenas mag om veiligheidsredenen alleen worden ver- vangen door een origineel ROPA-reserveonderdeel. Onbalans in de ontbladeras lijdt tot schade aan alle onderdelen van de hakselaar.
Pagina 429
Slijp de messen na met een zo vlak moge- lijke slijphoek (ong. 12,5°). ROPA levert een slijpmachine met ROPA-artikelnr. 018106700. Om optimaal te kun- nen afkoppen, adviseren wij de nakoppermessen afhankelijk van de gebruiksomstan- digheden iedere 20 - 100 ha (bij een 6-rijige machine) met de slijpmachine te slijpen.
Pagina 430
De loofgeleideslede (2) moet eenmaal per week worden gecontroleerd op slijtage. Zodra het loopvlak van de loofgeleideslede (2) dreigt door te slijten, moet de loof- geleideslede (ROPA-artikelnr. 120565800) worden vervangen. Wanneer de loof- geleidehouder (1) eveneens is beschadigd, moet deze ook worden vervangen (ROPA-artikelnr.
Pagina 431
Onderhoud Rooier Rooier GEVAAR Gevaar voor beknelling! Bij werkzaamheden aan de geheven rooiunit bestaat het gevaar, dat de rooier of de hakselaar plotseling naar beneden komen. Personen die zich in dat geval in de buurt bevinden, kunnen daarbij ernstig gewond raken. –...
Pagina 432
Onderhoud Rooier 25-30 Lichte schaarafstand, meestal ideaal 25-30 mm De slijthoek (2) is ervoor bedoeld, de schaarhouder te beschermen tegen slijtage. Ver- vang de slijthoek, voordat deze zijn beschermende werking verliest! 432 / 564...
Pagina 433
Voor het rooien absoluut ongeschikte scharen Slijthoek te sterk versleten Gebruik ter vervanging altijd originele ROPA-rooischaren, omdat deze zijn geoptimali- seerd voor gebruik in de RR-rooier (Zie Pagina 271). 433 / 564...
Pagina 434
Onderhoud Rooier 7.9.2 Rooiertransmissie voor rooiwalsen Het oliepeil van deze transmissies (3 stuks) op de rooiunit eenmaal per dag controle- ren. De rooiunit moet daarvoor volledig worden neergelaten. De eerste keer olie vervangen na 50 bedrijfsuren. De volgende intervallen voor het vervangen van de olie vindt u terug in de onderhoudstabel.
Pagina 435
Onderhoud Rooier Rooiertransmissie links en rechts achter Links Rechts Vulschroef voor olie Kijkglas/oliepeilindicator Aftapschroef voor olie Verplichte oliesoorten: Transmissieolie API GL5, SAE 90 Hoeveelheid: Per ong. 0,8 liter 435 / 564...
Pagina 436
Onderhoud Rooier 7.9.3 Peddeltransmissie Het oliepeil moet iedere 50 bedrijfsuren worden gecontroleerd. Daarvoor moet de rooi- unit volledig worden geheven. Vulschroef voor olie Oliepeilindicator Aftapschroef voor olie Verplichte oliesoorten: Transmissieolie API GL5, SAE 90 Hoeveelheid: ong. 0,5 liter 436 / 564...
Pagina 437
Onderhoud Rooier 7.9.4 Tastwalsaandrijving RR 6-rijig Transmissie tastwalsaandrijving RR 6-rijig Het oliepeil van deze transmissies (2 stuks) op de rooiunit eenmaal per dag controle- ren. Daarvoor moet de rooiunit volledig worden neergelaten. De tastwals moet in de bovenste stand worden gezet. Op de afbeelding is het model tot 2017 te zien Op de afbeelding is model vanaf 2018 te zien Vulschroef voor olie...
Pagina 438
Onderhoud Rooier 7.9.5 Trilschaartransmissie Het oliepeil moet iedere 50 bedrijfsuren worden gecontroleerd. Daarvoor moet de rooi- unit volledig worden neergelaten. Op de afbeelding is het model tot 2016 te zien Op de afbeelding is model vanaf 2017 te zien Vulschroef voor olie Kijkglas/oliepeilindicator Aftapschroef voor olie Verplichte oliesoorten:...
Pagina 439
Onderhoud Rooier 7.9.6 Trilschaaraandrijving alleen bij de optie "variabele rijafstand" Bij de variabele rooier moeten de binnenvertandingen van de flens van de verschui- ving van de excenteraandrijving iedere 50 bedrijfsuren worden doorgesmeerd. Aanbeveling: Zorg daarvoor voor een afzonderlijk vetpers met koperpasta. Daarmee moeten deze 5 smeerpunten worden doorgesmeerd.
Pagina 440
Onderhoud Rooier 7.9.7 Lagers excenteras De olie in de excenteraslagers is een permanente vulling en hoeft niet te worden ver- vangen. Controleer het oliepeil ieder jaar. Daarvoor moet de rooiunit volledig worden neergela- ten. Olievulopening Controleschroef oliepeil Verplichte oliesoorten: Transmissieolie API GL5, SAE 90 Hoeveelheid: Per ong.
Pagina 441
Excenterlager trilschaaraandrijving bijstellen Zodra u door zijwaartse bewegingen van de scharniervork bij de excenterlagers spe- ling vaststelt, moet het betreffende lager worden bijgesteld. U heeft daarvoor speciaal gereedschap van ROPA nodig, namelijk de haaksleutel voor haaksleutelmoeren M75 x 2 (ROPA-artikelnr. 018016200). OPGELET Deze werkzaamheden mogen alleen door personen worden uitgevoerd, die voldoende ervaring hebben met het instellen van kegelrollagers.
Pagina 442
Onderhoud Rooier 7.9.9 Schaarhoudergeleider/-ophanging De gehele schaarhoudergeleider is met olie gevuld. Op iedere schaarhouder bevindt zich een doorzichtige buis met ontluchtingsfilter (1). Deze doorzichtige buis moet altijd met olie zijn gevuld. Als er geen olie meer zichtbaar is, moet zoveel olie worden bijge- vuld, tot de doorzichtige buis weer volledig met olie is gevuld.
Pagina 443
Onderhoud Rooier 7.9.10 Rooiwalsen Onderhoud Controleer de leidingen van het centrale smeersysteem die naar de rooiwalslagers lopen dagelijks (visuele controle). Rooiwals vervangen Wanneer een hoog uit de grond stekende steen de rooiwals verbuigt, of wanneer een wals is versleten, moet deze worden vervangen door een nieuwe. Stelpennen PA-afsluitdoppen (voor het afsluiten van het boorgat, wanneer geen spie is gemonteerd)
Pagina 444
(5). – Drijf de stelpennen (1) in (niet bij de 4de rooiwals). – Monteer de leiding van het centrale smeersysteem (3). – Sluit alle vrije stelpengaten af met originele ROPA-dopjes (ROPA-artikelnr. 120280300), om het binnendringen van vuil te voorkomen. OPMERKING...
Pagina 445
Onderhoud Zeefband 7.10 Zeefband OPGELET Alle wielen van de zeefband moeten dagelijks worden gecontroleerd of ze goed wer- ken en niet beschadigd zijn. Geblokkeerde of beschadigde wielen moeten direct wor- den vervangen door nieuwe wielen. Zeefketting en wielen moeten bovendien dagelijks worden gereinigd door ingeklemde stenen of andere vreemde voorwerpen te verwijde- ren.
Pagina 446
Onderhoud Zeefband 7.10.2 Gelijkloop afstellen Als de zeefketting links of rechts sterker tegen de brug van het aandrijfwiel loopt, moet de gelijkloop direct worden afgesteld, omdat de zeefketting sterk kan slijten. Ga als volgt te werk: – Draai de vier klemschroeven (1) los. –...
Pagina 447
Vul via de kijkglasopening (2) zoveel nieuwe transmissieolie bij, tot het de onder- kant van de opening heeft bereikt. Draai het kijkglas er weer in en gebruik een nieuwe afdichting (ROPA-artikelnr. 412026100). Hef de rooier weer omhoog. Controleer het oliepeil.
Pagina 448
Onderhoud Zeefzonnen 7.12 Zeefzonnen Alle zeefzontanden moeten na de eerste 50 en 500 bedrijfsuren worden aangedraaid. Alle zeefzontanden dagelijks controleren. Kapotte zeefzontanden moeten direct wor- den vervangen, losgeraakte zeefzontanden moeten direct worden vastgedraaid. M10 = 72 Nm M14 = 135 Nm Wanneer u vaststelt dat er op reeds gerooide oppervlakken nog grote aantallen bieten liggen, is óf het rooster óf zijn de zeefzontanden kapot.
Pagina 449
Onderhoud Elevator 7.13 Elevator WAARSCHUWING Gevaar voor letsel! Levensgevaar door bewegende machineonderdelen. – Vóór het betreden van de bunker moet de machine stilstaan en moet de motor wor- den afgezet. – De machine moet tegen bedoeld starten van de motor worden beveiligd. –...
Pagina 450
Onderhoud Elevator 5 Wanneer ze niet deze lengte hebben, is de elevatorband met de beide spanwielen (1) te strak opgespannen. Als de lengte correct is, gaat u verder bij punt 9. 6 Draai achter en voor op de spanarm de twee klemschroeven (2) los. 450 / 564...
Pagina 451
Onderhoud Elevator 7 De spanning van de elevatorband verlagen: zet door aan de moeren (3) op de spanstangen (4) te draaien de spanarmen aan beide kanten met dezelfde hoeveel- heid naar beneden. 8 Herhaal de punten 1-3 en controleer de lengte van de cilinders (12) opnieuw. 9 Controleer de spanning van de elevatorband onder de machine.
Pagina 452
Onderhoud Elevator vatorband moet zo worden opgespannen, dat hij bij de bieteninworp bij uitgeklapte elevator nog licht doorhangt. Gelijkloop afstellen: Als de elevatorband links of rechts sterker tegen de brug van het aandrijfwiel loopt, moet de gelijkloop op de vijzelophanging rechts direct worden afgesteld, omdat de elevatorband anders sterk kan slijten.
Pagina 453
Onderhoud Elevator Vlucht elevatoraandrijfas instellen: – Draai de klemschroeven (14) los. – Draai de moeren (15) en (16) 1-2 slagen op de stelschroef. – De moeren (15) en (16) weer vastdraaien. – Klemschroeven (14) weer vastdraaien. – Laat de elevatorband enkele minuten lopen. Voer daarbij een visuele controle uit en kijk of de band gelijkmatig recht loopt.
Pagina 454
Onderhoud Bunker 7.14 Bunker De bunker (alle wanden rondom de schraapbodem) moet eenmaal per dag op aange- koekt vuil worden gecontroleerd en zo nodig worden schoongemaakt. Aangekoekte aarde vermindert de capaciteit van de bietenbunker en verhoogt het eigen gewicht van de machine! 7.14.1 Bunkervijzel De buis en de windingen van de bunkervijzel moeten regelmatig worden schoonge-...
Pagina 455
Onderhoud Bunker Schraapbodemketting lengterichting: Na het rooien van ong. 1200 ha of ieder jaar. Schraapbodemketting in de breedte- richting: Na het rooien van ong. 600 ha of ieder jaar. Draai bij het vervangen van de ket- tingen iedere ketting zoals op de afbeel- ding hiernaast te zien is.
Pagina 456
Onderhoud Bunker 7.14.3.1 Spanning schraapbodemketting OPGELET Controleer de bunkerbodem regelmatig. Aarde die aan de bunkerbodem is vastge- plakt moet ten minste één keer per dag worden afgeschraapt. Door de aarde kan de schraapbodem te sterk worden opgespannen. Hierdoor kan de schraapbodemketting breken.
Pagina 457
Onderhoud Bunker 7.14.3.2 Schraapbodem in de lengterichting opspannen De beide schraapbodems in de lengterichting worden achteraan opgespannen. Ze moeten afzonderlijk worden opgespannen. De twee spanschroeven per schraapbo- dem bevinden zich achteraan op de schraapbodembesturing onder de bunkerbodem. Spanschroef Contramoer Om op te spannen: –...
Pagina 458
Onderhoud Bunker 7.14.3.3 Schraapbodem in de breedte opspannen De beide schraapbodems in de breedte worden aan de rechterkant van de machine opgespannen. Ze moeten afzonderlijk worden opgespannen. De twee spanschroeven per schraapbodem bevinden zich op de schraapbodembesturing onder de bunkerbo- dem.
Pagina 459
Onderhoud Bunker 7.14.3.4 Aandrijfketting De beide aandrijfkettingen van de schraapbodemaandrijving en de aandrijfketting van de reinigingswals moeten na 100 bedrijfsuren worden ingevet en de kettingspanning moet worden gecontroleerd. Aandrijfketting schraapbodem in de breedte en reinigingswals Aandrijfketting schraapbodem in de lengterichting Spanklossen –...
Pagina 460
Onderhoud Bunker 7.14.3.5 Lagers van schraapbodemaandrijfas en reinigingswals Schraapbodems in de lengterichting De drie aandrijfaslagers moeten iedere 100 bedrijfsuren worden gesmeerd. Twee lagers kunt u vanuit de binnenkant van de bunker, door een uitsparing (5) in de afdek- king van de aandrijfas van de schraapbodem in de lengterichting smeren. Het derde lager bevindt zich op de aandrijfas achter het kettingwiel (toegankelijk wanneer het rechter paneel is geopend).
Pagina 461
Onderhoud Bunker Omkeerwielen schraapbodem De in totaal 8 omkeerwielen van de schraapbodem (4 voor de lengterichting, 4 voor de breedterichting) moeten iedere 100 bedrijfsuren worden gesmeerd. Lagers reinigingswals De beide lagers van de reinigingswals moeten iedere 100 bedrijfsuren worden gesmeerd. Eén smeernippel bevindt zich voor de elevator. Het voorste lager van de reinigingswals smeert u via het smeernippelblok links voor de reinigingswals.
Pagina 462
Onderhoud Losband 7.15 Losband OPGELET Wanneer bij de onderste omkering van de losband op de omkeerwielen of op de band zich vuil en onkruid ophopen, moet dit regelmatig, evt. zelfs meerdere malen tijdens het werken, te worden verwijderd. De losband kan zeer gemakkelijk worden schoongemaakt, wanneer u de losband zoals op de onderstaande afbeelding te zien is in de reinigingsstand zet.
Pagina 463
Onderhoud Losband Losband in de reinigingsstand klappen Model 1: – Losband meer dan 90% laten zakken. – Laat knikcomponent 2 van de losband volledig zakken door de toets en de multifunctionele knop (56) op het bedieningselement van de losband in te drukken en de toetsen nog 5 seconden ingedrukt te houden.
Pagina 464
Onderhoud Losband 7.15.1 Riem naspannen WAARSCHUWING Gevaar voor zware verwondingen. – Het naspannen van de riem van de losband is alleen toegestaan wanneer de aan- drijving en de motor zijn uitgeschakeld. – De machine moet tegen onbedoeld starten van de motor worden beveiligd De riem van de losband moet worden nagespannen, wanneer de vingers van de mee- nemer tegen de omkering op de reinigingswals aankomen.
Pagina 465
Onderhoud Losband Aandrijfwielen OPGELET Aandrijfwielen op tijd vervangen, wacht niet tot de losbandriem overslaat! Controleer de aandrijfwielen wekelijks op slijtage. Ernstig versleten aandrijfwielen lei- den tot de vroegtijdige slijtage van de losbandriem. 465 / 564...
Pagina 466
Onderhoud Airconditioning en ventilatiesysteem 7.16 Airconditioning en ventilatiesysteem Als de airconditioning te weinig koelcapaciteit heeft, kan dit de volgende oorzaken hebben: – Condensor airconditioning vervuild. Oplossing: condensor airconditioning reinigen. – Koelmiddelcircuit is niet voldoende gevuld. Hulp: Alleen mogelijk door vakkrachten met speciaal vereist gereedschap. –...
Pagina 467
Onderhoud Airconditioning en ventilatiesysteem 7.16.1 Condensor airconditioning Condensor airconditioning Zeskantmoeren steunframe – Controleer de condensor (1) van de airconditioning dagelijks op vervuiling. – Verwijder grof vuil door het er met de hand uit te halen, door het koelsysteem met een waterslang schoon te spuiten of door het uit te blazen met perslucht. Het gebruik van een hogedrukreiniger is alleen toegestaan met een vlakke straal, met gereduceerde druk en een sproeiafstand van ten minste 30 cm.
Pagina 468
Let hierbij op de door- looprichting. De pijl (3) die op de filter is gedrukt moet in de richting van de voorruit wijzen. Dit filterelement (ROPA-artikelnr. 352042200) moet mini- maal één keer per jaar worden ver- nieuwd. 468 / 564...
Pagina 469
– Filterelement reinigen met perslucht. – Gereinigd filterelement weer in steunframe plaatsen en met kartelschroef vast- draaien. – Afdekking sluiten. Dit filterelement (ROPA-artikelnr. 352033200) moet minimaal één keer per jaar worden vernieuwd. 7.16.4 Condensafvoer Controleer de condensafvoer van de airconditioning aan de onderkant van de cabine regelmatig.
Pagina 470
Om de twee jaar: – Koudemiddel en combi-filterdroger (1) (ROPA artnr. 352041500) door een bevoegde service-werkplaats laten vervangen. Het koudemiddel wordt door ROPA vermengd met een fluorescerend middel. Hierdoor kunnen eventuele lekken in de airconditioning snel en voordelig worden opgespoord. 470 / 564...
Pagina 471
Daarna onmiddellijk een arts raadplegen. Vul indien nodig zoveel gedestilleerd water bij totdat het zuurpeil 10 mm boven de bovenrand van de platen reikt. Met de ROPA-accucelvuller met automatische vulstandregeling van (ROPA-artikelnr. 015036400) doet u dit snel en veilig. 471 / 564...
Pagina 472
Onderhoud Printer (optie) 7.18 Printer (optie) Na grote aantallen afdrukken kan het soms, afhankelijk van de papierkwaliteit en omgevingsinvloeden, nodig zijn de printerkop, sensor en de aandrijfrol te reinigen, in het bijzonder wanneer niet meer goed wordt afgedrukt. – Klep van de papierrolhouder openen en de papierrol verwijderen. –...
Pagina 473
Onderhoud Voor een langere periode stilzetten 7.19 Voor een langere periode stilzetten Als de machine meer dan vier weken niet wordt gebruikt, moeten de volgende werk- zaamheden worden uitgevoerd: – Machine grondig wassen. Voorkom dat water direct op lagers en draagwielen spat. –...
Pagina 474
Onderhoud Voor een langere periode stilzetten Levensduur van de accu's Om de startcapaciteit van de accu bij een stilstandtijd van meer dan 2 weken te garan- deren, moet u de volgende aanwijzingen in acht nemen: – Vloeistofpeil controleren. Als het te laag is, mag u alleen gedestilleerd water tot aan de maximum-markering van het zuurpeil bijvullen.
Pagina 475
Onderhoud Demontage en verwijdering 7.20 Demontage en verwijdering Als de machine aan het einde van de levensduur niet correct wordt afgevoerd, kan dit leiden tot ongevallen en schade aan het milieu. Mogelijk gevaar door: Hydraulische olie/motorolie Smeerstoffen/hulpstoffen Koelvloeistof/koudemiddel Brandstof Accu's Media/drukreservoirs die onder druk staan Resterende energieën Bewegende delen...
Pagina 476
Storingen en problemen oplossen 476 / 564...
Pagina 477
Storingen en problemen oplossen Storingen en problemen oplossen 477 / 564...
Pagina 478
Storingen en problemen oplossen 478 / 564...
Pagina 479
– Bij de geringste twijfel moet u er vakkundig personeel bijhalen of contact opnemen met het servicepersoneel van ROPA. – Voer geen reparaties uit aan de machine als u niet over de nodige vakkennis of ervaring beschikt.
Pagina 480
Storingen en problemen oplossen Zekeringen Zekeringen 8.2.1 Smeltzekeringen Er zijn voornamelijk normale platte zekeringen (smeltzekeringen) gebruikt in de machine. Deze zekeringen zijn zonder gereedschap toegankelijk. De elektrische zekeringen bevinden zich – op de dieselmotor (Zie Pagina 482) – in de centrale elektronica in de chauffeurscabine (Zie Pagina 485) –...
Pagina 481
Storingen en problemen oplossen Zekeringen 8.2.2 Elektronische zekeringen Zekering F70r tot F307r zijn terugschakelende elektronische zekeringen. Als de licht- diode (LED) (1) in een zekering brandt, is de zekering overbelast en de voeding naar de aangesloten component onderbroken. De zelf-resettende elektronische zekeringen bevinden zich –...
Pagina 482
Storingen en problemen oplossen Zekeringen 8.2.3 Zekeringen op de dieselmotor Rechtsachter op de dieselmotor zitten de hoofdzekeringen (mega-fuse-zekeringen). F01 (1) voedt de centrale elektronica in de chauffeurscabine en de elektrische scha- kelkast van de motor. F02 (2) voedt een groot deel van de verlichting. F03 (3) voedt de noodstuurpomp.
Pagina 483
Storingen en problemen oplossen Zekeringen Ampère Functie Plaats in de machine Volvo-dieselmotor (intern) Voeding Volvo EMS Dieselmotor voor, bovenste zekering (3) Geen functie Dieselmotor voor, onderste zekering (4) 483 / 564...
Pagina 484
Klem 15 ESR, kleurterminal, joystick, bedieningselementen Stuurvergrendeling Klem 15 Chauffeursstoel vering, stoelverwarming, stoelventilatie G15 Spanningsomvormer 24 V / 5 V (alleen bij optie printer) F200 A11 Printer F100r 100 mA Digitale signalen in de console naar de joystick 8,5 V ROPA-artikelnr. 3550714NL 484 / 564...
Pagina 485
Storingen en problemen oplossen Zekeringen 8.2.5 Zekeringen in de centrale elektronica in de chauffeurscabine Ampère Functie Klem 30 A01 computer ESR A Kl. 30 A01 computer ESR A Kl. 30 A02 computer ESR B Kl. 30 A02 computer ESR B Klem 30 Klem 30 A15 Computer ESR E van X1...
Pagina 486
Spiegelafstelling, binnenverlichting, spanningsomvormer 1 (24 V stopcontact dakconsole) 12 V stopcontact dakconsole, radio 12 V Spannings- omvormer 1 12 V Stoelconsole Computer A45 Telematics Klem 30 accu 12 V Spannings- 12 V koelbox, Accosat (optie) omvormer 2 ROPA-artikelnr. 3550737NL 486 / 564...
Pagina 487
F83r 100 mA B09 Sensor rijpedaal 1 8,5 V F84r 100 mA B210 Hoogte bunkerverhoging voor 8,5 V F85r 100 mA B146 Uitslaghoek 1ste as 8,5 V F86r 100 mA B04 Sensor knikhoek 8,5 V ROPA-artikelnr. 3550736NL 487 / 564...
Pagina 488
Storingen en problemen oplossen Zekeringen 8.2.7 Zekeringen in elektrische schakelkast van de rooier LED in de elektrische schakelkast van de rooier Ampère Functie B05 Sensor rijtaster F101r 100 mA 8,5 V B76 Sensor hakselaarklep RAS B62 Sensor Hakselaardiepte R F102r 100 mA 8,5 V B63 Sensor hakselaardiepte L...
Pagina 489
24 V B196 Sensor rooidiepte rij 4 B197 Sensor rooidiepte rij 5 F306r 100 mA 24 V B198 Sensor rooidiepte rij 6 B204 Druksensor laatste rooiwals F307r 100 mA 24 V B112 Druksensor voorste rooiwalsen Sticker ROPA-artikelnr. 3550601NL 489 / 564...
Pagina 490
Storingen en problemen oplossen Zekeringen 8.2.8 Zekeringen in de elektriciteitskast van de motor Ampère Functie Smeltzekeringen Klem 30 A03 Computer ESR C Kl. 30 A03 computer ESR C Klem 30 A14 Computer ESR D Klem 30 A14 Computer ESR D Geen functie Geen functie Klem 30 X1...
Pagina 491
F96r 100 mA 8,5 V B119 Toerental schraapbodem in de lengte B163 Hoogte elevator F97r 100 mA 8,5 V B164 Hoogte bunkerbeugel B161 Hoogte bunkervijzel voor F98r 100 mA 8,5 V B162 Hoogte bunkervijzel achter ROPA-artikelnr. 3550735NL 491 / 564...
Pagina 492
Storingen en problemen oplossen Relais-lijst Relais-lijst Omschrijving Positie van Opmerking Artikelnr. de machine Relais hoofdbelasting Centrale elektronica Overbelastingsrelais klem 15, 70 A 320009900 klem 15 in de chauffeursca- bine Relais knipperlicht Stoelconsole Knipperlichtrelais 320002100 Relais ruitenwisser Centrale elektronica Schakelt de ruitenwissermotor 320057300 in de chauffeursca- bine...
Pagina 493
Storingen en problemen oplossen Storingen opsporen met R-Touch Kleurcode voor elektriciteitskabels Kleurcode voor elektriciteitskabels bruin Massa rood Klem 30 (constante voeding) roze Klem 15 (contactstroom) geel 8,5 Volt paars 12 volt blauw Signaalleidingen digitaal (AAN/UIT) groen Signaalleidingen analoog (aanpasbaresensorwaaarden) grijs alle lichten "E"...
Pagina 494
Storingen en problemen oplossen Storingen opsporen met R-Touch Component Positie van de Opmerking ROPA-artikelnr. machine Computer ESR A In de centrale elek- Computer A, dieptereglaar, R- 320078100 tronica van de Touch chauffeurscabine Computer ESR B In de centrale elek- Computer B, besturing...
Pagina 495
Storingen en problemen oplossen Storingen opsporen met R-Touch Component Positie van de Opmerking ROPA-artikelnr. machine A41-43 Toetsenveld I, II en Stoelconsole 8 toetsen, zonder folie 320083100 Computer Telema- Onder de chauf- 320088900 tics feurscabine Expertmodus is hier geactiveerd 495 / 564...
Pagina 496
Storingen en problemen oplossen Storingen opsporen met R-Touch 8.5.1 Diagnosemenu's in één oogopslag Hoofdmenu Service Versie Autopilot Diagnose Lichtregeling Afstelling Speciale functies Teach In Systeem Basisgegevens Gebruiksgegevens Hardware vervangen Service Hierna laten wij u afbeeldingen zien van de beschikbare diagnosemenu's op de R- Touch.
Pagina 505
Storingen en problemen oplossen Storingen opsporen met R-Touch 8.5.1.7 Foutcodegeheugen machine Diagnose Foutcodegeheugen Uitgangen PM+ZW Foutcodegeheugen machine CAN-bus Foutcodegeheugen motor Dieselmotor Foutgeheugen Joystick A10 Regeleenheid airco A19 Foutcodegeheugen Machine Servicegetal Motor Nu servicecode 2 invoeren Foutgeheugen Tekst Start Einde Waarde Aantal Verwijderen Verwijderen...
Pagina 506
Storingen en problemen oplossen Storingen opsporen met R-Touch 8.5.1.8 Foutcodegeheugen motor Diagnose Foutcodegeheugen Uitgangen PM+ZW Foutcodegeheugen machine CAN-bus Foutcodegeheugen motor Dieselmotor Foutgeheugen Joystick A10 Regeleenheid airco A19 Foutcodegeheugen motor DM1 foutmelding DM2 foutmelding Informatie DM2 wissen DM2 opnieuw aanvragen 8.5.1.9 Joystick Joystick A10 Diagnose...
Pagina 507
Storingen en problemen oplossen Storingen opsporen met R-Touch 8.5.1.10 Regeleenheid airconditioning Diagnose Regeleenheid airco A19 Dieselmotor B53 Buitentemperatuur °C B41 Binnentemperatuur °C Foutgeheugen B37 Uitblaastemperatuur °C Gewenste temperatuur °C Joystick A10 B52 Potentiometer verwarmingsklep Regeleenheid airco A19 A13 Ventilatortoerental Gewenst ventilatortoerental Bedieningselementen Gewenst niveau blazer Y71 Aircokoppeling gewenst...
Pagina 508
Storingen en problemen oplossen Storingen opsporen met R-Touch 8.5.1.11 Bedieningselementen Diagnose Bedieningselementen Toetsenveld I A41 Foutgeheugen Toetsenveld II A42 Joystick A10 Toetsenveld III A43 Regeleenheid airco A19 R-Select/Direct A40 Bedieningselementen Bunker legen A18 Functies GPS - gegevens Toetsenveld I A41 Toetsenveld II A42 Toetsenveld III A43 R-Select/Direct A40...
Pagina 509
Storingen en problemen oplossen Storingen opsporen met R-Touch 8.5.1.12 Functies Rijaandrijving Diagnose Functies Rijaandrijving Joystick A10 Besturing Regeleenheid airco A19 Dieptevoering Bedieningselementen Functies GPS - gegevens Druksensoren Rijaandrijving Rijaandrijving S63 Parkeerrem tuimelschakelaar Belasting Modus Akker Motoronderdrukking B09 Rijpedaal 1 Tussenkomst grenslastregelaar B32 Rijpedaal 2 Tijd tot regelaar actief Rijpedaal na veiligheid...
Pagina 510
Storingen en problemen oplossen Storingen opsporen met R-Touch Besturing Functies Besturing 1/min Bladtaster actueel -125 Rijaandrijving Schaarhouder actueel -5372 Besturing As 1 actueel -4268 As 1 doel Dieptevoering Knik actueel -4057 Knik doel -4268 As 2 actueel 1923 As 2 doel 1920 rijmodus Keerstuurmodus...
Pagina 511
Storingen en problemen oplossen Storingen opsporen met R-Touch Dieptevoering Functies Dieptevoering 1/min Rijaandrijving B94 Stand driepunt rechts B08 Rooidiepte rechts Besturing B95 Stand driepunt links B07 Rooidiepte links Dieptevoering B08 Verschoven rechts B07 Verschoven links Y14 proport. ventiel 3e punt zakken rechts Y15 proport.
Pagina 513
Storingen en problemen oplossen Starten met behulp van ander voertuig en accu laden Starten met behulp van ander voertuig en accu laden OPGELET – Als de machine noodzakelijk moet worden gestart met starthulp, mag nooit een laad- of starthulpapparaat met een electriciteits- of generatoraansluiting worden gebruikt omdat het gebruik van deze apparatuur onherstelbare schade aan de elektronica van de machine kan veroorzaken.
Pagina 514
Storingen en problemen oplossen Starten met behulp van ander voertuig en accu laden Accu laden Om de accu's op te laden, moet de pluspool altijd (2) worden afgeklemd en de accu- hoofdschakelaar worden uitgeschakeld. Verwijder de pluspool van de accubrug niet (1). Voor het opladen van de accu mogen alleen normale acculaders worden gebruikt.
Pagina 515
– Start de motor van het hulpvoertuig en laat deze motor draaien met een middelma- tig toerental. – Start de motor van de ROPA machine en zorg ervoor dat de startpoging niet lan- ger als 15 seconden duurt. – Voordat u de startkabels verwijdert moet u de motor van het hulpvoertuig altijd uit- schakelen, anders kan de elektronica van het hulpvoertuig beschadigd raken.
Pagina 516
Laswerken aan dragende onderdelen of delen met veiligheidsfuncties mogen alleen na overleg met ROPA worden uitgevoerd, in zover deze zijn toegestaan door de geldende bepalingen. Alle laswerken mogen uitsluitend in overeenstemming met de geldende normen en erkende regels van de techniek worden uitgevoerd.
Pagina 517
Trek de parkeerrem aan en beveilig de machine met de twee wielblokken, die zijn aangebracht op de voorwand van de bunker, tegen onbedoeld wegrollen. Neem contact op met een bevoegde klantenservice van ROPA bij u in de buurt. U hebt geschikte bergingshulpmiddelen en gepast gereedschap nodig.
Pagina 518
Storingen en problemen oplossen Wegslepen – Druk of trek de schakelstang (2) (linksbuiten op de achterkant van de transmissie) in de middelste stand. Geen van beide versnellingen mogen ingeklikt zijn. – Bevestig een geschikt bergingshulpmiddel bijv. een starre sleepstang (Zie Pagina 519).
Pagina 519
Het aankoppelen van bergingshulpmiddelen aan de voorzijde van de machine is zeer moeilijk en mag alleen in een extreme noodgevallen en door gekwalificeerd personeel worden uitgevoerd. Neem indien nodig contact op met de klantendienst van ROPA. OPMERKING Zorg ervoor dat de berginshulpmiddelen altijd goed bevestigd zijn. Houd er rekening mee dat tijdens het bergen van een voertuig, de belasting voor de bergingshulpmidde- len kan oplopen tot meer dan het dubbele van het normale voertuiggewicht.
Pagina 520
– Beveilig de machine met wielblokken en door de handrem aan te trekken tegen onbedoeld wegrollen. – Voor het opkrikken van de voor- en achteras heeft u de ROPA-hefinrichting voor portaalassen met ROPA-artikelnr. 018078600 met de contourplaat met ROPA-artikelnr. 018078800 nodig.
Pagina 521
Storingen en problemen oplossen Opkrikken voor een bandenwissel Voor het verwisselen van de wielen raden wij aan om de ROPA-kriktafel met ROPA-artikelnr. 018041400 te bevestigen onder de wielnaaf. 521 / 564...
Pagina 522
Storingen en problemen oplossen Maak de parkeerrem met de hand los 8.11 Maak de parkeerrem met de hand los Werkzaamheden aan de drukaccumulatoren zijn gevaarlijk en mogen alleen door per- sonen worden uitgevoerd die hiervoor zijn opgeleid en die vertrouwd zijn met het wer- ken aan voorgespannen veerpakketten.
Pagina 523
Storingen en problemen oplossen Hydraulische ventielen – Motor uitschakelen en tegen onbe- Sleutelmaat 13 doeld starten beveiligen. – Voertuig met twee wielblokken beveili- gen tegen wegrollen. Sleutelmaat 6 – Schroefdop (2) verwijderen. – Met een ringsleutel van 13 mm de noodontgrendelingsschroef (zeskant- schroef in het midden van de cilinder) naar links draaien, totdat een vaste...
Pagina 524
– Zodra u vaststelt dat de leiding doorloopt, kunt u de leiding weer met de verbruiker verbinden. Controleer de vrije doorgang met een tussensmering. – Als de hier beschreven methode niet het gewenste resultaat heeft, neem dan con- tact op met uw ROPA-klantenservice. 524 / 564...
Pagina 525
Storingen en problemen oplossen Centraal smeersysteem – Ontluchten en verwijderen van blokkades Sommige verdelers zijn van een smeernippel voorzien. Met deze smeernippel kunnen fouten gemakkelijker worden gevonden. Alle smeerpunten van de onderverdeler kunnen met behulp van deze smeernippel doorgesmeerd, omdat in de uitlaat van de hoofdverdeler een terugslagklep aanwezig Tussen de smeerpomp en de hoofdverdeler is geen terugslagklep aanwezig.
Pagina 526
Storingen en problemen oplossen Noodgebruik ventilatoraandrijvingen 8.14 Noodgebruik ventilatoraandrijvingen U kunt op de volgende manier controleren of de ventilator van de hydrauliekoliekoe- ling werkelijk met maximaal toerental draait: – Trek de stekker (3) met label "Y136" van de terugstroomklep op de oliemotor van de ventilator eruit.
Pagina 527
Storingen en problemen oplossen Brandstoftank omlaag klappen 8.15 Brandstoftank omlaag klappen Voor betere toegang tot de onderkant van de hydrauliekpompen in de motorruimte kan de brandstoftank als volgt worden weggeklapt: – Bevestigingsschroef (1) links naast de tanksteun uitschroeven. – De tank langzaam laten zakken door het lange draadeind (2) links naast de drager van het achterpaneel los te draaien.
Pagina 528
Storingen en problemen oplossen Checklist voor het optimaliseren van de rooikwaliteit 8.16 Checklist voor het optimaliseren van de rooikwaliteit Voor machines met nakopper (Micro-Topper en standaardkopper) Bij rooiproblemen controleert/verandert u de instelling in de onderstaande volgorde: Aanhangend blad – Rooisnelheid verlagen –...
Pagina 529
Storingen en problemen oplossen Checklist voor het optimaliseren van de rooikwaliteit Wortelbreuk – Dieper rooien – Bij beschadigde bieten, de rooisnelheid verlagen – Rooischaar controleren/vernieuwen – Toerental zeefband verlagen – Toerentallen zeefzonnen verlagen – Glijring op de veertanden naar beneden afstellen –...
Pagina 530
– Afstand/hoogte zeefband - rooiwalsen - zeefzonnen verkleinen – Zeefzontanden controleren (verloren/defect) – Afstand tussen geleidingsrek en zeefzonnen verlagen – Afstand tussen het binnengeleidingsrek en de zeefzon verkleinen De checklist is opgesteld door ROPA in samenwerking met LIZ. 530 / 564...
Pagina 535
Lijsten/ tabellen/ grafieken/ grafieken/ onderhoudsbewijzen Onderhoudstabel Onderhoudstabel Onderhoudsintervallen na de eerste voor oogst- dage- indien Onderhoudswerkzaamheden na de eer- jaarlijks lijks iedere 50 iedere 500 nodig begin bedrijfsur. ste 500 bedrijfsuren bedrijfsuren bedrijfsur. Dieselmotor Zie ook de gebruiksaanwijzing van Volvo Volvo TAD1672VE / TAD1643VE-B Oliepeil controleren Motorolie en oliefilter vervangen...
Pagina 536
Lijsten/ tabellen/ grafieken/ grafieken/ onderhoudsbewijzen Onderhoudstabel Onderhoudsintervallen na de eerste voor oogst- dage- indien Onderhoudswerkzaamheden na de eer- jaarlijks lijks iedere 50 alle 500 nodig begin bedrijfsur. ste 500 bedrijfsuren bedrijfsur. bedrijfsur. Assen Oliepeil controleren Olie vervangen Planeetaandrijving Zie Pagina 413 Hydraulieksysteem Hydrauliekoliekoeler reinigen Oliepeil controleren...
Pagina 537
Lijsten/ tabellen/ grafieken/ grafieken/ onderhoudsbewijzen Onderhoudstabel Onderhoudsintervallen na de eerste voor oogst- dage- indien Onderhoudswerkzaamheden na de eer- jaarlijks lijks iedere 50 na elke 500 nodig begin bedrijfsur. ste 500 bedrijfsuren bedrijfsur. bedrijfsur. Bestuurderscabine Luchtcirculatiefilter reinigen Luchtcirculatiefilter vernieuwen Aanzuigfilter voor verse lucht reinigen Aanzuigfilter voor verse lucht vernieu- Hakselaar Nakoppermessen slijpen...
Pagina 538
Lijsten/ tabellen/ grafieken/ grafieken/ onderhoudsbewijzen Onderhoudstabel Onderhoudsintervallen na de eerste voor oogst- dage- indien Onderhoudswerkzaamheden na de eer- jaarlijks lijks iedere 50 iedere 500 nodig begin bedrijfsur. ste 500 bedrijfsuren bedrijfsuren bedrijfsur. Elevator Spanning van de elevatorband controle- ren, evt. naspannen Schraapbodems Spanning van de schraapbodemkettin- gen controleren, evt.
Pagina 539
Lijsten/ tabellen/ grafieken/ grafieken/ onderhoudsbewijzen Smeerschema met RR-rooier 6-rijig Smeerschema met RR-rooier 6-rijig Smeerpunt Aantal iedere nippels bedrijfsur. Hakselaar Nakopperlagers, per rij Driepunt bladverdelers omklappen Hendelmechanisme bladverdelers omklappen Vergrendelingshendel hakselaar loopwielen (niet RBSO) Driepunt onderhoudsstand hakselaar Cilinder nakopper omhoog/omlaag (niet bij RES) Aanslaghaak parallellogram hakselaar Cilinder kanteling ontbladeraar (alleen RES) Driepunt behuizing RES in het midden buitenzijde (alleen...
Pagina 540
Nadat de machine met water is schoongemaakt moeten alle smeerpunten opnieuw worden doorgesmeerd. Het centrale smeersysteem moet na het wassen van de machine met min. 2 tussentijdse smeercycli worden doorgesmeerd. Smeervet ROPA-artikelnr. 435006200 conform DIN 51825, NLGI-klasse 2, type: KP2K-20, bij zeer lage buitentemperaturen KP2K-30.
Pagina 541
MAN 3277, Volvo-norm VDS-3 en klasse 2, type: KP2K-20, bij zeer Mercedes-norm MB 228.5 lage buitentemperaturen KP2K-30 ROPA- ROPA hydroFluid HVLP ROPA engineOil E7 10W-40 benaming 435001210 = 20 l 435012010 = 20 l 435006200 = 18 kg ROPA- 435001230 = 208 l...
Pagina 542
API GL5, SAE 75W-90 API GL5, LS, SAE 75W-140 ROPA gearOil ROPA gearOil GL5 ROPA- ROPA gearOil GL5 90 ROPA gearOil GL5 90 LS ROPA gearFluid ATF GL5 75W-90 synth 75W-140 synth benaming 435002010 = 20 l 435011410 = 20 l...
Pagina 543
Lijsten/ tabellen/ grafieken/ grafieken/ onderhoudsbewijzen Filterpatronen, wielblokken Filterpatronen, wielblokken ROPA Panther 2 met Volvo TAD1643VE-B 565 kW / 768 PK Dieselmotor Volvo TAD1643VE-B ROPA-artikelnr. Oliefilter, omloopfilter, 1 st. op de motor 304001800 Oliefilter, fijnfilter, 2 st. op de motor 304001900 Brandstoffilterpatroon, voorfilter, 1 st.
Pagina 544
Lijsten/ tabellen/ grafieken/ grafieken/ onderhoudsbewijzen Draaimomenttabel voor schroeven en moeren (Nm) Draaimomenttabel voor schroeven en moeren (Nm) Metrisch schroefdraad DIN 13 Afmeting 10.9 12.9 1050 1220 1100 1550 1800 1200 1450 2100 2450 Metrisch fijn schroefdraad DIN 13 Afmeting 10.9 12.9 M8x1 M10x1...
Pagina 545
Smeringsplannen Smeringsplannen 9.7.1 Smeerschema alleen basismachine met 46 smeerpunten Eindelement met optische Markering 2 slangbinders Drukpencontrole Hoofdverdeler: Smeercircuit 3 ROPA-artikelnr. 360017800 Smeercircuit 1 Rooier en hakselaar Smeercircuit 2 Rooibalk alleen Excenteraandrijving Verdeler vooras: ROPA-artikelnr. 360011500 Knikcilinder rechtsvoor Knikcilinder linksvoor Stuurcilinder links binnen...
Pagina 546
Lijsten/ tabellen/ grafieken/ grafieken/ onderhoudsbewijzen Smeringsplannen Markering Eindelement met optische 2 slangbinders Drukpencontrole Hoofdverdeler: Smeercircuit 3 ROPA-artikelnr. 360017800 Smeercircuit 1 Rooier en hakselaar Smeercircuit 2 Rooibalk alleen Excenteraandrijving Verdeler knik: ROPA-artikelnr. 360017900 Stuurcilinder rechts Geleidingsrekdraaipunt onder Stuurcilinder links Geleidingsrekdraaipunt boven...
Pagina 547
Smeerschema voor RR-rooier (6-rijig, 45 cm / 50 cm / variabel) 6 x verdeler excenteras ROPA-artikelnr. 360019600 (1) Scharniervork drijfstang (2) Scharnierkop drijfstang (3) Excenterlager Hoofdverdeler smeercircuit 2 ROPA-artikelnr. 360019500 Naar verdeler hakselaar 105* Hoofdverdeler smeercircuit 3 ROPA-artikelnr. 360019400 Rooiwals 7 Rooiwals 2...
Pagina 552
1. Klantenservice ROPA-machine Onderhoud uitgevoerd na: Norm 50 bedrijfsuren Onderhoud uitgevoerd op: Datum Onderhoud uitgevoerd door: Handtekening/stempel Het onderhoud mag alleen door ROPA-monteurs worden uitgevoerd. 1. Klantenservice dieselmotor Onderhoud uitgevoerd na: Norm 500 bedrijfsuren Onderhoud uitgevoerd op: Datum Onderhoud uitgevoerd door:...
Pagina 553
Lijsten/ tabellen/ grafieken/ grafieken/ onderhoudsbewijzen Bevestiging van de instructies voor de bestuurder Bevestiging van de instructies voor de bestuurder Mevrouw/ geboren meneer Familienaam en voornaam werd op over de veilige omgang met de machine over het onderhoud van de machine geïnstrueerd.
Pagina 554
WAARSCHUWING Wanneer zones rondom de ROPA Panther 2, die in de onderstaande tekening als gevarenzones zijn aangemerkt, door personen worden betreden terwijl er met de machine wordt gerooid, bestaat gevaar voor ernstig lichamelijk letsel of zelfs levens- gevaar voor deze personen.
Pagina 555
Verklaring (Achternaam en voornaam) ben door de eigenaar van de ROPA-suikerbietenrooier geïnformeerd over de geva- renzones tijdens het rooien. Ik heb de volledige informatie ontvangen en ook begre- pen. Ik verplicht mijzelf ertoe de gevarenzones niet te betreden zolang de machine bezig is met rooien.
Pagina 556
Lijsten/ tabellen/ grafieken/ grafieken/ onderhoudsbewijzen ROPA Overhandigingsbevestiging 9.11 ROPA Overhandigingsbevestiging ROPA Fahrzeug- und Maschinenbau GmbH, Sittelsdorf 24, D-84097 Herrngiersdorf Steunpuntadres: FG-nummer: Type: Hulptoestelnr: Type: Hulptoestelnr: Type: Hulptoestelnr: Type: Hulptoestelnr: Type: Klantenadres: Eigenaar: E-mail: Telefoon nr: Mobiel: Overhandigingsbevestiging: Datum van eerste gebruik: Tijdens het proefdraaien werden geen tekortkomingen vastgesteld.
Pagina 557
Het niet geven van toestemming heeft geen invloed op de overdracht van de aangekochte goederen of diensten. U kunt ook slechts een deel van deze toe- stemming geven als u dit wenst. U kunt uw toestemming te allen tijde schriftelijk intrekken bij uw ROPA- steunpunt of ROPA.
Pagina 561
Index Bunker............320, 454 Bunkerdeur............65 Bunkergeleidingsrek........... 321 Aandrijfwielen losbandriem......... 465 Bunker legen............333 aanleggen van bietenhopen....... 344 Bunkervijzel..........323, 454 Aanpassing motortoerental......... 163 Aanwijzingssignalen........... 144 Aanzuigfilter voor lucht........469 Accu laden............513 Accuscheidingsrelais.......... 365 CAN-bus............. 503 Achteras in middelste stand zetten..... 200 Cardanassen............
Pagina 562
Index Keuze rijrichting..........173 Klapautomatisme..........328 Kleurterminal R-Touch.......... 78 Gedeeltelijke uitschakeling machineaandrijving. 154 Knikbesturing synchroniseren......201 Gegevensexport..........139 Knikcomponenten losband uit- en inklappen..322 Gekropte zeefzontanden........313 Knipperlichten............93 Gereedschapskist..........106 Koelersysteem reinigen........390 Gevaar door hete media/oppervlakken....37 Koeling..............95 Gevaren door bedrijfsstoffen........
Pagina 563
Index Opbergvak dakconsole......... 93 Opdrachtbeheer..........133 Opdrachtevaluatie..........141 Schaardiepte............264 Oude onderdelen..........33 Schaarhouderbesturing........279 Overhandigingsbevestiging........ 556 Schaarhoudergeleider/-ophanging...... 442 Overige gevaren........... 34 Scheepstransport..........53 Overzicht bestuurderscabine........ 66 Schraapbodemaandrijfas........460 Overzichtsfoto............45 Schraapbodemaandrijving........459 Schraapbodem in de breedte......458 Schraapbodem in de lengterichting....457 Schraapbodemketting.........