Download Print deze pagina

Advertenties

Originele gebruiksaanwijzing
Tiger 6S
Uitgave 1
Softwareversie: RT21-***
Gedrukt in Duitsland: 08/2021
E901416NL

Advertenties

loading

Samenvatting van Inhoud voor ROPA Tiger 6S

  • Pagina 1 Originele gebruiksaanwijzing Tiger 6S Uitgave 1 Softwareversie: RT21-*** Gedrukt in Duitsland: 08/2021 E901416NL...
  • Pagina 2 ROPA GmbH worden gekopieerd, gereproduceerd of op enige andere wijze worden verspreid. Elke vorm van vermenigvuldiging, verspreiding of opslag op informatiedragers - in welke vorm of op welke manier dan ook - die niet door ROPA GmbH is geautoriseerd, is een schending van de toepasselijke nationale en internatio- nale auteursrechten en zal worden vervolgd.
  • Pagina 3 Inhoud Inhoud 3 / 580...
  • Pagina 4 Inhoud 4 / 580...
  • Pagina 5 Inhoud Voorwoord..............15 Typeplaatje en belangrijke gegevens............19 Typeoverzicht................... 20 Serienummers en typeplaatjes..............21 Conformiteitsverklaring................23 Veiligheid..............25 Algemeen....................27 Plichten van de ondernemer..............27 Algemene symbolen en aanwijzingen............. 28 2.3.1 Veiligheidsborden..................28 Beoogd gebruik..................30 2.4.1 Voorspelbaar onjuist gebruik..............30 Gevarenzone....................31 Veiligheidsstickers aan de machine............
  • Pagina 6 Inhoud 5.1.2 Trapje bunker...................64 Overzicht bestuurderscabine..............65 Stuurkolom....................67 5.3.1 Stuurkolomschakelaar................68 Bestuurdersstoel..................69 Bedieningselementen op de vloer van de bestuurderscabine....75 Bedieningsconsole R-Concept..............76 5.6.1 Kleurenterminal R-Touch................. 77 5.6.2 R-Select....................78 5.6.3 R-Direct....................81 5.6.4 Toetsenveld I....................82 5.6.5 Toetsenveld II...................83 5.6.6 Toetsenveld III..................84 5.6.7...
  • Pagina 7 Inhoud 6.3.4 Waarschuwingen en statusindicatoren in R-Touch........139 6.3.5 Linker kleurenterminal................145 Joystick....................149 Dieselmotor.................... 157 6.5.1 Dieselmotor starten/uitschakelen............160 6.5.2 Aanpassing motortoerental..............162 6.5.3 Vermogensreductie SCR-systeem (alleen bij RT6Sd)......164 6.5.3.1 Vermogensreductie AdBlue-peil............165 6.5.3.2 Vermogensreductie AdBlue-kwaliteit en systeemfout......166 6.5.4 Wijzigingen in en/of aanvullingen op de gebruiksaanwijzing voor de Volvo-motor....................
  • Pagina 8 Inhoud 6.10.3 Automatische besturing (Autopiloot)............209 6.10.3.1 Autopiloot voorasbesturing activeren............ 210 6.10.3.2 Spoedcursus alleen autopiloot vooras activeren........211 6.10.3.3 Autopiloot achterwielen activeren............212 6.10.3.4 Spoedcursus: autopiloot achterwielen automatisch inschakelen...213 6.10.3.5 Autopiloot bij Cichorei-uitrusting............214 6.10.4 Stuurgedrag instellen................215 6.11 Onderstel "R-Balance"................216 6.11.1 Displayveld Onderstel op R-Touch............217 6.11.2 Activering onderstel................
  • Pagina 9 6.18.7 Machine handmatig uit- en inklappen........... 324 6.19 Bunker legen..................328 6.19.1 Bedieningselement bunker legen............329 6.19.2 Lostoerental instellen................337 6.19.3 Tips voor het aanleggen van hopen (bij gebruik van een ROPA- laadmuis)....................338 6.20 Pompverdeleraandrijving............... 339 6.21 Hydraulisch systeem................340 6.22 Persluchtsysteem...................344 6.22.1 Compressor....................345...
  • Pagina 10 Koelmiddel controleren (bij RT6Sa)............387 7.1.5.3 Koelmiddel vervangen (bij RT6Sa)............389 7.1.5.4 Koelmiddel controleren (bij RT6Sd)............390 7.1.5.5 Koelmiddel vervangen (bij RT6Sd)............392 7.1.5.6 Aanwijzingen van ROPA over het koelmiddel (algemeen)....393 7.1.6 Klepspeling afstellen................393 7.1.7 SCR-uitlaatgasnabehandeling met AdBlue ..........394 ® 7.1.7.1 AdBlue -filterinzetstuk vervangen............394...
  • Pagina 11 Inhoud 7.6.5 Versnellingskast..................423 7.6.5.1 Oliekoeler versnellingskast..............425 7.6.6 Portaalaandrijvingen vooras..............426 Pneumatisch systeem................427 Hakselaar....................428 7.8.1 Onderhoudsstand hakselaar..............429 7.8.2 Sensor van de bladtaster instellen............432 7.8.3 Tastwielen (niet bij R*SU)..............434 7.8.4 Hakselaaras................... 435 7.8.5 Nakopper....................437 Rooier.....................439 7.9.1 Ploegschaar................... 439 7.9.2 Rooiertransmissie voor rooiwalsen............442 7.9.3...
  • Pagina 12 Productgegevensblad ROPA engineOil E9 5W-30........544 9.4.4 Productgegevensblad ROPA gearOil GL5 90........545 9.4.5 Productgegevensblad ROPA gearOil GL5 90 LS........546 9.4.6 Productgegevensblad ROPA gearOil GL5 75W-90 synth..... 547 9.4.7 Productgegevensblad ROPA gearFluid ATF......... 548 9.4.8 Productgegevensblad ROPA multi temperature grease 2.....549 Koelmiddel dieselmotor................. 550 Filterpatronen, V-snaren................
  • Pagina 13 Inhoud 9.12 Veiligheidsinstructie................569 9.13 ROPA Overhandigingsbevestiging............571 9.14 ROPA Protocol eerste gebruik.............. 573 Index................575 13 / 580...
  • Pagina 14 Voorwoord 14 / 580...
  • Pagina 15 Voorwoord Voorwoord 15 / 580...
  • Pagina 16 Voorwoord 16 / 580...
  • Pagina 17 Ze voldoen aan de strikte ROPA-normen voor veiligheid en betrouwbaar- heid. Wij wijzen erop dat onderdelen of accessoires die niet zijn goedgekeurd door ROPA niet voor ROPA machines mogen worden gebruikt, omdat de veiligheid en het gebruik van de machine daardoor kunnen worden beïnvloed. Voor dergelijke inbouw-, aanbouw- of ombouwwerkzaamheden zijn wij niet verantwoordelijk.
  • Pagina 18 Wij wijzen er nadrukkelijk op dat eventuele schade die voortvloeit uit het feit dat deze gebruiksaanwijzing niet of niet volledig is nageleefd, niet door de garantie van ROPA wordt gedekt. Deze handleiding biedt uitgebreide beschrijvingen, maar het is het in uw eigen belang om hem volledig en rustig door te lezen en vertrouwd te raken met de machine.
  • Pagina 19 Vul in de volgende afbeelding van het typeplaatje de gegevens van uw machine in. Deze gegevens heeft u nodig bij het bestellen van reserveonderdelen. Wanneer u de hakselaar- en/of rooiaggregaat nog niet hebt vervangen, kunnen beide aggregaten aan de hand van het machinenummer bij ROPA worden geïdentificeerd. 19 / 580...
  • Pagina 20 Voorwoord Typeoverzicht Typeoverzicht Uitleg van de hakselaarcode voor het voorbeeld ROPA "RBSO-45S": → R ROPA-model → B Bladverdelerhakselaar met bladvijzel Integrale hakselaar Allround-hakselaar Ontbladeraar (van het Duitse woord Entblatter) → S Hakselaar (van het Duitse woord Schlegler) → O Oostmodel (4 tastwielen star)
  • Pagina 21 Voorwoord Serienummers en typeplaatjes Serienummers en typeplaatjes Het serienummer van de motor (1), de Volvo Penta chassis-ID (4) en het motortype (5) bevinden zich op het klepdeksel van de motor. Deze informatie kan vanaf de ach- terwand van de bunker op de motor worden afgelezen. Het serienummer (2) van het rooiaggregaat bevindt zich linksachter op de hoofdsteun- buis van de rooier.
  • Pagina 22 Voorwoord Serienummers en typeplaatjes Het serienummer (3) van de hakselaar bevindt zicht links of boven op het zijdeel van de hakselaar. RIS-hakselaar RASW/RASO-hakselaar RES-ontbladeraar 22 / 580...
  • Pagina 23 Conformiteitsverklaring De conformiteitsverklaring maakt deel uit van de afzonderlijk verstrekte documentatie en wordt overhandigd bij de levering van de machine. De CE-markering van de machine is een onderdeel van het typeplaatje. ROPA TIGER 6S RT6S vanaf 6*1538 vanaf 2016 10-8-2020...
  • Pagina 24 Veiligheid 24 / 580...
  • Pagina 25 Veiligheid Veiligheid 25 / 580...
  • Pagina 26 Veiligheid 26 / 580...
  • Pagina 27 Veiligheid Plichten van de ondernemer Algemeen De machine is geproduceerd op basis van de huidige stand van de techniek en getest op veiligheid. De machine is CE-conform en voldoet dus aan de relevante Europese richtlijnen voor het vrije verkeer van goederen binnen de Europese Unie of de Europese Economi- sche Ruimte.
  • Pagina 28 Veiligheid Algemene symbolen en aanwijzingen Algemene symbolen en aanwijzingen De volgende symbolen en aanwijzingen worden in deze handleiding voor gebruikt om veiligheidsinstructies weer te geven. Ze waarschuwen voor mogelijke verwondingen, materiële schade of geven aanwijzingen die het werken met de machine eenvoudiger maken.
  • Pagina 29 Veiligheid Algemene symbolen en aanwijzingen Waarschuwing voor algemeen gevaar Dit waarschuwingsbord staat voor werkzaamheden waarbij meerdere oorzaken tot gevaar kunnen leiden. Waarschuwing voor gevaarlijke elektrische spanning Dit waarschuwingsbord staat voor werkzaamheden waarbij gevaren voor elektrische schokken, mogelijk met dodelijke afloop, kunnen ontstaan. Waarschuwing voor vrijliggende lopende banden Dit waarschuwingsbord staat voor werkzaamheden waarbij gevaren door vrijliggende lopende banden of kettingen, mogelijk met dodelijke gevolgen, kunnen ontstaan.
  • Pagina 30 Veiligheid Beoogd gebruik Beoogd gebruik Deze machine is uitsluitend bedoeld voor: het rooien van suikerbieten en vergelijkbare veldgewassen. het storten van de veldgewassen direct op een hoop aan de rand van de akker, of het lossen van de gerooide veldgewassen op een direct ernaast rijdend voertuig. Ook het verplaatsen van de machine op de openbare weg valt onder het beoogde gebruik indien de geldende verkeersregels in acht worden genomen.
  • Pagina 31 Veiligheid Gevarenzone Gevarenzone Gevarenzone niet bij RIS* en RES* Tijdens gebruik van de machine mogen zich geen personen in de gevarenzone bevin- den. Bij gevaar moet de bestuurder de machine onmiddellijk uitschakelen en de betreffende persoon duidelijk maken dat hij/zij de gevarenzone onmiddellijk moet ver- laten.
  • Pagina 32 De betekenis van de pictogrammen wordt hieronder uitgelegd. Daarnaast staat bij elk pictogram een nummer. Dit is het ROPA-bestelnummer. Onder vermel- ding van dit nummer kunt u het betreffende pictogram bij ROPA bijbestellen. Het getal dat tussen haakjes staat, staat op de betreffende sticker. Het pictogram kan daardoor gemakkelijk aan het bestelnummer en de uitleg worden toegewezen.
  • Pagina 33 Veiligheid Veiligheidsstickers aan de machine Veiligheidsstickers aan de machine Artikelnr.: 355064 Artikelnr.: 355071 Artikelnr.: 355070 Artikelnr.: 355068 Artikelnr.: 355186 Artikelnr.: 355077 Artikelnr.: 355076 Artikelnr.: 355073 Artikelnr.: 355081 Artikelnr.: 355066a Artikelnr.: 355067 Artikelnr.: 355338 Artikelnr.: 355078 Art. 355289 Artikelnr.: 355065 Artikelnr.: 355067 Artikelnr.: 355077 Artikelnr.: 355078 Artikelnr.: 355067...
  • Pagina 34 Veiligheid Veiligheidsstickers aan de machine 355007000 (34) 355006800 (39) Voor onderhouds- en reparatiewerk- Gevaar door elektrische stroom! zaamheden moet u de motor uit- Voldoende veilige afstand aanhou- schakelen en de contactsleutel eruit den tot elektrische hoogspannings- trekken. Handboek lezen en veilig- kabels.
  • Pagina 35 Veiligheid Veiligheid en bescherming van de gezondheid 355007700 (25) Gevaar voor het naar binnen trekken van lichaamsdelen. Niet in draaiende walsen grijpen. Niet op de walsen gaan staan. Laadvlak nooit betreden bij ingeschakelde aandrijving en draaiende motor. 355007800 (11) 355008000 (42) Gevaar door neerdalende Gevaar voor explosies.
  • Pagina 36 Diverse activiteiten mogen alleen worden uitgevoerd door personen die hier- voor uitdrukkelijk door ROPA zijn geautoriseerd. In geval van twijfel vraagt u bij de pro- ducent na of u een bepaalde activiteit zelf op een veilige manier kunt uitvoeren.
  • Pagina 37 Veiligheid Gevaren door mechanische invloeden 2.12 Overige gevaren Overige gevaren zijn bijzondere gevaren die, ondanks een veilige constructie, niet kunnen worden uitgesloten. Deze overige gevaren zijn niet duidelijk herkenbaar en kunnen mogelijk letsel of gezondheidsrisico's veroorzaken. Indien overige gevaren optreden die niet werden voorzien, moet de werking van de machine onmiddellijk worden gestopt en de betreffende leidinggevende evt.
  • Pagina 38 Veiligheid Gevaren door elektriciteit 2.14 Gevaren door elektriciteit GEVAAR Levensgevaar door elektrische spanning. Kabels en componenten staan onder spanning met gevaar voor dodelijk letsel. Gelei- derklemmen staan ook na het uitschakelen onder spanning. – Alle werkzaamheden aan de elektrische apparatuur van de machine moeten altijd door professionele elektriciens worden uitgevoerd.
  • Pagina 39 Veiligheid Gevaren door lawaai 2.15 Gevaren door bedrijfsstoffen WAARSCHUWING Oliën, brandstoffen en vetten kunnen volgende schade veroorzaken: Vergiftiging door inademing van brandstofdampen, Allergieën door huidcontact met brandstof, olie of vet, Brand- en explosiegevaar veroorzaakt door roken, gebruik van vuur of open licht tijdens de omgang met brandstof, olie of vet.
  • Pagina 40 Veiligheid Gevaar door hete media/oppervlakken Mogelijke oorzaken: Impulslawaai (< 0,2 s, > 90 dB(A)) Machinegeluiden luider dan 90 dB (A) 2.17 Gevaren door de hydraulische installatie WAARSCHUWING Hydraulische olie kan huidirritaties veroorzaken. Uitlopende hydraulische olie kan schade aan het milieu veroorzaken. In hydraulische systemen komen zeer hoge druk en gedeeltelijk hoge temperaturen tot stand.
  • Pagina 41 Veiligheid Lekkage 2.20 Persoonlijke beschermingsuitrusting Om ongevallen te voorkomen, geen strakke kleding dragen. Met name stropdassen, sjaals, ringen of kettingen kunnen in de bewegende machineonderdelen bekneld raken. Draag geschikte hoofdbedekking wanneer u lang haar heeft. Stop licht ontvlambare voorwerpen, zoals bijv. lucifers en aanstekers, niet in uw broek- zak.
  • Pagina 42 Veiligheid Verbod op niet-geautoriseerdewijzigingen en verbouwingen 2.22 Veiligheidsvoorschriften voor de omgang met zuur accu's Vuur, vonkontlading, roken en open licht zijn verboden. Vonken door het aan- en afklemmen van elektrische bouwelementen of door meetapparatuur direct aan de accupolen vermijden. Schakel vóór het aan- en afklemmen van de accu's de accuhoofdschakelaar uit.
  • Pagina 43 Veiligheid Veiligheids- en beschermingsinrichtingen 2.24 Veiligheids- en beschermingsinrichtingen Na het uitvoeren van werkzaamheden aan de veiligheidsvoorzieningen moet een functietest worden uitgevoerd en gedocumenteerd. De werking van de veiligheids- voorzieningen dient regelmatig te worden gecontroleerd, neem daarbij onderhoudsin- tervallen in acht. De veiligheidsvoorzieningen van de machine zijn: Achteruitrijsensor.
  • Pagina 44 Veiligheid Nooddeur 2.25 Nooddeur Door de constructie beschikt deze machine niet over een afzonderlijke nooduitgang. Als de bestuurderscabine door externe impact - bijv. bij een ongeval - is vervormd, kan de bestuurderscabine over het algemeen worden verlaten via de toegangsdeu- ren, omdat deze deuren met veiligheidsglas zijn uitgerust.
  • Pagina 45 Overzichtsafbeeldingen en technische gegevens Overzichtsafbeeldingen en technische gegevens 45 / 580...
  • Pagina 46 Overzichtsafbeeldingen en technische gegevens 46 / 580...
  • Pagina 47 Overzichtsafbeeldingen en technische gegevens Overzichtsfoto Overzichtsfoto Dit overzicht maakt u vertrouwd met de namen van de belangrijkste componenten van uw machine. Bunkervijzel Losband Hydrauliekolietank Motorkast Trapje bunker Zeefzonreiniging Trapje bestuurderscabine Rooiaggregaat Bladverdeler (hier niet getoond, alleen bij RBS/RAS) (10) Hakselaaraggregaat (11) Bladtaster (12)
  • Pagina 48 Overzichtsafbeeldingen en technische gegevens Overzichtsfoto Machine in stand voor de openbare weg Hier getoond zonder optioneel hulponderstel. (Zie Pagina 184) 48 / 580...
  • Pagina 49 Overzichtsafbeeldingen en technische gegevens Overzichtsfoto Hier getoond inclusief optioneel hulponderstel. (Zie Pagina 184) 49 / 580...
  • Pagina 50 TIER 4 final Vermogen: 565 kW / 768 pk 585 kW / 796 pk Max. koppel: 3260 Nm/1250 min 3650 Nm/1200 min Nominaal toerental (ROPA): 1600 min Maximaal toerental: 1690 min Aandrijvingstype: Dieselmotor 4-takt, directe injectie Brandstofinjectie: Sproeier met hogedrukpomp...
  • Pagina 51 Overzichtsafbeeldingen en technische gegevens Technische gegevens Omschrijving: RT6Sa RT6Sd Michelin CEREXBIB 2 800/70 R38 (187A8) Banden vooras: Michelin CEREXBIB 2 900/60 R38 (193A8) (optioneel alleen bij 50 cm of XL) Michelin MEGA X BIB 1050/50 R32 (178A8) Bande 1e achteras: Bande 2e achteras: Michelin CEREXBIB 1000/55 R32 (188A8)
  • Pagina 52 Overzichtsafbeeldingen en technische gegevens Bandenspanning Bandenspanning min. max. Bandentype min. Aanbevolen (vlak max. + lichte hellingen) Vooras 800/70 R38 900/60 R38 1e achteras 1050/50 R32 1000/55 R32 2e achteras 1050/50 R32 1000/55 R32 Overige min. Aanbevolen (algemeen) max. Hakselaar Hulponderstel 52 / 580...
  • Pagina 53 Overzichtsafbeeldingen en technische gegevens Transportschema voor transport van de machine zonder hulponderstel met dieplader (RR 6-rijig) Transportschema voor transport van de machine zonder hulponderstel met dieplader (RR 6-rijig) Alle waarden in mm. 53 / 580...
  • Pagina 54 Overzichtsafbeeldingen en technische gegevens Transportschema voor transport van de machine met hulponderstel met dieplader (RR 6-rijig) Transportschema voor transport van de machine met hulponderstel met dieplader (RR 6-rijig) Alle waarden in mm. 54 / 580...
  • Pagina 55 Overzichtsafbeeldingen en technische gegevens Sjorogen voor dieplader transport/scheepstransport Sjorogen voor dieplader transport/scheepstransport Op de vooras bevinden zich ogen rechts en links naast het inhangpunt voor de stabi- lisatiecilinder, daarmee kan de as aan de vloer worden vastgezet. In de buurt van de 1e achteras en de 2e achteras bevinden rechts en links op het hoofdframe ook ogen.
  • Pagina 56 Overzichtsafbeeldingen en technische gegevens Sjorogen voor dieplader transport/scheepstransport Sjorogen op de vooras Sjoroog achter de 1e achteras Sjoroog boven de 2e achteras Op de foto is bijvoorbeeld een euro-Tiger (MAN) te zien De machine heeft geen bevestigingspunten waaraan deze kan worden opgeheven. Om de machine bijv.
  • Pagina 57 Algemene beschrijving Algemene beschrijving 57 / 580...
  • Pagina 58 Algemene beschrijving 58 / 580...
  • Pagina 59 Algemene beschrijving Inhoud van de levering Inhoud van de levering Bij de machine worden een brandblusser, een verbandtrommel, vier wielblokken en een gereedschapskist met een set kleine onderdelen meegeleverd. De verbandtrom- mel bevindt zich in de bestuurderscabine, de brandblusser op het platform vóór de deur van de bestuurderscabine.
  • Pagina 60 Bedieningselementen 60 / 580...
  • Pagina 61 Bedieningselementen Bedieningselementen 61 / 580...
  • Pagina 62 Bedieningselementen 62 / 580...
  • Pagina 63 Bedieningselementen Trapjes Trapjes GEVAAR – Op het platform voor de bestuurderscabine en voor de bunkerdeur mogen zich geen personen bevinden wanneer de machine in gebruik is. – Alleen op trapjes en de machine klimmen als de machine stilstaat! Trapjes gebruiken Zie Pagina 36 5.1.1 Trapje bestuurderscabine...
  • Pagina 64 Bedieningselementen Trapjes OPMERKING Wij adviseren het trapje ook tijdens het rooien naar boven te klappen en te vergren- delen! Daardoor kan niemand de machine tijdens het rijden beklimmen, dit is namelijk verboden! 5.1.2 Trapje bunker Trekkabel bunkertrapje Ontgrendelingskabel bunkertrapje Het trapje wordt ontgrendeld door aan de ontgrendelingskabel (4) te trekken, tegelij- kertijd trekt u het trapje met de trekkabel (3) naar beneden.
  • Pagina 65 Bedieningselementen Overzicht bestuurderscabine Overzicht bestuurderscabine Dakconsole Opbergvak dakconsole Zonwerend rolgordijn Kleurenterminal op de linker kolom Stuurkolom Kleurenterminal op de bedieningsconsole Flessenhouder Paneel centrale elektronica Opbergvak achterwand bestuurderscabine (10) Noodstoel (11) Koelbox (12) Bedieningselement bunker legen (13) Joystick 65 / 580...
  • Pagina 66 Bedieningselementen Overzicht bestuurderscabine (14) Verbanddoos (15) Luchtdrukpistool 66 / 580...
  • Pagina 67 Bedieningselementen Stuurkolom Stuurkolom GEVAAR Gevaar voor dodelijke letsels als de afstelling van de stuurkolom wordt veran- derd tijdens het rijden. De machine kan de controle verliezen en bijzonder ernstige schade aanrichten. – Stel de stuurkolom daarom NOOIT anders in tijdens het rijden! Draaigreep (1) hoogteverstelling Draaigreep (1) losdraaien (naar links draaien), de stuurkolom op de gewenste hoogte zetten, de draaigreep weer vastdraaien (naar rechts draaien) en de stuurkolom ver-...
  • Pagina 68 Bedieningselementen Stuurkolom 5.3.1 Stuurkolomschakelaar – Hendel naar rechts drukken: knipperlicht rechts (R) – Hendel naar links drukken: knipperlicht links (L) – Hendel omhoog/omlaag: rijlicht/grootlicht/lichtsignaal (F) – Drukschakelaar aan het einde: Toeter (H) – Schuifstuk voor de toeter: Ruitenwassysteem ruitenwisser vooraan (W) –...
  • Pagina 69 Bedieningselementen Bestuurdersstoel Bestuurdersstoel Veiligheidsvoorschriften: Om rugletsels te voorkomen moet vóór elke inbedrijfstelling van het voertuig en bij elke bestuurderswissel het individuele gewicht van de bestuurder worden ingesteld via de gewicht-instelling. Om letsels te voorkomen mogen geen voorwerpen in het veerbereik van de bestuurdersstoel worden gedeponeerd.
  • Pagina 70 Bedieningselementen Bestuurdersstoel Hoogte-instelling De hoogte-instelling kan pneumatisch ondersteund en traploos worden aange- past. De zithoogte kan worden veranderd door de bedieningshendel (pijl) volledig aan te trekken of in te drukken. Wanneer hierbij de bovenste of de onderste aanslag van de hoogte-instelling bereikt wordt, dan wordt de hoogte automatisch aangepast om een minimale veerweg te garanderen.
  • Pagina 71 Bedieningselementen Bestuurdersstoel Lengte-instelling Door de vergrendeling naar boven te duwen, wordt de lengte-instelling vrijge- geven. Nadat de lengte is ingesteld, moet de ver- grendeling hoorbaar vastklikken in de gewenste stand. Na vergrendeling mag het niet meer mogelijk zijn de bestuur- dersstoel in een andere stand te zetten.
  • Pagina 72 Bedieningselementen Bestuurdersstoel Stoelverwarming en -klimaatregeling De actieve klimaatregeling van de stoel zorgt ervoor dat het zitoppervlak altijd droog is. Lichaamsvocht op het contact- gedeelte van de stoel wordt afgevoerd. Daardoor zit u altijd prettig koel en droog. De stoelverwarming -klimaatregeling wor- den in- en uitgeschakeld door de schake- laar in te drukken.
  • Pagina 73 Bedieningselementen Bestuurdersstoel Rugleuning-instelling OPGEPAST Verhoogd gevaar voor verwondingen doordat de rugschaal versneld naar voor kan komen! – Vóór het verstellen de rugschaal met de hand tegenhouden. De aanpassing van de rugleuning gebeurt via de vergrendelingshendel (pijl). De vergrendelingshendel moet in de gewenste positie klikken.
  • Pagina 74 Bedieningselementen Bestuurdersstoel Onderhoud Vuil kan de functie van de stoel beïnvloe- den. Houd uw stoel daarom schoon. De bekleding hoeft niet van de stoel te worden verwijderd om het schoon te maken. Bij het reinigen van de bekleding mag de bekleding niet door en door nat worden.
  • Pagina 75 Bedieningselementen Bedieningselementen op de vloer van de bestuurderscabine Bedieningselementen op de vloer van de bestuurderscabine Opener voor de reinigingsklep Voetschakelaar autopiloot Voetschakelaar rijrichting Rempedaal Rijpedaal 75 / 580...
  • Pagina 76 Openklapbare armsteun met opbergvak Schakelaar bedieningsconsole Joystick met multifunctionele handgreep (10) Hoofdstuurschakelaar (11) Hendel voor hoogte-instelling van de bedieningsconsole (12) USB-interface op de kleurenterminal OPMERKING Gebruik alleen de meegeleverde ROPA USB-stick of exemplaren die geformatteerd zijn als FAT 32. 76 / 580...
  • Pagina 77 Bedieningselementen Bedieningsconsole R-Concept Printer en stopcontact aan de voorkant van de bedieningsconsole (13) Dubbele USB-aansluiting 5 V / 3,6 A (USB-A en USB-C) (14) Stopcontact 24 V/8 A maximaal (15) Stopcontact 12 V/5 A maximaal (16) Printer (optie) 5.6.1 Kleurenterminal R-Touch Met behulp van R-Touch (1) kunnen diverse instellingen worden vastgelegd door het beeldscherm aan te tikken (tou-...
  • Pagina 78 Bedieningselementen Bedieningsconsole R-Concept 5.6.2 R-Select Met R-Select (2) (kleur bedieningselementen BLAUW) kan de bestuurder ongeveer 20 verschillende machine-instellingen configureren zonder voorkennis over de indeling van de menu's. In principe zijn er twee manieren voor het bedienen van R-Select (2b). De gewenste functies kunnen worden geselecteerd door het wieltje van R-Select (2a) te draaien of door schermknoppen op het touchscreen aan te raken.
  • Pagina 79 Bedieningselementen Bedieningsconsole R-Concept Linksonder op de terminal bevindt zich de balk met snelknoppen voor R-Select (2c). Hier kunnen met R-Select nog meer functies worden geconfigureerd. R-Select-menu (2d): Door op de schermknop (5) te drukken, wordt het R-Select-menu (2d) geopend, waar u nog meer functies beschikbaar zijn.
  • Pagina 80 Bedieningselementen Bedieningsconsole R-Concept Het R-Select-menu bevat de volgende functies: Onderhoudsstand hakselaar Bladtaster in-/uitklappen Hakselaarklep omhoog/omlaag Bladverdeler in-/uitklappen (niet (alleen bij RAS) bij RIS + RES) Toerental bladverdeler (niet bij Toerental tastwals RIS) Elevator in-/uitklappen Bunkerbeugel + bunkervoorwand op-/neerklappen Losband-knikpunt 1 knikken Losband-knikpunt 2 knikken Bunkervijzel voor en achter Bunkervijzel alleen voor...
  • Pagina 81 Bedieningselementen Bedieningsconsole R-Concept 5.6.3 R-Direct Met de functie R-Direct (5) (kleur bedieningselementen GEEL) kan de bestuurder diverse machine-instellingen configureren en het hoofdmenu met submenu's openen. Door één van de R-Direct-keuzevelden (5) aan te raken worden de commando's door R-Touch op dezelfde manier uitgevoerd als de commando's die worden aangestuurd door aan het draaiwieltje van R-Direct (5a) te draaien.
  • Pagina 82 Bedieningselementen Bedieningsconsole R-Concept 5.6.4 Toetsenveld I (10) Stand offsetbesturing naar links: (Zie Pagina 204) Knop voor het stapsgewijs afstellen van de stand van de offsetbesturing naar links. (11) Stand offsetbesturing naar rechts: (Zie Pagina 204) Knop voor het stapsgewijs afstellen van de stand van de offsetbesturing naar rechts. (12) Side-shift rooier links (niet bij RR-XL): (Zie Pagina 284)
  • Pagina 83 Bedieningselementen Bedieningsconsole R-Concept 5.6.5 Toetsenveld II (18) Draairichting van de gladde rooiwals omkeren: Wanneer de LED in de knop brandt, draait de rooiwals in tegengestelde richting ten opzichte van de naastgelegen wals (Zie Pagina 282). (19) Verlichting - werkverlichting: (Zie Pagina 136) (20) Rijafstand 45-50 verschuiven: (Zie Pagina...
  • Pagina 84 (28) Hulponderstel – aankoppelmodus: (Zie Pagina 184) Is nodig voor het aan- en afkoppelen van het hulponderstel (optioneel). (29) Hulpas activeren/uitschakelen: (bij de Tiger 6S geen functie) (30) Differentieelblokkering AAN/UIT: (Zie Pagina 170) (31) Wisseling van rijmodus rijpedaal/joystick: Wisselen tussen de beide rijmodi "Rijpedaal" en "Joystick" is in de huidige softwarever- sie niet beschikbaar.
  • Pagina 85 Bedieningselementen Bedieningsconsole R-Concept 5.6.7 Schakelaar bedieningsconsole (34) Geen functie (35) Geen functie (36) Geen functie (37) Walsenbed handmatig verschuiven (38) Geen functie (39) Handrem (handrem) (40) Analoge schakelaar (alleen actief wanneer eerst de combi-knop (22) wordt ingedrukt, Zie Pagina 323): Automatisch uitklappen in de rooistand (analoge schakelaar naar buiten duwen) Automatisch inklappen voor rijden op de weg (analoge schakelaar naar binnen...
  • Pagina 86 Bedieningselementen Bedieningsconsole R-Concept 5.6.8 Hoofdstuurschakelaar (44) Hoofdstuurschakelaar GEVAAR Als de hoofdstuurschakelaar ontgrendeld is, wordt de rijsnelheid van de machine beperkt. – Bij het rijden op de openbare weg moet de hoofdstuurschakelaar altijd zijn vergren- deld. – Deze mag UITSLUITEND voor het nemen van scherpe bochten en bij lage snel- heid (onder 12 km/u) worden ontgrendeld.
  • Pagina 87 Bedieningselementen Bedieningsconsole R-Concept 5.6.9 Joystick met multifunctionele handgreep Met de joystick kan een groot aantal functies van de machine eenvoudig met één hand worden bestuurd zonder dat de aandacht van de bestuurder wordt afgeleid. Voor een betere oriëntatie is op de zijruit van de bestuurderscabine een doorzichtige stic- ker aangebracht met het volgende overzicht van alle functies van de joystick met mul- tifunctionele handgreep.
  • Pagina 88 Bedieningselementen Bedieningsconsole R-Concept Joystick-bewegingen Joystick naar voor = Snelheid van de rijaandrijving/cruisecontrol drukken verhogen. ALLEEN in bedrijfsmodus "Akker". Joystick naar achte- = Snelheid van de rijaandrijving/cruisecon- ren trekken trol verlagen. ALLEEN in bedrijfsmodus "Akker" (Zie Pagina 176). Joystick naar links = Achterassen naar links sturen (Zie drukken...
  • Pagina 89 Bedieningselementen Bedieningsconsole R-Concept 5.6.10 Contactslot Het contactslot heeft drie schakelstanden: Stand 0: Motor uitschakelen/ontsteking uit – de sleutel kan uit het contact worden getrokken Stand I: Contact aan, motor is klaar om te starten Stand II: motor starten (geen functie) Meer informatie (Zie Pagina 160).
  • Pagina 90 Linker kleurenterminal Naast de rechter R-Touch-kleurenterminal op het R-Concept-bedieningsconsole (Zie 76) heeft de Tiger 6S een extra kleurenterminal op de linker A-kolom. Pagina Met de linker terminal (1) kunnen diverse instellingen worden geconfigureerd door op het beeldscherm te tikken (touchen). Omdat dit een capacitief touchscreen (PCAP) is, reageert het scherm ook op aanrakingen met speciale pennen of handschoenen.
  • Pagina 91 Bedieningselementen Bedieningselement bunker legen Bedieningselement bunker legen Met dit bedieningselement links op de bestuurdersstoel wordt de bunker geleegd. (15) Mini-joystick met meerdere functies (Zie Pagina 92). (16) Knop losbandhoogte 1, ook voor het opslaan van deze hoogte (Zie Pagina 332). (17) Knop losbandhoogte 2, ook voor het opslaan van deze hoogte (Zie...
  • Pagina 92 Bedieningselementen Bedieningselement bunker legen Mini-joystick (15) naar links: Automatische modus bunker legen activeren (Zie Pagina 335). Mini-joystick (15) naar rechts: Einde bunker legen (Zie Pagina 335). Automatische modus voor bunker legen wordt uitgeschakeld. Mini-joystick (15) naar voren: Losband neerlaten: zolang de mini-joystick naar voren wordt gedrukt, gaat de losband naar beneden (Zie Pagina 331).
  • Pagina 93 Bedieningselementen Schakelaar dakconsole Schakelaar dakconsole (58) Radio met Bluetooth en USB (zie afzonderlijke gebruiksaanwijzing) (59) Draaischakelaar voor het in/uitklappen van de linker achteruitkijkspiegel (60) Schakelaar voor zwaailichten (61) Geen functie (62) Geen functie (63) Geen functie (64) Grootlichtcontrole (boven) / knipperlichtcontrole (onder) (65) Schakelaar stadslicht/rijlicht (66)
  • Pagina 94 Bedieningselementen Schakelaar dakconsole OPGELET Als de USB-aansluitingen overbelast worden, kan dit de spanningsomvormer bescha- digen. (73) Dubbele USB-aansluiting 5 V / 3,6 A (USB-A en USB-C) (74) Binnenverlichting dak van bestuurderscabine LED (75) Schakelaar voor LED binnenverlichting dak van bestuurderscabine (76) Geen functie (77)
  • Pagina 95 Bedieningselementen Airconditioning 5.10 Airconditioning Luchtverdeler in de dakconsole (vanaf onder bekeken) Blaasmond luchtcirculatie (afzuiging uit de bestuurderscabine) Als voorbeeld: Blaasmonden in de linker A-kolom van de bestuurderscabine Blaasmond in de voetruimte aan de voorzijde van de bestuurdersstoel Binnentemperatuur 95 / 580...
  • Pagina 96 Bedieningselementen Buitenbediening via de voorbanden 5.11 Buitenbediening via de voorbanden 355604 Buitenbediening rechts via het voorwiel Buitenbediening links via het voorwiel Wanneer u op deze knop (80) (Leaving Home) drukt, activeert u de trapverlichting. OPMERKING Zelfs wanneer de accuhoofdschakelaar in de dakconsole is uitgeschakeld, worden door het indrukken van deze knop (die tegelijk het accuscheidingsrelais activeert) 2 schijnwerpers in het cabinedak ingeschakeld.
  • Pagina 97 Bedieningselementen Buitenbediening via de voorbanden Wanneer deze knop (83) wordt ingedrukt, draaien de 2e en de 3e zeefzon. Bovendien draaien de elevator en de bunkervijzel zolang de knop ingedrukt gehouden wordt. Wanneer deze knop (84) wordt ingedrukt, draaien de 1e, de 2e en de 3e zeefzon. Bovendien draaien de elevator en de bunkervijzel zolang de knop ingedrukt gehouden wordt.
  • Pagina 98 Bedieningselementen Buitenbediening rooiaggregaat 5.12 Buitenbediening rooiaggregaat Buitenbediening rooiaggregaat links Buitenbediening rooiaggregaat rechts De volgende knoppen zijn ALLEEN actief wanneer niemand op de bestuurdersstoel zit. Dodemansknop Kettingtakel rechts naar boven (alleen bij optioneel hulponderstel) Kettingtakel rechts naar beneden (alleen bij optioneel hulponderstel) Kettingtakel links naar boven (alleen bij optioneel hulponderstel) Kettingtakel links naar beneden (alleen bij optioneel hulponderstel) Hakselaar onderhoudsstand omhoog...
  • Pagina 99 Bedieningselementen Motorkast 5.13 Motorkast Ontregelingshendel zijpaneel motorkast OPGEPAST Gevaar voor vallen! Ga nooit op de uitgeklapte zijplaten van de motorkast staan. (90) Stopcontact 24V/8 A maximaal (91) Verlichting motorruimte AAN/UIT (94) Nokschakelaar voor achterpaneel 99 / 580...
  • Pagina 100 Bedieningselementen Motorkast Blik vanuit de bunker in de motorruimte (92) Verlichting motorruimte AAN/UIT (93) Knop "externe motorstop" (geen functie) In de motorkast zitten twee knoppen (91) (92) om de verlichting van de motorruimte in- of uit te schakelen. OPMERKING Zelfs wanneer de accuhoofdschakelaar in de dakconsole is uitgeschakeld, worden door het indrukken van deze knop (die tegelijk het accuscheidingsrelais activeert) de motorruimteverlichting ingeschakeld.
  • Pagina 101 Bedieningselementen Nooduitschakeling van de accu 5.14 Nooduitschakeling van de accu Stroomvoorziening met noodschakelaar ingeschakeld (Zie Pagina 356) OPGELET Gevaar voor schade aan de machine. Als deze schakelaar bij een ingeschakeld contact naar achteren wordt geduwd, kan dit leiden tot het gegevensverlies. Dit kan ook ernstige schade aan het uitlaatgasnabehandelingssysteem (SCR-sys- teem) veroorzaken (alleen RT6Sd).
  • Pagina 102 Bediening 102 / 580...
  • Pagina 103 Bediening Bediening 103 / 580...
  • Pagina 104 Bediening 104 / 580...
  • Pagina 105 Bediening In dit hoofdstuk leest u alle informatie over de werking van de machine. Bij de meeste werkzaamheden in de agrarische sector wordt de manier van werken en het resul- taat door vele en uiteenlopende factoren beïnvloedt. Het valt buiten het bestek van deze gebruiksaanwijzing om alle denkbare omstandigheden (bodemgesteldheid, sui- kerbietsoorten, weersomstandigheden, plaatselijke terreinomstandigheden etc.) te beschrijven.
  • Pagina 106 Bediening Veiligheidsbepalingen bij gebruik van de machine Eerste ingebruikname Om veiligheidsredenen dient u alle oliepeilen, het koelvloeistofpeil, de brandstofhoe- veelheid en de AdBlue-vulstand te controleren (alleen bij RT6Sd). Daarnaast moeten bij de eerste ingebruikname alle werkzaamheden worden uitgevoerd en maatregelen worden genomen, die ook op de dagelijkse ingebruikname van toepassing zijn.
  • Pagina 107 Bediening Veiligheidsbepalingen bij gebruik van de machine – Draag tijdens werkzaamheden met/aan de machine altijd nauwsluitende en geschikte beschermende kleding en/of goedgekeurde persoonlijke beschermings- middelen. Afhankelijk van de activiteit zijn de volgende persoonlijke beschermings- middelen vereist: veiligheidsvest, veiligheidshelm, veiligheidsschoenen, handbe- scherming, gehoorbescherming, gezichtsbescherming.
  • Pagina 108 Bediening Veiligheidsbepalingen bij gebruik van de machine 6.2.1 Werken in de buurt van elektrische bovenkabels GEVAAR Levensgevaar door elektrische stroom! Door de afmetingen van de machine, de terreingesteldheid en de constructie van de hoogspanningskabels, wordt de veiligheidsafstand tijdens het werken in de buurt van of onder de elektriciteitskabels mogelijk te klein.
  • Pagina 109 Bediening R-Concept R-Concept R-Touch is de informatie- en commandocentrale van de machine. Hiermee kunt u de volledige machine in de gaten houden, informatie bekijken over bedrijfstoestanden en vermogensgegevens en onderdelen van de machine instellen. Voordat u begint met werken is het essentieel dat u vertrouwd raakt met R-Touch en de verschillende waarschuwings- en statusmeldingen om de machine veilig en effec- tief te kunnen gebruiken.
  • Pagina 110 Bediening R-Concept 6.3.1.1 Displayonderdelen van R-Touch [A] Displayonderdeel voor waarschuwingen en instructies (Zie Pagina 139) OPMERKING Als een waarschuwing de zoemer activeert, kunt u door het aantikken van displayon- derdeel A of door op de C-knop te drukken de zoemer korte tijd onderdrukken. [B] Displayonderdeel rooier/hakselaar Hakselaardiepte links Hakselaardiepte rechts...
  • Pagina 111 Bediening R-Concept [C] Displayonderdeel reinigingstraject Toerental zeefband Toerentalinstelling voor zeefzon 1 Toerentalinstelling voor zeefzon 2 Toerentalinstelling voor zeefzon 3 Hoogte geleiderooster zeefzon 1 Hoogte geleiderooster zeefzon 2 Hoogte geleiderooster zeefzon 3 Reinigingsniveau zeefzonnen (met betrekking tot toerentallen) [D] Displayonderdeel bunkerbeheer Weergave bunkervulniveau Niveau toerental elevator [E] Snelknoppenbalk voor R-Select...
  • Pagina 112 Bediening R-Concept [I] Snelkeuzevenster uitvouwen Raak met uw vinger het displayonderdeel [A] aan en veeg van boven naar beneden. De OPT-knop heeft dezelfde functie. Het snelkeuzevenster wordt geopend. Om het snelkeuzevenster te sluiten, raakt u een plek op het venster aan en veegt u van beneden naar boven.
  • Pagina 113 Bediening R-Concept (1) Displayveld: Besturing Zie Pagina 196 (2) Displayveld: onderstel Zie Pagina 217 (3) Displayveld: Overzicht opdrachtgegevens Zie Pagina 127 HUIDIGE OPDRACHT 1,53 km/u 0,00 ha/u 0 m/ha leeg 0,00 l/u 0,00 l/ha totaal 0,00 l/ha 0,00 l/ha rooien 4500 m Rijafstand: 500 mm 113 / 580...
  • Pagina 114 Bediening R-Concept (4) Displayveld: gebruiksparameters Spanning elektrisch systeem Vulstand hydraulische olie Temperatuur hydraulische olie Temperatuur koelmiddel van koelmiddelcircuit motor Temperatuur motorolie (wordt niet weergegeven bij een temperatuur hoger dan 55 °C) Toevoerdruk persluchtsysteem Druk rijaandrijving – pijl naar links: hogere druk voorwaarts –...
  • Pagina 115 Bediening R-Concept 6.3.2 Functies R-Direct R-Direct-bedieningselement Met R-Direct (5) (bedieningselementkleur GEEL) kan de bestuurder het hoofdmenu openen voor opdrachtbeheer, bediening van de airconditioning en voor bediening van de verlichting. Door op de HOME-knop (8) te drukken, keert u weer terug naar het hoofdscherm. 6.3.2.1 HOME-knop De HOME-knop (8) is zowel in R-Touch als het R-Direct bedieningselement beschik-...
  • Pagina 116 Bediening R-Concept 6.3.2.2 Hoofdmenu Alle submenu's van het hoofdmenu kunnen met R-Touch of het R-Direct-draaiwieltje (5a) worden geselecteerd. Hoofdmenu Basisinstellingen Autopiloot Speciale functies Systeem Gebruiksgegevens Service OPMERKING De TERUG-knop (6) is zowel in het menugedeelte als op het R-Direct-bedieningsele- ment beschikbaar. Door op de TERUG-knop te drukken, gaat u stap voor stap terug naar het hoofdbeeldscherm.
  • Pagina 117 Bediening R-Concept 6.3.2.2.1 Menu Basisinstellingen Hoofdmenu Basisinstellingen Autopiloot Speciale functies Systeem Gebruiksgegevens Basisinstellingen Service Voorzetapparaat Bunker Overige Functieknoppen Submenu Voorzetapparaat Voorzetapparaat Alleen hakselaar heffen Midden R-Trim R-Contour Stand diepteregeling Rijafstand 45 cm Side-shift rooier Automatisch Alleen hakselaar heffen Zie Pagina 239 R-Trim Zie Pagina 237 R-Contour...
  • Pagina 118 Bediening R-Concept Submenu Bunker Bunker Vertraging bunkervijzel Vertragingstijd losband Motortoerental lossen hoop omw/min Motortoerental lossen rooien 1200 omw/min Stand bladverdeler tijdens overladen Vertraging bunkervijzel (sec) Zie Pagina 319 Vertragingstijd losband (sec) Zie Pagina 336 Motortoerental lossen hoop Zie Pagina 337 Motortoerental lossen rooien Zie Pagina 337 Stand bladverdeler tijdens overladen...
  • Pagina 119 Bediening R-Concept Submenu Overige Overige Minimaal rooiertoerental 1100 omw/min 1500 Maximaal rooiertoerental omw/min Modus automatische uitschakeling Modus rijaandrijving Standaard Interval ruitenwisser Waarschuwing reserve brandstof Waarschuwing reserve AdBlue Kanteling compensatie centrifugaalkracht Minimaal rooiertoerental Zie Pagina 162 Maximaal rooiertoerental Zie Pagina 162 Modus automatische uitschakeling Zie Pagina 152 Modus rijaandrijving...
  • Pagina 120 Bediening R-Concept 6.3.2.2.2 Menu Autopiloot Hoofdmenu Basisinstellingen Autopiloot Speciale functies Systeem Gebruiksgegevens Autopiloot Service Niveau vooras Stand achteras Bochtenmodus tot offsetbesturing op eindpunt Schaarboombesturing Standaard Uitgebreide uitleg Zie Pagina 215 120 / 580...
  • Pagina 121 Bediening R-Concept 6.3.2.2.3 Menu Speciale functies Hoofdmenu Basisinstellingen Autopiloot Speciale functies Systeem Gebruiksgegevens Speciale functies Service B377 Brandstofdruk 3425 mbar Brandstofpomp Status centrale smering Automatisch Tussentijdse smering starten Smeertijd centrale smering 21 min Status omkeren ventilatoraandrijving Automatisch Omkeren ventilatoraandrijving starten Regeling onderstel Actief Brandstofpomp...
  • Pagina 122 Bediening R-Concept Submenu Instellingen terminal Instellingen terminal Helderheid Geluidsvolume fout Geluidsvolume systeem Expertmodus Standaard Taal Toetsgeluid Met de regel "Helderheid" stelt u de helderheid van het beeldscherm in. Met de regel "Geluidsvolume fout" stelt u het volume voor de waarschuwings- en indi- catiesignalen in.
  • Pagina 123 Bediening R-Concept Submenu Kopregel printer Kopregel printer Hier kunt u de inhoud van de kopregel voor uw afdrukken invoeren, bijv. het adres van uw bedrijf. Door op de schermknop "+" (1) te drukken, kunnen meerdere regels wor- den toegevoegd. Door op de schermknop "-" (2) te drukken, kan een regel weer wor- den gewist.
  • Pagina 124 Bediening R-Concept Submenu Seizoenstatistieken Seizoenstatistieken Totaal Rooioppervlakte Looptijd van de motor Tijd rooier aan Rooitraject Akker Tijd akker Traject akker Verbruik akker Verbruik per tijd Verbruik per oppervlakte Straat Tijd straat Traject straat Verbruik straat Verbruik per tijd Verbruik per traject Seizoengegevens wissen "Seizoenstatistieken"...
  • Pagina 125 Bediening R-Concept 6.3.2.2.6 Menu Service Hoofdmenu Service Basisinstellingen Versie Autopiloot Diagnose Speciale functies Afstelling Systeem Teach-in Gebruiksgegevens Basisgegevens Service Hardware vervangen Software-update Gegevensservice Foutcodegeheugen Submenu Versie In het menu Service zijn voor de bestuurder alleen de submenu's Versie en Diagnose (zie hoofdstuk Storingen en problemen oplossen 485) van belang.
  • Pagina 126 Het maken van een back-up is niet mogelijk. Met het systeem "R-Transfer Basic" (optie) kan de opdrachtendatabase naar een USB-stick of via WiFi naar een smartphone met ROPA App worden geëxporteerd. De opdrachten kunnen hierdoor eenvoudig worden geëvalueerd. Met het systeem "R-Transfer Professional" (optie) kan de opdrachtendatabase naar een USB-stick of via WiFi naar een smartphone met ROPA App worden geëxporteerd.
  • Pagina 127 Bediening R-Concept 6.3.2.3.1 Overzicht opdrachtgegevens Het displayveld Overzicht opdrachtgegevens (1) laat u de voor het rooivermogen rele- vante gegevens zien sinds het beëindigen van de laatste opdracht (Zie Pagina 113). HUIDIGE OPDRACHT 1,53 km/u 0,00 ha/u 0 m/ha leeg 0,00 l/u 0,00 l/ha totaal 0,00 l/ha 0,00 l/ha rooien...
  • Pagina 128 Bediening R-Concept 6.3.2.3.2 Aantal rijen instellen Het aantal rijen kan door de machine worden ingesteld, wanneer deze functie is vrij- gegeven. Zodra de rooiaggregaat is neergelaten, kan het aantal rijen uitsluitend in het Overzicht opdrachtgegevens worden aangepast door op het veld (13) te tikken. Hier- door wordt het venster geopend voor het instellen van het aantal rijen.
  • Pagina 129 De hier beschreven functie Opdrachtbeheer behoort tot de standaard uitrusting. Wan- neer u de gegevens (1-3) niet in wilt voeren bij het beëindigen van de opdracht, dan kunt u deze functie door de ROPA-klantenservice laten deactiveren. Deactiveren van deze functie is bij de uitrusting van machines met R-Transfer niet mogelijk.
  • Pagina 130 Bediening R-Concept 6.3.2.3.3.1 Opdracht beëindigen bij standaard uitrusting en R-Transfer Basic KLANT klanten NIEUWE KLANT Klant Klantnummer: Voornaam: Achternaam: Straat: Postcode: Plaats: Tel.: Mobiele telefoon: E-mail: Nieuwe klant Klantnummer: Voornaam: Achternaam: Hieronder wordt beschreven hoe u bij een standaard uitrusting of R-Transfer Basic de klantnaam, de kavelnaam, de naam van de bestuurder invoert.
  • Pagina 131 Bediening R-Concept 6.3.2.3.4 Gegevensexport OPDRACHT 1 KLANT START STOPPEN 0,0000 ha Firma Ropa Fahrzeug und Maschinenbau GmbH 0,0 km/u 0,000 ha/u KAVEL 0 m rooien Traject 0,000 km 0,000 km Voorbeeldveld 0,000 ha Duur 00:00 u 00:00 u 0 m/ha leeg...
  • Pagina 132 "Importeren" (9) hebt getikt, worden de geselecteerde bestanden geïmpor- teerd. Nadat de gegevens zijn geïmporteerd, verschijnt de melding "Importeren gege- vens geslaagd". De meest recente voorbeeldbestanden voor gegevensimport vindt u op onze website www.ropa-maschinenbau.de in de mediatheek. 132 / 580...
  • Pagina 133 Bediening R-Concept 6.3.2.3.6 Opdrachtevaluatie OPDRACHT 1 KLANT START STOPPEN 0,0000 ha Firma Ropa Fahrzeug und Maschinenbau GmbH 0,0 km/u 0,000 ha/u KAVEL 0 m rooien Traject 0,000 km 0,000 km Voorbeeldveld 0,000 ha Duur 00:00 u 00:00 u 0 m/ha leeg...
  • Pagina 134 Bediening R-Concept 6.3.2.4 Airconditioning De airconditioning zorgt altijd voor de optimale temperatuur in de bestuurderscabine. Het systeem kan worden ingesteld tussen 16 en 30 °C. Airconditioning Automatisch In het menu Airconditioning kunnen de gewenste temperatuur (1) en de stand van de blazer (2) worden ingesteld door naar links en naar rechts over de kleurenterminal te vegen.
  • Pagina 135 Bediening R-Concept Blaasroosters bij de voeten Luchtcirculatieroosters in de achterwand Om de gewenste cabinetemperatuur zo snel mogelijk te bereiken, opent u de luchtcir- culatieroosters (2) in de achterwand rechts. Zorg ervoor dat de temperatuursensor (5) op de achterwand van de cabine altijd vrij is en niet wordt afgedekt door kleding of andere voorwerpen, anders werkt de airconditi- oning niet correct.
  • Pagina 136 Bediening R-Concept 6.3.2.5 Lichtregeling De verlichting van de machine wordt geregeld via R-Touch. Het menu Lichtregeling wordt geopend als u de knop (19) op toetsenveld II twee seconden ingedrukt houdt. Door kort op de knop te drukken, schakelt u het licht met de laatst gekozen instelling in of uit.
  • Pagina 137 Bediening R-Concept (18) Lichtprogramma 2 (19) Lichtprogramma 3 6.3.2.5.1 Lichtprogramma's configureren De lichtprogramma's 1-3 kunnen afzonderlijk en naar wens worden ingesteld. Schakel hiervoor de verlichting in die u aan een programme wilt toevoegen. Door een van de programmaknoppen langer aan te tikken, kunt u de nu ingeschakelde lichten opslaan in een programma.
  • Pagina 138 Bediening R-Concept 6.3.3 Waarschuwingsgrenzen aanpassen In R-Touch worden de waarschuwingsgrenzen voor zeefbandaandrijving, de zeefzon- aandrijvingen en de elevatoraandrijving weergegeven. Waarschuwingsgrens zeefbandaandrijving Waarschuwingsgrens aandrijving 1e zeefzon Waarschuwingsgrens aandrijving 2e zeefzon Waarschuwingsgrens aandrijving 3e zeefzon Waarschuwingsgrens elevatoraandrijving Door op één van de waarschuwingsgrenzen (1-5) te drukken opent u een menu, waar- mee de waarschuwingsgrenzen voor de zeefbandaandrijving, de zeefzonaandrijving en de elevatoraandrijving kunnen worden bijgesteld.
  • Pagina 139 Bediening R-Concept 6.3.4 Waarschuwingen en statusindicatoren in R-Touch Oranje waarschuwingen die leiden tot het uitschakelen van de motor Motoroliedruk te laag Hydrauliekolie te heet Ernstige problemen met de motor, Smering pompverdeleraandrijving motor onmiddellijk uitschakelen uitgevallen Koelmiddelpeil te laag Peil hydraulische olie te laag Koelmiddeltemperatuur te hoog Smering CVR-transmissie uitge- vallen!
  • Pagina 140 Bediening R-Concept Oranje waarschuwingen Betalingsblokkering actief Peil motorolie te laag Koelmiddeltemperatuur te hoog Toevoerdruk remaccumulator te laag Stop! Te weinig voedingsdruk Accuspanning te laag of te hoog (lager dan 24 V of hoger dan 32 V) Geautomatiseerde motor-STOP Loszetdruk handrem te laag actief WAARSCHUWING! Gevaar voor Hakselaaras / hoofdaandrijving...
  • Pagina 141 Bediening R-Concept Gele waarschuwingen Voorste rooiwalsen overbelast Voorste rooiwalsen geblokkeerd Laatste rooiwals overbelast Laatste rooiwals geblokkeerd Tastwals overbelast Tastwals geblokkeerd Peddel overbelast Peddel geblokkeerd Elevatoraandrijving overbelast Elevator geblokkeerd Zeefbandaandrijving overbelast Zeefband geblokkeerd Zeefzonaandrijving overbelast Accu's worden niet geladen Vastgelopen stenen zeefzon 1 Fout in de motorregeling Vastgelopen stenen zeefzon 2 Knikbesturing synchroniseren als-...
  • Pagina 142 Bediening R-Concept Gele bedieningsinstructies Linker motorkap sluiten a.u.b. Op bestuurdersstoel gaan zitten a.u.b. Achterpaneel sluiten a.u.b. Bestuurdersstoel verlaten a.u.b. Bunkerdeur sluiten a.u.b. Losband in transportstand zetten a.u.b. Paneel aandrijving bodemketting Losband in rooistand zetten a.u.b. lengterichting sluiten a.u.b. Rechter motorkap sluiten a.u.b. Rooiaggregaat laten zakken a.u.b.
  • Pagina 143 Bediening R-Concept Bunkervijzel voor laten zakken Bunkervijzel voor en achter laten zakken Differentieelblokkering actief Elevator niet geheven Bedrijfstemperatuur niet bereikt Analoge schakelaar in neutrale stand zetten a.u.b. Onderhoudsstand actief Aanvullende bedieningsinstructies Richting bunkervijzel handmatig Gereed voor opslag naar achteren Richting bunkervijzel handmatig Aankoppelmodus kettingtakels naar voren rechts en links actief...
  • Pagina 144 Bediening R-Concept Statusindicatoren Bedrijfsmodus Akker actief Bedrijfsmodus Straat actief Differentieelblokkering ingescha- Differentieelblokkering uitgescha- keld keld Differentieelblokkering geselec- Diepteregeling actief, hectareteller teerd, blokkering nog niet vastge- loopt klikt Driepuntsophanging boven, ach- Driepuntsophanging boven, ach- teruitrijblokkering UIT teruitrijblokkering AAN Transporthoogte driepuntsophan- Driepuntsophanging laten zakken ging Losband in rooistand Losband in transportstand...
  • Pagina 145 Bediening R-Concept 6.3.5 Linker kleurenterminal OPMERKING In tegenstelling tot de rechter terminal, kan de linker terminal niet met R-Direct of R- Select worden bediend. De linker terminal kan alleen door aanraken worden bediend. 145 / 580...
  • Pagina 146 Bediening R-Concept [A] Displayonderdeel voor legen van de bunker, gerooide oppervlakte in de hui- dige opdracht, tankinhoud en positie van de achterasbesturing Indicator ingestelde snelheid van het legen van de bunker: Hier ziet u de ingestelde snelheid van het legen van de bunker in %. Losbandhoogte Indicator van de actieve stap van het losproces bij het legen van de bun- Gerooide oppervlakte in de huidige opdracht...
  • Pagina 147 Bediening R-Concept [B] Verschillende displayonderdelen Displayonderdelen boven- en onderaan aanpassen Door opzij te vegen in een displayveld verandert het displayveld. Het displayveld dat reeds in het andere displayonderdeel is geselecteerd, kan niet worden geselecteerd. Dezelfde displayvelden als op de rechter kleurenterminal kunnen worden weerge- geven (Zie Pagina 112): "Besturing", "Onderstel", "Overzicht opdrachtgegevens",...
  • Pagina 148 Bediening R-Concept [C] Snelkeuzevenster uitvouwen Raak met uw vinger het displayonderdeel [A] aan en veeg van boven naar beneden. Het snelkeuzevenster wordt geopend. Om het snelkeuzevenster te sluiten, raakt u een plek op het venster aan en veegt u van beneden naar boven. Het snelkeuzevenster bevat de volgende functies: Expertmodus AAN/UIT Automatische camera AAN/UIT...
  • Pagina 149 Bediening Joystick Joystick De joystick is het belangrijkste bedieningselement van de machine. In de joystick is de sturing van de belangrijkste functies van de machine ergonomisch gegroepeerd per bedieningselement. Joystick voorkant Joystick achterkant Joystick naar voor drukken: Geldt ALLEEN in de bedrijfsmodus "Akker": de doelsnelheid van de cruisecontrol wordt verhoogd.
  • Pagina 150 Bediening Joystick Joystick naar links drukken: Als de hoofdstuurschakelaar is ontgrendeld, sturen de achterassen naar links. Joystick naar rechts drukken: Als de hoofdstuurschakelaar is ontgrendeld, sturen de achterassen naar rechts. (1) Mini-joystick (1) voor-/achteruit (driepuntsophanging neerlaten/driepuntsophan- ging heffen, alleen bij draaiende dieselmotor) NAAR VOREN: Driepuntsophanging (rooier en hakselaar) laten zakken en dieptere- geling activeren (ALLEEN in de bedrijfsmodus "Akker").
  • Pagina 151 Bediening Joystick Automatisch uitschakelen en automatisch heffen machineaandrijving Wanneer de rooiaggregaat wordt geheven terwijl de machine rijdt, is het eenmalig aantikken van de functie "Driepuntsophanging heffen" voldoende, de driepuntsophan- ging wordt automatisch tot de aanslag geheven en de machineaandrijving wordt tege- lijkertijd uitgeschakeld.
  • Pagina 152 Bediening Joystick Gedeeltelijke uitschakeling machineaandrijving Selecteer in het menu "Basisinstellingen", in het submenu "Overige", in de regel "Modus automatische uitschakeling" de optie "Gedeeltelijke uitschakeling". Als de rooiaggregaat wordt geheven terwijl de machine rijdt, schakelt de machine- aandrijving niet volledig uit. Zeefband, zeefzonnen en de elevator draaien verder met een lager toerental.
  • Pagina 153 Bediening Joystick (2) Knop voor het activeren van keerstuurmodus/starre stuurmodus Keerstuurmodus/starre stuurmodus (in de bedrijfsmodi "Akker" en "Straat"). De rijsnelheid moet hoger zijn dan 0,5 km/u! Keerstuurmodus Daarvoor tikt u knop (2) kort aan. De knikkoppeling knikt tot aan de aanslag van de voorwielen en volgt alle stuurbe- wegingen van de vooras.
  • Pagina 154 Bediening Joystick (6) Knop machineaandrijving AAN/UIT Door op deze knop te drukken, worden de aandrijvingen van hakselaar, rooier, zeef- band, zeefzon, elevator en bunkervijzel ingeschakeld. Op R-Touch verschijnt symbool Als de knop nogmaals wordt ingedrukt, wordt de aandrijving weer uitgeschakeld. De machineaandrijving kan alleen worden ingeschakeld wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan: bedrijfsmodus "Akker"...
  • Pagina 155 Bediening Joystick De programmering van de functieknoppen kan in het menu "Basisinstellingen", in het submenu "Functieknoppen" worden gewijzigd. Functieknoppen Functieknop 4 R-Trim Functieknop 5 R-Contour Functieknop 7 Snel legen van hakselaar Functieknop 8 Bochtenmodus Functieknop 9 Ruitenwissers Functieknop 7+11 Programma 1 Functieknop 8+11 Programma 2 Functieknop 9+11...
  • Pagina 156 Bediening Joystick (11) Multifunctionele knop Middenpositie in de bedrijfsmodus "Straat" De functie wordt uitgevoerd op het moment dat de multifunctionele knop wordt losgela- ten. De multifunctionele knop (11) kan in de bedrijfsmodus "Akker" ook voor verschillende combinatiefuncties worden gebruikt, zoals bijv. samen met de kruisknoppen (4) en (5) (Zie Pagina 153).
  • Pagina 157 Bediening Dieselmotor Dieselmotor Een samenvatting van de vereiste onderhoudswerkzaamheden aan de motor vindt u in hoofdstuk 7 van de originele gebruiksaanwijzing en het originele onderhoudsboekje van Volvo. Instructies over welke maatregelen moeten worden genomen in geval van operatio- nele storingen vindt u in hoofdstuk 8 "Storingen en problemen oplossen" en in de origi- nele gebruiksaanwijzing van Volvo.
  • Pagina 158 Bediening Dieselmotor Koelmiddelpeil te laag. Motor uitschakelen en onmiddellijk koelmiddel bijvullen. (Zie Pagina 387) Ernstige problemen in de motor! Motor ONMIDDELLIJK uitschakelen en contact opne- men met de klantenservice. Fout in de motorregeling. Luchtfilter vervuild! Luchtfilter moet onmiddellijk in onderhoud! Brandstof-groffilterinzetstuk aan de elektrische pomp vervuild! Filter vervangen omdat binnenkort een verminderd motorvermogen wordt verwacht.
  • Pagina 159 Bediening Dieselmotor Overige Minimaal rooiertoerental 1100 omw/min Maximaal rooiertoerental 1500 omw/min Modus automatische uitschakeling Modus rijaandrijving Standaard Interval ruitenwisser Waarschuwing reserve brandstof Waarschuwing reserve AdBlue Kanteling compensatie centrifugaalkracht In het menu "Basisinstellingen", in het submenu "Overige", in de regel "Waarschuwing brandstof reserve"...
  • Pagina 160 Bediening Dieselmotor 6.5.1 Dieselmotor starten/uitschakelen Als het rijpedaal tijdens het starten niet in de ruststand staat, wordt de rijaandrijving om veiligheidsredenen geblokkeerd. De blokkering blijft actief tot het rijpedaal volledig wordt losgelaten en opnieuw wordt ingedrukt. OPGELET Gevaar voor schade aan de machine. Het gebruik van chemische starthulpmiddelen (zoals bijv.
  • Pagina 161 Bediening Dieselmotor Wanneer de motor door een startblokkering niet kan worden gestart, wordt op R- Touch het volgende waarschuwingssymbool getoond: Dit waarschuwingssymbool en één van de volgende symbolen knipperen afwisselend op R-Touch: Linker motorkap sluiten a.u.b. Rechter motorkap sluiten a.u.b. Achterpaneel sluiten a.u.b.
  • Pagina 162 Bediening Dieselmotor 6.5.2 Aanpassing motortoerental Bedrijfsmodus "Akker", machine loopt niet Het toerental van de motor wordt geregeld met het rijpedaal. Wanneer het voertuig stilstaat, kan het motortoerental handmatig met de knop Motortoerental + (41) of de knop Motortoerental - (42) worden ingesteld. Motortoerental verhogen De knop motortoerental + kort indrukken: het motortoerental gaat bij iedere keer druk- ken met 25 min...
  • Pagina 163 Bediening Dieselmotor Bedrijfsmodus "Akker", machine loopt Na het inschakelen van de machineaandrijving wordt het toerental van de dieselmo- tor automatisch ingesteld op de waarde die in het menu "Basisinstellingen", submenu "Overige" in de regel "Minimaal rooiertoerental" is ingevoerd. Daarmee is zelfaandrij- vend rooien geactiveerd.
  • Pagina 164 Bediening Dieselmotor 6.5.3 Vermogensreductie SCR-systeem (alleen bij RT6Sd) De dieselmotor van de machine wordt geleverd met de motorcertificering Niveau V / Tier 4 final. Er zijn 3 soorten specifieke vermogensreducties in combinatie met een SCR-systeem: – Lege AdBlue tank – Overschrijding van de toegelaten Europese en/of EPA grenswaarden / slechte AdBlue kwaliteit ®...
  • Pagina 165 Bediening Dieselmotor 6.5.3.1 Vermogensreductie AdBlue-peil 1 Als het AdBlue®-peil tot 15% is gedaald, gaat het DEF-controlelampje GEEL bran- den. 2 Als het AdBlue®-peil tot ongeveer 6% is gedaald, gaat het DEF-controlelampje ROOD branden. Het motorkoppel wordt verlaagd tot 75%. De verlaging duurt ongeveer 1 minuut. 3 7 minuten nadat het AdBlue®-peil 6% heeft bereikt, gaat het DEF-controlelampje opnieuw ROOD branden.
  • Pagina 166 Bediening Dieselmotor 6.5.3.2 Vermogensreductie AdBlue-kwaliteit en systeemfout 1 Er wordt een storing gedetecteerd, het DEF-controlelampje gaat GEEL branden. 2 Wanneer de storing niet binnen 3,5 uur wordt hersteld, gaat het DEF-controle- lampje ROOD branden. Het motorkoppel wordt verlaagd tot 75%. De verlaging duurt ongeveer 1 minuut. 3 Na nogmaals 27 minuten gaat het DEF-controlelampje opnieuw ROOD branden.
  • Pagina 167 Wijzigingen in en/of aanvullingen op de gebruiksaanwijzing voor de Volvo-motor Bij motoren van Volvo die in ROPA-machines zijn ingebouwd, zijn de hieronder ver- melde punten van essentieel belang: De motor TAD1643VE-B 565 kW is in de RT6Sa en de TWD1683VE 585 kW in de RT6Sd ingebouwd.
  • Pagina 168 Bediening Bedrijfsmodi "Akker" en "Straat" Bedrijfsmodi "Akker" en "Straat" Op R-Touch verschijnt het symbool ("Akker"/"Straat") van de op dat moment actieve bedrijfsmodus. Het voertuig kan worden gebruikt in de volgende bedrijfsmodi: Bedrijfsmodus "Akker" Max. 17 km/u, altijd 3 rijmotoren actief. Bedrijfsmodus "Straat"...
  • Pagina 169 Bediening Bedrijfsmodi "Akker" en "Straat" 6.6.1 Bedrijfsmodus wisselen – De bedrijfsmodus van de machine kan of bij stilstand van de machine, of tijdens het rijden met lage snelheid worden gewisseld. – Kies met knoppen (32) en (33) in toetsenveld III de gewenste bedrijfsmodus. (32) Bedrijfsmodus "Straat"...
  • Pagina 170 Bediening Bedrijfsmodi "Akker" en "Straat" 6.6.3 Differentieelblokkering Het in- of uitschakelen van de differentieelblokkering heeft altijd betrekking op alle assen tegelijk. De differentieelblokkering kan niet voor een afzonderlijk as worden in- of uitgeschakeld. OPGELET Gevaar voor zware schade aan de assen. Als u niet deze aanwijzing niet volgt, kunnen de klauwenkoppelingen van de differenti- eelblokkeringen stukgaan.
  • Pagina 171 Bediening Rijden Rijden De elektronische besturing, of zelfaandrijvend rijden, ontlast zowel de bestuurder als het milieu. Zelfaandrijvend rijden betekent dat de rijsnelheid wordt bepaald door de druk op het rijpedaal. Het elektronisch systeem regelt de hydrostatische rijaandrijving en de die- selmotor, zodat de vooraf bepaalde snelheid altijd met een zo laag mogelijk toerental werkt, ongeacht of u bergop of bergaf rijdt.
  • Pagina 172 Bediening Rijden Hydrostatische rijaandrijvingen zijn erg veilig. Als bij de rijaandrijving operationele sto- ringen optreden, zorgt de volgende maatregel voor nog meer veiligheid. Als de rijsnelheid de machine door het loslaten van het rijpedaal niet vermindert en als de machine niet blijft staan, wordt door het activeren van de handrem (39) een veilig- heidscircuit geactiveerd.
  • Pagina 173 Bediening Rijden Als het voertuig zich niet verplaatst, verschijnt de respectieve oorzaak in R-Touch: Handrem loszetten a.u.b. Voetrem loslaten a.u.b. Fout van de rijpedaalsensoren! Toevoerdruk remaccumulator te laag! Loszetdruk handrem te laag! Toevoerdruk in de hydrostatische rijaandrijving te laag (12 bar)! Koppelingsdruk meervoudige plaatkoppeling Contact opnemen CVR-transmissie te laag!
  • Pagina 174 Bediening Rijden 6.7.1 Snelheidsbegrenzing dieselmotor te koud Bij motorolietemperaturen lager dan 55 °C, kan de motorrem (Zie Pagina 194) niet worden geactiveerd, de rijsnelheid wordt tot ong. 20 km/u begrensd. Als de door het rijpedaal bepaalde rijsnelheid meer dan 20 km/u is, verschijnt op R-Touch de melding De huidige motorolietemperatuur (1) wordt tot 55 °C getoond in het displayveld voor de bedrijfsparameters.
  • Pagina 175 Bediening Rijden Als de rooiaggregaat nog neergelaten is (d.w.z. dat de nakopper zich nog op de grond bevindt), is een automatische achteruitrijblokkering actief. Daarmee wordt voorkomen dat de neergelaten rooiaggregaat door achteruitrijden wordt beschadigd. Op R-Touch verschijnt symbool Om de achteruitrijblokkering op te heffen Zie Pagina 184 Bij het achteruitrijden klinkt altijd een waarschuwingssignaal, waardoor andere perso- nen worden gewaarschuwd voor de achterwaartse beweging.
  • Pagina 176 Bediening Rijden 6.7.4 Cruisecontrol Het voertuig beschikt over cruisecontrol om de bestuurder tijdens het rijden te ontlas- ten. Daardoor kan de rijsnelheid door het rijpedaal in te trappen, of door het inschake- len van cruisecontrol worden geregeld. 6.7.4.1 Cruisecontrol in de bedrijfsmodus "Straat" inschakelen Cruisecontrol kan in de bedrijfsmodus "Straat"...
  • Pagina 177 Bediening Rijden Op R-Touch wordt de indicator voor de rijsnelheid groen. De cruisecontrol is ingescha- keld. 6.7.4.2 Cruisecontrol in de bedrijfsmodus "Straat" uitschakelen Voordat u de cruisecontrol uitschakelt moet u het rijpedaal altijd zo ver indrukken tot u de snelheid die u met cruisecontrol rijdt met het pedaal overneemt. Daardoor voor- komt u dat de machine plotseling afremt op het moment dat u de cruisecontrol uit- schakelt.
  • Pagina 178 Bediening Rijden 6.7.4.4 Cruisecontrol in de bedrijfsmodus "Akker" inschakelen Cruisecontrol kan in de bedrijfsmodus "Akker" worden ingeschakeld als aan de vol- gende voorwaarden is voldaan: Bedrijfsmodus "Akker" ingeschakeld (indicator op R-Touch) Rooiaggregaat neergelaten en diepteregeling actief Rijsnelheid minimaal 0,5 km/u Bestuurdersstoel is bezet Bij het inschakelen van de cruisecontrol, neemt deze de snelheid die op R-Touch is ingesteld (2) over.
  • Pagina 179 Rijden 6.7.4.5 Doelsnelheid van de cruisecontrol instellen (bedrijfsmodus "Akker") Voor het instellen van de doelsnelheid van de cruisecontrol heeft ROPA twee verschil- lende strategieën. Strategie 1 Afstellen van de doelsnelheid in stappen van 0,2 km/u: – De joystick heel kort tot de aanslag naar voren drukken en direct weer loslaten. De snelheid wordt iedere keer met 0,2 km/u verhoogd.
  • Pagina 180 Bediening Rijden 6.7.4.7 Spoedcursus cruisecontrol in de bedrijfsmodus "Akker" Motor starten. ↓ Bedrijfsmodus "Akker" selecteren. ↓ Machineaandrijving inschakelen. ↓ Driepuntsophanging laten zakken. ↓ Min. 0,5 km/u rijden. ↓ Cruisecontrol inschakelen: Knop (10) op de joystick kort indrukken ↓ De snelheid van de cruisecontrol kan op ieder moment door het voor- en achteruit bewegen van de joystick worden veranderd.
  • Pagina 181 OPMERKING De firma ROPA wijst er nadrukkelijk op dat zowel de bestuurder als de eigenaar van de machine altijd persoonlijk verantwoordelijk zijn om ervoor te zorgen dat de gel- dende bepalingen en voorwaarden van de bevoegde instanties voor het wegverkeer worden nageleefd.
  • Pagina 182 Bediening Rijden op openbare wegen – moeten de tastwielen naar binnen worden gedraaid en worden vastgezet (geldt niet voor R*SO, R*SU en XL). – moeten de rood-witte waarschuwingsborden (zoals te zien op de afbeelding) wor- den aangebracht en met borgpennen worden vastgezet. Bovendien moeten alle rood-witte waarschuwingsborden en afzettingslint altijd schoon en in goede staat worden gehouden.
  • Pagina 183 één jaar bewaren. Een formu- lier voor deze instructie vindt u in hoofdstuk 9 (Zie Pagina 567). ROPA raadt aan om het formulier te kopiëren voordat u het invult. Zoals reeds aangehaald kunnen de regionaal bevoegde instanties voor wegver- keer aanvullende voorwaarden vastleggen, die afwijken van de genoemde bepalin- gen.
  • Pagina 184 Bediening Rijden op openbare wegen 6.8.2 Hulponderstel (optioneel, niet bij RR-XL) Om de voorgeschreven asbelastingen op de openbare weg, bijv. in Duitsland, niet te overschrijden, is in bepaalde landen de machine uitgerust met een hulponderstel. 6.8.2.1 Hulponderstel aankoppelen Om het hulponderstel aan te koppelen gaat u als volgt te werk: –...
  • Pagina 185 Bediening Rijden op openbare wegen 6.8.2.1.1 Kettingtakel in werking stellen in aankoppelmodus – Hef de driepuntsophanging tot de aanslag naar boven. – Activeer "Aankoppelmodus kettingtakel" door twee keer op de knop in toet- senveld III te drukken. Het symbool aankoppelmodus verschijnt op R-Touch.
  • Pagina 186 Bediening Rijden op openbare wegen In de "Aankoppelmodus kettingtakel" kunnen de kettingtakels rechts en links met de mini-joystick (1) afzonderlijk worden aangestuurd. Kettingtakel neerlaten Kettingtakels Kettingtakels alleen links alleen rechts geactiveerd geactiveerd Kettingta- kel heffen – Mini-joystick naar voren duwen, de kettingtakels gaan synchroon omlaag. –...
  • Pagina 187 Bediening Rijden op openbare wegen – Rij met de rooiaggregaat in het midden boven het hulponderstel. Om u beter te kunnen oriënteren, kunt u beide kettingtakels nu al met de mini-joystick (1) laten zakken. – Handrem activeren. Dieselmotor laten lopen. –...
  • Pagina 188 Bediening Rijden op openbare wegen – Druk op de dodemansknop (12) en houd deze ingedrukt. Trek het hulponderstel met de knoppen (2) en (4) naar boven. – Trek het hulponderstel naar boven totdat de haken (6) en (7) vastklikken, zoals op de afbeeldingen te zien is.
  • Pagina 189 Bediening Rijden op openbare wegen 6.8.2.2 Rijden op de openbare weg met het hulponderstel Om de voorgeschreven asbelastingen op de openbare weg in acht te nemen, moet de driepuntsophanging in de modus "Transporthoogte driepuntsophanging" worden gezet. In de modus "Transporthoogte driepuntsophanging" wordt een deel van het gewicht van de hakselaar-/rooiaggregaat door het hulponderstel gedragen.
  • Pagina 190 Bediening Rijden op openbare wegen 6.8.2.3 Hulponderstel afkoppelen Voor het afkoppelen van het hulponderstel gaat u als volgt te werk: – Voer het afkoppelen uit op een zo vlak mogelijke ondergrond. – Schakel in bedrijfsmodus "Akker". – Hef de driepuntsophanging met het volledige hulponderstel tot de aanslag naar boven.
  • Pagina 191 Bediening Rijden op openbare wegen – Beveilig het hulponderstel tegen onbedoeld wegrollen. – Haal de haken op de kettingtakels links en rechts uit de ogen. – Druk op de dodemansknop (12) en houd deze ingedrukt. Trek beide kettingtakels met de knoppen (2) en (4) helemaal naar boven. –...
  • Pagina 192 Bediening Rijden op openbare wegen 6.8.3 Driepuntsophanging activeren in aankoppelmodus (alleen bij RR- – Activeer de "Aankoppelmodus driepuntsophanging" door één keer op de knop (28) op toetsenveld III te drukken. De LED in de knop gaat branden, het symbool Aankoppelmodus verschijnt in de R-Touch.
  • Pagina 193 Bediening Rijden op openbare wegen Driepunts- ophanging laten zakken Driepunt- Driepuntwer- werking king alleen alleen rechts links activeren activeren Driepuntsop- hanging heffen – Mini-joystick naar voren schuiven, de driepuntsophanging gaat synchroon omlaag. – Mini-joystick naar achteren schuiven, de driepuntsophanging gaat synchroon omhoog.
  • Pagina 194 Bediening Remsysteem Remsysteem Het remsysteem van het voertuig is uitgevoerd volgens het principe van een hydrau- lisch werken natte volvlak-schijfrem. Om veiligheidsredenen bestaat het remsysteem uit twee, van elkaar onafhankelijke remcircuits: De bedrijfsrem, die via de linkse rempedaal op de bodem van de bestuurdersca- bine bediend wordt.
  • Pagina 195 Bediening Remsysteem 6.9.3 Handrem De handrem wordt bediend via de tuimelschakelaar in de console. De handrem werkt op de voorwielen. Zelfs wanneer het contact is uitgeschakeld en het hydraulieksys- teem drukloos is, wordt de handrem automatisch geactiveerd. Om veiligheidsredenen kan de handrem pas worden vrijgegeven wanneer er voldoende druk in het hydrauliek- systeem is.
  • Pagina 196 Bediening Besturing 6.10 Besturing Displayveld Besturing Weergave achterwielen met joystick sturen Actieve stuurwijze Standweergave knikkoppeling Weergave van de voorgeselecteerde offsetbesturing en richting Positieweergave achterasbesturing (Zie Pagina 146) Overzicht stuurwijzen in de bedrijfsmodus "Straat" Weergave bij geslaagde synchronisatie Weergave wanneer synchronisatie vereist is Zie Pagina 199 Weergave bij actieve keerstuurmodus...
  • Pagina 197 Bediening Besturing Overzicht stuurwijzen in bedrijfsmodus "Akker" Weergave bij actieve keerstuurmodus Weergave bij starre stuurmodus Zie Pagina 205 Pagina 206 Weergave offesetbesturing links actief Weergave offsetbesturing rechts actief Offsetbesturing activeren Zie Pagina 205 Weergave doorrooien actief Weergave krabbengang actief Pagina 202 Pagina 206 197 / 580...
  • Pagina 198 Bediening Besturing 6.10.1 Besturing in bedrijfsmodus "Straat" In de bedrijfsmodus "Straat" kunnen de achterwielen door het heen en weer bewe- gen van de joystick worden bestuurd als de hoofdstuurschakelaar (44) ontgrendeld is. Bij het rijden op de openbare weg moet de hoofdstuurschakelaar altijd zijn vergren- deld.
  • Pagina 199 Bediening Besturing 6.10.1.3 Knikbesturing synchroniseren – Bedrijfsmodus "Straat" selecteren – Knikbesturing synchroniseren, doe daarvoor het volgende: – Hoofdstuurschakelaar (44) vergrendelen – De synchronisatiemodus is geactiveerd – Knikpunt en vooras worden automatisch gesynchroniseerd Weergave wanneer synchronisatie vereist is OPMERKING Als de hoofdstuurschakelaar wordt vergrendeld, worden de achterwielen direct auto- matisch rechtgezet.
  • Pagina 200 Bediening Besturing 6.10.1.4 Keerstuurmodus in de bedrijfsmodus "Straat" Om veiligheidsredenen kan en mag deze functie alleen worden gebruikte bij geredu- ceerde snelheid. In de praktijk wordt deze functie gebruikt om door krappe bochten te rijden. Zodra de stuurwijze "Keerstuurmodus" is geactiveerd, knikt de knikkoppeling altijd in de aanslag van de voorwielen.
  • Pagina 201 Bediening Besturing 6.10.1.5 Spoedcursus besturing in bedrijfsmodus "Straat" Motor starten. ↓ Bedrijfsmodus "Straat" instellen. ↓ Hoofdstuurschakelaar (44) ontgren- delen. Als de hoofdstuurschake- laar ontgrendeld is, wordt de rij- snelheid van de machine beperkt. ↓ De achterwielen kunnen met behulp Synchroonbesturing activeren. Ver- van de joystick naar links (L) of grendel daarvoor de hoofdstuurscha- naar rechts (R) worden gestuurd.
  • Pagina 202 Bediening Besturing 6.10.2 Besturing in bedrijfsmodus "Akker" In de bedrijfsmodus "Akker" heeft de machine vijf verschillende stuurwijzen: Offsetbesturing links of rechts Doorrooien Keerstuurmodus Starre stuurmodus Krabbesturing De offsetbesturing heeft verschillende standen: Offsetbesturing 0 links geen knik Offsetbesturing 1 links lichte knik naar links Offsetbesturing 2 links sterke knik naar links Offsetbesturing 0 rechts...
  • Pagina 203 Bediening Besturing 6.10.2.2 Richting offsetbesturing links/rechts voorselecteren De richting van de offsetbesturing links of rechts wordt met de mini-joystick (1) voorge- selecteerd. Daarvoor schuift u de mini-joystick (1) naar links/rechts en houdt u dit ong. 1 sec. vast (offsetbesturing links/rechts voorselecteren). Mini-joystick (1) naar links schuiven en ong.
  • Pagina 204 Bediening Besturing 6.10.2.3 Stand offsetbesturing voorselecteren De stand van de offsetbesturing in toetsenveld II met de knoppen Offsetbesturing links / Offsetbesturing rechts instellen. Naar links: offsetbesturing links De knikkoppeling knikt in de stand die in toetsenveld I met de knop is voorgese- lecteerd.
  • Pagina 205 Bediening Besturing 6.10.2.4 Offsetbesturing activeren De voorgeselecteerde offsetbesturing wordt door kort op de knop (3) op de joystick te drukken geactiveerd. Voorwaarde daarvoor is: Bedrijfsmodus "Akker" is ingeschakeld en de losband staat in rooistand. De hoofdstuurschakelaar is ontgrendeld. De snelheid van de machine is ten minste 0,5 km/u. Pas na het activeren beweegt de knikkoppeling zich naar de voorgeselecteerde stand.
  • Pagina 206 Bediening Besturing 6.10.2.6 Starre stuurmodus De eerder genoemde voorwaarden voor het activeren van de offsetbesturing zijn van toepassing. Zodra de stuurwijze "Starre stuurmodus" wordt geactiveerd (knop (2) op de joystick 1 seconde ingedrukt houden), beweegt de knikkoppeling zich automatisch naar de 0°-stand en blijft in deze stand. De achterwielen bewegen zich bij het sturen in tegengestelde richting ten opzichte van de voorwielen en ondersteunen zo de stuur- beweging van de voorwielen.
  • Pagina 207 Bediening Besturing 6.10.2.8 Achterwielen met joystick besturen Na het activeren van de offsetbesturing, de keerstuurmodus, de starre stuurmodus of de krabbengang verschijnt op het venster Besturing de geselecteerde stuurwijze. Als de autopiloot wordt ingeschakeld, verschijnt het symbool , dit geeft aan dat de achterwielen automatisch door de autopiloot worden bestuurd.
  • Pagina 208 Bediening Besturing 6.10.2.9 Spoedcursus stuurwijzen in de bedrijfsmodus "Akker" Motor starten. ↓ Hoofdstuurschakelaar ontgrendelen. ↓ Bedrijfsmodus "Akker" inschakelen ↓ Met een snelheid van minstens 0,5 km/u rijden. * ↓ ↓ ↓ Losband uitgeklapt: ↓ ↓ ↓ Mini-joystick Mini-joystick (1) op offsetbe- (1) op offsetbe- ↓...
  • Pagina 209 Bediening Besturing 6.10.3 Automatische besturing (Autopiloot) Bij het rooien kunnen de voor- en achterwielen volledig automatisch via de bladtas- ter en de schaarboom worden bestuurd. Met deze stuurwijze is het rooien ontspannen en nauwkeurig. Wanneer er echter sprake is van extreem diepe rijsporen, extreme onkruidafzetting, sterke oneffenheden in de grond etc., kan de autopiloot voor de ach- teras soms niet worden gebruikt.
  • Pagina 210 Bediening Besturing 6.10.3.1 Autopiloot voorasbesturing activeren De autopiloot stuurt de vooras automatisch. Deze wordt via de combinatie van blad- taster en schaarboom aangestuurd. OPMERKING De automatische voorasbesturing kan nadat de machine het te rooien veld op is gere- den door een korte druk op de voetschakelaar "Autopiloot" (2) worden ingeschakeld. Voorwaarde hierbij is echter dat de driepuntsophanging is neergelaten en de automa- tische diepteregeling actief is.
  • Pagina 211 Bediening Besturing 6.10.3.2 Spoedcursus alleen autopiloot vooras activeren Bedrijfsmodus "Akker" selecteren. ↓ Hoofdstuurschakelaar ontgrendelen. ↓ Machine inschakelen. ↓ Driepuntsophanging laten zakken. ↓ Min. 1 km/u rijden. ↓ De voetschakelaar voor de autopiloot 1 x indruk- ken of de knop (3) op de joystick indrukken. ↓...
  • Pagina 212 Bediening Besturing 6.10.3.3 Autopiloot achterwielen activeren De automatische achterasbesturing wordt automatisch geactiveerd. De autopiloot achteras wordt automatisch ingeschakeld op het moment dat na het inschakelen van de autopiloot vooras de achterassen de uiteindelijke positie van de offsetbesturing hebben bereikt. Autopiloot alleen vooras actief Autopiloot voor- en achteras actief De autopiloot achteras kan als volgt worden uitgeschakeld: door de joystick naar rechts/links te bewegen,...
  • Pagina 213 Bediening Besturing 6.10.3.4 Spoedcursus: autopiloot achterwielen automatisch inschakelen Bedrijfsmodus "Akker" selecteren. ↓ Hoofdstuurschakelaar inschakelen. ↓ Machine inschakelen. ↓ Driepuntsophanging laten zakken. ↓ Min. 1 km/u rijden. ↓ Offsetbesturing voorselecteren. ↓ Voetschakelaar voor autopiloot 1 x indrukken of de knop (3) op de joystick indrukken (symbool verschijnt op de vooras).
  • Pagina 214 Bediening Besturing 6.10.3.5 Autopiloot bij Cichorei-uitrusting Bij de Cichorei-uitrusting bevindt zich in het menu "Autopiloot" ook nog een regel met "Schaarboombesturing". Standaard wordt de machine bij autopiloten gestuurd door een combinatie van blad- taster en schaarboom. Deze aansturing van de autopiloot komt overeen met de optie "Standaard"...
  • Pagina 215 Bediening Besturing 6.10.4 Stuurgedrag instellen De reactietijden – en daarmee het stuurgedrag van de machine – van de autopiloot vooras en achteras kunnen op R-Touch in het menu "Autopiloot" in de regels "Niveau vooras" en "Niveau achterassen" in 5 niveaus optimaal aan de betreffende omstandig- heden worden aangepast (waarde op R-Touch van 1 tot en met 5).
  • Pagina 216 Bediening Onderstel "R-Balance" 6.11 Onderstel "R-Balance" Rolstabilisatiesysteem Vergeleken met de reeds bekende onderstellen van 3-assige bietenrooiers, wordt het slingeren van de machine met een derde gereduceerd. De reden daarvoor is de hydraulische verbinding van de stabilisatiecilinders op voor- en achteras aan één kant, zodat oneffenheden van de ondergrond bij een wiel slechts 33 procent op het frame inwerken –...
  • Pagina 217 Bediening Onderstel "R-Balance" 6.11.1 Displayveld Onderstel op R-Touch Indicator Hellingshoek machine lengteas Indicator Hellingshoek machine breedteas Indicator pendelstand vooras Indicator slingerstand achteras Statusindicator kantelsysteem Indicator hoogteniveau onderstel (middelste waarde beide achterassen) Mogelijke statusindicatoren: Het kantelsysteem is uitgeschakeld, de machine kantel niet actief om het terreinver- loop te volgen.
  • Pagina 218 Bediening Onderstel "R-Balance" 6.11.2 Activering onderstel Na het starten van de machine moeten het kantelsysteem en de hoogteregeling van het onderstel worden uitgeschakeld. De LED in de knop knippert. De statusindicator "Kantelsysteem uitgeschakeld" wordt weergegeven: na het starten van de motor wanneer het automatische kantelsysteem is uitgeschakeld wanneer in het menu Speciale functies de regel Onderstelregeling NIET op ACTIEF staat...
  • Pagina 219 Bediening Onderstel "R-Balance" 6.11.3 Menu Regeling onderstel op R-Touch Het onderstel van de machine kan in het menu "Speciale functie", in het submenu "Onderstelregeling" in verschillende hoogtes worden gezet (bijv. voor het reinigen van de machine). De onderstelregeling moet bijv. na het reinigen weer op "Actief" worden ingesteld.
  • Pagina 220 Bediening Onderstel "R-Balance" 6.11.3.2 Onderstelregeling "Handmatig" Selectie "Handmatig" Bij de selectie "Handmatig" kunt u de rechter en de linker onderstelcilinder per zijde in- of uitschuiven. Voorbeeld: De machine rechts heffen, de rechter onderstelcilinders schuiven uit. Druk op de knop (25) en houd deze vast.
  • Pagina 221 Bediening Onderstel "R-Balance" 6.11.3.4 Onderstelregeling "Volledig onder" Selectie "Volledig onder" De onderstelcilinders van de achterassen schuiven volledig in en de machine gaat omlaag. Gemakkelijker het bijtanken van de machine 6.11.3.5 Onderstelregeling "Noodmodus" Selectie "Noodmodus" Bij de selectie "Noodmodus" kunt u net als bij de selectie "Handmatig" de rechter en de linker onderstelcilinder per zijde in- of uitschuiven (Zie Pagina 220).
  • Pagina 222 Bediening Onderstel "R-Balance" (24) Kanteling handmatig naar rechts: Zolang u deze knop ingedrukt houdt, worden de linker onderstelcilinders uitgeschoven en de rechter onderstelcilinders ingeschoven. (25) Kanteling handmatig naar links: Zolang u deze knop ingedrukt houdt, worden de rechter onderstelcilinders uitgescho- ven en de linker onderstelcilinders ingeschoven.
  • Pagina 223 Bediening Onderstel "R-Balance" 6.11.6 Compensatie centrifugaalkracht bij kanteling U kunt het kantelgedrag van de machine bij rijden in bochten in het menu "Basisin- stellingen", in het submenu "Overige" in de regel "Kanteling compensatie centrifugaal- kracht" instellen. • "Aan": als de machine door een bocht rijdt, kantelt de machine in de gestuurde richting, om de centrifugaalkracht tegen te gaan.
  • Pagina 224 Bediening Rooien 6.12 Rooien 6.12.1 Voorbereidingen voor rooien Voordat u met de werkzaamheden begint, moet u zich vertrouwd maken met de plaat- selijke bodem- en terreingesteldheid. Zorg ervoor dat u goed overzicht heeft over het te rooien bietenveld en bepaald de beste plaats om de bietenhoop te stapelen.
  • Pagina 225 Bediening Hakselaar 6.13 Hakselaar De hakselaaraggregaat is aan de rooiaggregaat gekoppeld. Deze wordt met behulp van een parallellogram links of rechts aan de rooier gekoppeld. Hierdoor kan de hak- selaar onafhankelijk van het rooiaggregaat het terreinverloop volgen. RASW-hakselaar, hakselaarklep boven RASW-hakselaar, hakselaarklep onder 225 / 580...
  • Pagina 226 Bediening Hakselaar RISU-hakselaar RES-hakselaar 226 / 580...
  • Pagina 227 Bediening Hakselaar 6.13.1 Bladtaster Helemaal vooraan op de hakselaaraggregaat bevindt zich de bladtaster. De bladtaster is parallellogram-gestuurd en levert het signaal aan de autopiloot. Bladtaster Met de ketting op de bladtaster wordt de beweging naar beneden van de bladtaster naar beneden begrensd. Door de pen (1) eruit te trekken kan de kettinglengte worden aangepast aan de omstandigheden.
  • Pagina 228 Bediening Hakselaar De 8 rubberen dempers (6) moeten zo worden afgesteld, dat de glijsteunen (2) de grond nog net raken, maar in geen geval gewicht uitoefenen op de grond. Daarvoor: – Ketting (3) zover inkorten, dat de glijsteunen (2) zich ongeveer 15 cm boven de grond bevinden.
  • Pagina 229 Bediening Hakselaar 6.13.2 Hakselaaras De hakselaaras hakt de bietenbladeren af en hakselt deze in het veld (bij RIS en RES) of werpt deze in het bladkanaal (bij RBS). Bij het model RAS kunt u de bietenbladeren met de hydraulische hakselaarklep naar keuze in het bladkanaal voeren of direct door de grond hakselen.
  • Pagina 230 Bediening Hakselaar 6.13.2.1 Toerental hakselaaras instellen Toerental hakselaaras Selecteer deze functie met R-Select. +-knop = hakselaaras sneller + Knop = hakselaaras langzamer Aanbevolen toerental hakselaaras 800-900 min RIS en RAS 850-950 min 780 (750-850) min 6.13.2.2 Bewaking hakselaaras Als op R-Touch het symbool verschijnt, dan is de hoofdaandrijving van de rooier overbelast.
  • Pagina 231 Bediening Hakselaar 6.13.2.3 Toerental poetseras instellen (alleen bij RES) Toerental poetseras Selecteer deze functie met R-Select. Het toerental van de poetseras is altijd lager dan dat van de hakselaaras. +-knop = poetseras sneller + Knop = poetseras langzamer Aanbevolen toerental poetseras: 720 (700-800) min 6.13.2.4 Hoogte poetseras instellen (alleen bij RES)
  • Pagina 232 Bediening Hakselaar 6.13.3 Hakselaardiepte instellen 6.13.3.1 Hakselaardiepte instellen met tastwielen (niet bij R*SU) Links- en rechtsvoor op de hakselaar bevinden zich de tastwielen. Deze tastwielen zijn verantwoordelijk voor de diepteregeling van de hakselaaras. De ingestelde hakselaardiepte kan op R-Touch worden afgelezen. Vergrendeling voor tastwiel: - Werkstand (2 standen) - Transportstand...
  • Pagina 233 Bediening Hakselaar Met de kruistoets (4) stelt u de hakselaardiepte in. Kruistoets diagonaal naar voren en naar links/rechts schuiven: tastwielen links/rechts hoger = bladeren worden dieper afgehakt. Knop diagonaal naar achteren en naar links/rechts trekken: tastwielen links/rechts lager = bladeren worden hoger afgehakt. Als de kruistoets slechts kort wordt aangetikt, wordt stapsgewijs afgesteld met één stand omhoog of omlaag.
  • Pagina 234 Bediening Hakselaar 6.13.3.1.1 Hakselaarontlasting (niet bij R*SU) Voor gelijkmatig koppen van de bieten moet de hakselaaras altijd op de juiste hoogte zijn afgesteld. Om bij natte grond of een bodem met weinig draagkracht te voorkomen dat de hakselaar in de grond zakt, kan hij hydraulisch zo worden ontlast, dat de tast- wielen nauwelijks nog worden belast.
  • Pagina 235 Bediening Hakselaar Rik op R-Touch op de displayvelden om de hakselaarontlasting in te stellen. De ont- lastingsdruk van de hakselaar wordt in stappen van 5 bar afgesteld. De ondergrens hiervoor is ongeveer 30 bar. - Knop = doeldruk verlagen - Knop = doeldruk verhogen Wanneer de ontlastingsdruk volledig moet worden afgebouwd, wordt de doeldruk eerst op 30 bar ingesteld.
  • Pagina 236 Bediening Hakselaar 6.13.3.2 Hakselaardiepte instellen zonder tastwielen (alleen bij R*SU) Links en rechts op de hakselaar bevinden zich de cilinders. Deze cilinders zijn verant- woordelijk voor de diepteregeling van de hakselaaras. De ingestelde hakselaardiepte kan op R-Touch worden afgelezen. Met de kruistoets (4) stelt u de hakselaardiepte in. Richtingsknop diagonaal naar voren en naar links/rechts schuiven: hakselaar links/ rechts lager = bladeren worden dieper afgehakt.
  • Pagina 237 Bediening Hakselaar 6.13.3.3 Automatische hoogteregeling van de hakselaar "R- Trim" (optioneel) R-Trim is de optionele automatische hoogteregeling van de hakselaar. Met behulp van de tastkam van de micro-topper wordt de kruinhoogte van de gekopte bieten bepaald. Uit de gemiddelde waarden van deze kruinhoogtes wordt een hoogteprofiel bere- kend.
  • Pagina 238 Bediening Hakselaar Als de "R-Trim"-functie actief is, dan zijn de beide dubbele pijlen aan de linkerkant bij de indicator van de hakselaarhoogte groen. Als de hakselaarhoogte met de functie "R-Trim" wordt afgesteld, dan zijn beide dub- bele pijlen bij de indicator van de hakselaarhoogte groen. Naast de waarde van de handmatig ingestelde hakselaarhoogte, ziet u ook een groengekleurd getal.
  • Pagina 239 Bediening Hakselaar 6.13.4 Alleen hakselaar heffen Wanneer de hakselaar handmatig moet worden geheven zonder tegelijkertijd de rooiaggregaat te heffen, houdt u de multifunctionele knop (11) ingedrukt en trekt u de joystick naar achteren. Daarbij wordt de hakselaar door de hakselaarontlastingscilin- ders tot de maximale hoogte geheven.
  • Pagina 240 Bediening Hakselaar 6.13.5 Bladvijzel (alleen bij RBS/RAS) De bladvijzel transporteert de bietenbladeren uit het bladkanaal naar de bladverdelers. De bladvijzel wordt aangedreven via een oliemotor aan de rechterkant. Het toerental van de bladvijzel is automatisch gekoppeld aan het toerental van de hakselaaras. Bij het omkeren van de hoofdaandrijving van de rooier gaat ook de bladvijzel terug- waarts draaien.
  • Pagina 241 Bediening Hakselaar Gebruiken als integraalhakselaar Bij het naar beneden bewegen van de klep worden, met een kleine vertraging, de bladvijzel en de bladverdelers uitgeschakeld. Gebruiken met bladuitworp Bij het omhoog bewegen van de hakselaarklep wordt de bladvijzel automatisch inge- schakeld. De bladverdeler draait met het ingestelde toerental. 241 / 580...
  • Pagina 242 Bediening Hakselaar 6.13.7 Bladverdeler 6.13.7.1 Bladverdeler op-/neerklappen Bladverdeler Selecteer deze functie met R-Select. +-knop = omlaag klappen in werkstand --knop = omhoog klappen in transport- stand WAARSCHUWING Gevaar voor letsel bij het omhoog en omlaag klappen van de bladverdelers. Gevaar voor letsel door weggeslingerde vreemde objecten! Door het hoge toerental van de bladverdelers worden vreemde objecten die op de bladverdelers terecht komen met hoge snelheid weggeslingerd.
  • Pagina 243 Bediening Hakselaar 6.13.7.2 Toerental bladverdelers instellen De bladverdelers wordt aangedreven door een oliemotor. Toerental bladverdeler Selecteer deze functie met R-Select. +-knop = sneller --knop = langzamer Wanneer in stand 1 de --knop wordt ingedrukt en meerdere seconden wordt vastge- houden, wordt de bladverdelersaandrijving uitgeschakeld. Hoeveelheidsregelaar met noodpen trilschaartoerental (alleen bij RBS* en RAS) Handwiel noodafstelling bladverdelerstoerental (alleen bij RBS* en RAS)
  • Pagina 244 Bediening Hakselaar 6.13.7.3 Bladverdelerstand bunker legen Wanneer bij het overladen, bijv. op een ernaast rijdend transportvoertuig, het blad- verdelerstoerental automatisch moet worden verlaagd om het blad niet in de ernaast rijdende aanhanger te gooien, kan in het menu "Basisinstellingen", in het submenu "Bunker", in de regel "Bladverdelerstand tijdens overladen"...
  • Pagina 245 Bediening Hakselaar 245 / 580...
  • Pagina 246 Bediening Hakselaar 6.13.8.2 Snijhoogte afstellen - MT2 Snijhoogte nakopper Selecteer deze functie met R-Select. +-knop = snijhoogte omlaag = draagbuis nakopper omhoog +-knop = snijhoogte omhoog = draagbuis nakopper omlaag OPMERKING Opmerking voor mensen die bekend zijn met de standaard kopper! Het instellen van de snijhoogte gebeurt bij de MT2 omgekeerd.
  • Pagina 247 Bediening Hakselaar Wanneer het afstelbereik van de snijhoogteafstelling vanuit de bestuurdersstoel niet voldoende zijn (bijv. bij extreem hoog of extreem diept zittende bieten of bij sterk ver- sleten nakopperkam), kan dit door het veranderen van de basisinstelling aan deze situatie worden aangepast. Daarbij moet erop worden gelet, dat de draagbuis van de nakopper maximaal zo ver mag worden geheven, dat het nakoppermes in de laagste stand nog wel op de onder- grond komt.
  • Pagina 248 Bediening Hakselaar 6.13.8.3 Basisinstelling nakopperkam De nakopperkam kan na het losdraaien van de drie zeskantschroeven (1) (ZW19) naar boven of naar beneden worden afgesteld. Om alle kammen gelijkmatig af te stel- len, gebruikt u de instelmarkeringen (2). Bij het vastdraaien van de stelschroeven (1) moet de nakopperkam (3) met kracht tegen de aanslag in de richting van de pijl naar beneden worden gedrukt.
  • Pagina 249 Bediening Hakselaar 6.13.8.4 Inloopplaat met inloopslede instellen (optie) Inloopplaat met inloopslede De inloopslede beschikt over twee sikkels (2), die de messchroeven bij het vervangen van de messen vasthouden. Met de gaten verstelt u de kanteling van de inloopplaat. Voor de instelling is de inloopplaat van 7 tanden voorzien.
  • Pagina 250 Bediening Hakselaar Instelmarkering (4) is de basisinstelling. Bij "slapende" bieten en dor en droog aanhan- gend blad, kan de inloopplaat vlakker (instelmarkering 4-7) worden ingesteld. Hierbij dient u erop te letten, dat door een dieper ingestelde inloopplaat de inloopslede ook dieper ligt dan het mes.
  • Pagina 251 Bediening Hakselaar 6.13.8.5 Veerbelasting/snijhoek nakopper (Micro-Topper 2) Door het afstellen van de veer (2) die in de nakopper is ingebouwd, kan de druk op de nakopper worden aangepast. Dit kan bijvoorbeeld nodig zijn bij een zeer zachte ondergrond. Als de veerdruk bij een zeer zacht of zeer losse grond te hoog, dan kun- nen de bieten door de nakopper worden gekanteld in plaats van gekopt.
  • Pagina 252 Bediening Rooier 6.14 Rooier De rooiaggregaat is met twee trekstangen en één topstang (vandaar de naam "drie- puntsophanging") via een koppeldriehoek aan het onderstel van de machine gemon- teerd. 252 / 580...
  • Pagina 253 Bediening Rooier Tastwals/tastwiel Schaarboom Rooiwalsen De volledige rooier (trilschaar, peddel, tastwals, rooiwalsen, wringerwals) wordt hydraulisch aangedreven. Voor alle rooiers geldt: de rooiwalsen één tot en met zes worden door de rooiertransmissie linksvoor aange- dreven. De beide korte rooiwalsen rechts worden door de rooiertransmissie rechtsach- ter aangedreven.
  • Pagina 254 Bediening Rooier 6.14.1 Tastwalstoerental instellen Toerental tastwals Selecteer deze functie met R-Select. Door op de +-knop of de --knop op het bedieningselement te drukken, kan de verhouding tussen het toerental van de tastwalsen en de rijsnelheid worden geregeld. +-knop = tastwals sneller --knop = tastwals langzamer Als na het bereiken van stand 10 de +-knop wordt losgelaten en vervolgens gedu- rende ten minste drie seconden wordt ingedrukt, is het "Max"-niveau bereikt.
  • Pagina 255 Bediening Rooier 6.14.2 Diepteregeling Op de rooiaggregaat zijn zeven tastwielen op op de tastwals geplaatst. Zoals de naam al aangeeft, mogen deze wielen de rooier in geen geval dragen, maar moet ze het grondoppervlak alleen aftasten. Daarom wordt de rooiaggregaat voornamelijk gedra- gen door de beide driepuntcilinders, die zich tussen het chassis en het hoofdframe van de rooier bevinden.
  • Pagina 256 Bediening Rooier Nooit aanpassen! Cilinder afstelling van de walsen- bedhoogte Drukveer OPMERKING Als de stang (1) naar de regelaars in de rooiaggregaat in de lengte worden versteld, ontvangt de elektronica onjuiste signalen en werkt daardoor niet meer correct. Links en rechts naast deze spil bevindt zich aan beide kanten van de rooiaggregaat een drukveer (3), waarmee de tastwals extra kan worden belast.
  • Pagina 257 Rooier 6.14.3 Rooidiepte instellen Zoals al meerdere keren vermeld, kan ROPA bij dit soort werkzaamheden geen alge- meen geldende aanbevelingen doen. Ervaring en vakkundigheid van de bestuurder zijn doorslaggevend voor het rooiresultaat, omdat de machine-instellingen uitsluitend van de plaatselijke omstandigheden afhankelijk zijn.
  • Pagina 258 Bediening Rooier 6.14.4 Walsenbedhoogte instellen Walsenbed laag Walsenbed hoog De walsenbedhoogte moet om twee reden correct worden ingesteld: Zorgen voor een optimale bietendoorstroom. Wij adviseren het walsenbed altijd zo hoog mogelijk boven de akker te laten lopen. De maximale hoogte wordt over- schreden, wanneer bij het rooien de bietenstroom van de ploegschaar via de eerste rooiwals hapert.
  • Pagina 259 Bediening Rooier Op R-Touch wordt de walsenbedhoogte weergegeven. De walsenbedhoogte wordt afgesteld door de kruistoets (5) op de joystick diagonaal te bewegen. Als de kruistoets slechts kort wordt aangetikt, wordt stapsgewijs afgesteld met één stand omhoog of omlaag. Voor het direct met meerdere standen verzetten van de diepte, kan de kruistoets in de gewenste stand worden bewogen en zolang worden vastgehouden, totdat de gewenste instelling is bereikt.
  • Pagina 260 Bediening Rooier De afstand vanaf de eerste rooiwals tot de ploegschaar kan zeer snel een klein beetje worden versteld door de beide stelspindels van het walsenbed korter te draaien (afstand tot de ploegschaar verkleinen) of langer te draaien (afstand tot de ploeg- schaar vergroten).
  • Pagina 261 Bediening Rooier 6.14.5 Schaardiepte instellen Schaardiepte vlak Schaardiepte diep Met de afstelling van de schaardiepte wordt de hoogte van de ploegschaar ten opzichte van de eerste rooiwals ingesteld. Deze instelling bepaalt de diepte waarmee de ploegschaar in de grond wordt gevoerd. 261 / 580...
  • Pagina 262 Bediening Rooier Overzicht Alle actief RESETTEN R-CONTOUR Displayonderdeel rooier/hakselaar Displayonderdeel Afstelling voor afzonderlijke rijen Schermknop "Alle actief" Voor het activeren van alle rijen Schermknop "RESET" De schaardiepte wordt ingesteld op de laatste gemeenschappelijke schaar- diepte van alle rijen Schermknop "R-CONTOUR" (Zie Pagina 265) Automatische afstelling van de schaardieptie in- of uitschakelen...
  • Pagina 263 Bediening Rooier Schaardiepte van alle rijen synchroon afstellen De schaardiepte wordt met de knoppen (12) en (13) op de joystick afgesteld. (12) Alle schaarbomen naar boven afstellen (minder diep rooien) (13) Alle schaarbomen naar beneden afstellen (dieper rooien) Zolang alle rijen met dezelfde schaardiepte worden gerooid, wordt de rooidiepte in het displayonderdeel Rooier/hakselaar weergegeven.
  • Pagina 264 Bediening Rooier Modus schaardiepte van een afzonderlijke rij afstellen Multifunctionele knop (11) ingedrukt houden en tegelijkertijd de mini-joystick (1) naar links/rechts duwen. Hiermee selecteert u de gewenste rij (14). Met de knop (12) vlakker rooien, of (13) dieper rooien verstelt u de schaardiepte van de geselecteerde rij.
  • Pagina 265 Bediening Rooier Automatische afstellingen van de schaardiepte "R-Contour" activeren Om oneffenheden in het terrein over de werkbreedte zo goed mogelijk te compense- ren, kan de schaardiepte van de afzonderlijke rijen automatisch worden ingesteld. Het signaal voor de aanpassing van de schaardiepte wordt door de ultrasoonsensoren (15) geleverd aan de nakopperbalken.
  • Pagina 266 Bediening Rooier Alle actief RESETTEN R-CONTOUR Om de automatische afstelling van de schaardiepte in te schakelen, drukt u op de schermknop "R-CONTOUR" (5). Op R-Touch wordt de schermknop groen en bij de indicator van de schaardiepte (10) op het displayonderdeel Rooier/hakselaar wordt de linker pijl groen.
  • Pagina 267 Bediening Rooier Fijngevoeligheid van de automatische afstelling van de schaardiepte "R-Con- tour" instellen Voorzetapparaat Alleen hakselaar heffen Midden R-Trim R-Contour Stand diepteregeling Rijafstand 45 cm Side-shift rooier Automatisch In het menu "Basisinstellingen", in het submenu "Voorzetapparaat", in de regel "R- Contour"...
  • Pagina 268 207020110 207020100 links Voor het instellen van de schaarafstand kunnen de originele ROPA-scharen naar keuze op drie verschillende boorgaten met Unibolt-schroeven (3) worden bevestigd. Meestal is het middelste gat met nr. 2 het meest geschikt. Voor het bevestigen van de ploegschaar in gat 2 of 3 moeten de schaarverlengingen (2) ROPA-artikelnr.
  • Pagina 269 Bediening Rooier Ploegschaar Bovenste boorgat Schaarverlenging Onderste boorgat Unibolt-schroef Slijthoek OPGELET Gevaar voor schade aan de machine. Samen met de voorste schaarschroef is een extra slijthoek (6) bevestigd. Deze beschermt de schaarhouder tegen slijtage, vooral bij zeer diep rooien en gedeeltelijk versleten ploegscharen.
  • Pagina 270 Bediening Rooier 6.14.7 Toerental trilschaar instellen Vaak is het zinvol om de ploegscharen tijdens het rooien te laten trillen. Deze trilbewe- ging wordt gegenereerd in een hydraulisch aangedreven excenteras. Toerental trilschaar Selecteer deze functie met R-Select. +-knop = toerental trilschaar hoger --knop = toerental trilschaar lager Nadat stand 1 is bereikt, kan door de --knop los te laten en deze weer in te drukken en meerdere seconden vast te houden de trilbeweging volledig worden uitgeschakeld.
  • Pagina 271 Bediening Rooier Hoeveelheidsregelaar met noodpen trilschaartoerental (alleen bij RBS* en RAS) Handwiel noodafstelling bladverdelerstoerental (alleen bij RBS* en RAS) De hoeveelheidsregelaar kan via een noodpen worden bediend. Op de afbeelding is de trilschaaraandrijving te zien 271 / 580...
  • Pagina 272 Bediening Rooier 6.14.8 Steenbeveiliging Iedere afzonderlijke schaarboom is beweegbaar opgehangen met een kantelframe (1). De schaarboom wordt door cilinders van de afstelling schaardiepte (2) op de inge- stelde schaardiepte gehouden. Zodra de ploegschaar in de grond een steen raakt, kan de schaarboom naar boven uitwijken en zo de hindernis passeren. Daarbij wordt de hydrauliekolie uit de cilinder van de afstelling van de schaardiepte in een drukaccu- mulator (3) geperst.
  • Pagina 273 Bediening Rooier OPGELET Gevaar voor materiaalschade van de rooier. • Tijdens het rooien moeten de cilinders voor de afstelling van de schaardiepte in de gaten worden gehouden. • Wanneer deze cilinders op een harde grond zonder stenen zich vaak bewegen, moet de steenbeveiligingsdruk worden verhoogd.
  • Pagina 274 Bediening Rooier 6.14.9 Steenbeveiligingsdruk instellen De indicator op R-Touch laat zien met welke druk de steenbeveiliging is ingesteld. Wij adviseren ong. 30 bar, bij zeer harde grond max. 50 bar. Deze waarde mag niet wor- den overschreden, omdat de rooiaggregaat anders schade kan oplopen. Tik op R- Touch op het displayveld om de steenbeveiligingsdruk in te stellen.
  • Pagina 275 Bediening Rooier 6.14.10 Schaarboomgeleider (lineaire geleider) De schaarbomen zijn zo op een centrale as aangebracht, dat ze afzonderlijk line- air kunnen worden verschoven. Verschuiving is mogelijk tot 70 mm. Deze afstand is noodzakelijk om de schaarbomen optimaal aan de bietenrijen aan te passen. De gehele schaarboomgeleider is met olie gevuld.
  • Pagina 276 Bediening Rooier 6.14.11 Schaarboombesturing Stangen schaarboombesturing Sensor schaarboombesturing Stangen (1) en sensoren (2) bepalen de exacte stand van de lineaire geleiders van alle schaarbomen (met uitzondering van de schaarbomen uiterst rechts/links). In de meeste gevallen kan de vooras van de machine worden bestuurd door de autopiloot met behulp van het signaal, dat de sensoren op basis van de schaarbomentand naar de computer sturen (schaarboombesturing).
  • Pagina 277 Bediening Rooier 6.14.12 Toerental van de rooiwalsen instellen Toerental rooiwalsen Het toerental van de rooiwalsen één tot en met zes kan in tien stappen worden inggesteld. Selecteer deze functie met R-Select. +-knop = toerental rooiwalsen hoger --knop = toerental rooiwalsen lager Als na het bereiken van stand 10 de +-knop wordt losgelaten en vervolgens gedu- rende ten minste drie seconden wordt ingedrukt, is het "Max"-niveau bereikt.
  • Pagina 278 Bediening Rooier Rooiwals 1 Rooiwals 2 Rooiwals 3 Rooiwals 4 Rooiwals 5 Rooiwals 6 Rooiwals 7 Hydrauliekmotor rooiwals 1-6 278 / 580...
  • Pagina 279 Bediening Rooier 6.14.13 Rooiwalsen omkeren Wanneer de rooiwalsen één tot en met zes door een vreemd voorwerp worden geblok- keerd, dan wordt dat op R-Touch met het volgende waarschuwingssymbool aangege- ven: . Er is ook een geluidssignaal te horen. De rooierhoofdaandrijving en de rijaan- drijving stoppen daarbij automatisch.
  • Pagina 280 Bediening Rooier GEVAAR Levensgevaar bij werken in of onder de rooiaggregaat. – Om het vreemde voorwerp te verwijderen, laat de rooier volledig zakken, zet u de motor uit en beveiligt u deze tegen onbedoeld inschakelen (deur van de bestuur- derscabine afsluiten en de sleutel bij u houden, bijv. in uw broekzak). –...
  • Pagina 281 Bediening Rooier 6.14.14 De afstand tussen de laatste rooiwals en de korte rooiwalsen instellen Voor het instellen van de afstand rechts en links gaat u als volgt te werk: – Aan beide kanten de twee zeskantschroeven (1) losdraaien. – Aan beide kanten de moeren (2) op de draadeinden (3) losdraaien. Daarna beide moeren (2) zover draaien, tot de gewenste afstand tussen de laatste rooiwals en de korte rooiwalsen is ingesteld.
  • Pagina 282 Bediening Rooier 6.14.15 Draairichting van de laatste (gladde) rooiwals (wringerwals) De druk in de hydraulische aandrijving van de gladde rooiwals wordt permanent bewaakt. Als de gladde rooiwals wordt overbelast (aandrijvingsdruk hoger dan ong. 200 bar), wordt dit op R-Touch aangegeven met het volgende waarschuwings- symbool: .
  • Pagina 283 Bediening Rooier 6.14.17 Side-shift rooiaggregaat (niet bij RR-XL) Door de side-shift van de hakselaar en de rooier is er een grotere afstand tussen de voorwielen en de volgende bietenrij. In het bijzonder bij een natte bodem wordt hier- mee voorkomen dat de volgende bietenrij wordt weggedrukt en dat aarde op het te rooien veld wordt geworpen.
  • Pagina 284 Bediening Rooier 6.14.18 Side-shift rooiaggregaat handmatig De volledige hakselaar- en rooiaggregaat kan vanuit de bestuurdersstoel handmatig naar rechts of naar links worden verschoven. Druk daarvoor op toetsenveld I op de knop "Side-shift links" (12) of "Side-shift rechts" (13). Side-shift rooier links: Zolang deze knop bij geheven rooiaggregaat wordt ingedrukt, beweegt de rooiaggre- gaat naar links.
  • Pagina 285 Bediening Rooier 6.14.19 Side-shift rooiaggregaat automatisch De side-shift van de rooier wordt automatisch uitgevoerd wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan: Bedrijfsmodus "Akker". Rijpedaal van de machine ingedrukt. Rooiaggregaat is uitgeheven. Tegengestelde richting van de offsetbesturing ten opzichte van de als laatste actieve offsetbesturing voorgeselecteerd.
  • Pagina 286 Bediening Rooier Doorrooien: Wanneer beide knoppen voor de stand van de offsetbesturing tegelijkertijd worden ingedrukt, wordt Doorrooien voorgeselecteerd. Doorrooien met de joystick activeren (Zie Pagina 202) 286 / 580...
  • Pagina 287 Bediening Rooier 6.14.20 Rijafstand bij de RR-V-rooier instellen GEVAAR Gevaar voor zeer ernstig letsel door aanlopende machine. – Schakel voordat u de instelling aanpast de motor altijd uit en beveilig deze tegen onbedoeld starten (de contactseleutel eruit halen)! Bij de RR-V-rooiaggregaat kan de rijafstand op 45 cm of op 50 cm worden ingesteld. De instelling wordt op de volgende manier aangepast: –...
  • Pagina 288 Bediening Rooier – Bij de aansturing van de schaarboomverschuiving (knoppen 20 en 41 of 42) wordt de druk in de klemcilinders (2) automatisch afgebouwd, daardoor komen de klemci- linders los (2). 288 / 580...
  • Pagina 289 Bediening Rooier OPGELET Gevaar voor schade aan de machine. – Let er bij het verschuiven van de verschillende componenten (tastwals en schaar- boom) goed op dat componenten niet tegen elkaar aanbotsen. Voor het verschuiven van de tastwals (3), schaarbomen (4) en nakopper gaat u als volgt te werk: –...
  • Pagina 290 Bediening Rooier OPMERKING Voordat u de rijafstand in het omzet, moet eerst een nieuwe opdracht worden gestart. De rijafstand kan alleen worden omgezet, wanneer de indicator van de gerooide oppervlakte op R-Touch minder dan 0,010 ha aangeeft. – Op R-Touch in het menu "Basisinstellingen", submenu "Voorzetapparaat" moet de rijafstand worden ingesteld door aan het draaiwieltje te draaien, omdat de hectare- teller anders verkeerde waarden vaststelt.
  • Pagina 291 Bediening Rooier 6.14.21 Walsenbed verschuiven Alle RR-rooiers (niet alleen bij variabele rijafstand) zijn uitgerust met een (onafhanke- lijk van de side-shift van de rooier) verschuifbare walsenbed. Wanneer zich rechts of links aan de buitenkant van het walsenbed onkruid of bladrestanten ophopen, kan met de tuimelschakelaar "Reinigingswalsen verschuiven"...
  • Pagina 292 Bediening Rooier Walsenbed naar rechts verschoven 6.14.21.1 Walsenbedverschuiving aan de rijafstand aanpassen (alleen RR-V) Bij het instellen van de rijafstand op R-Touch in het menu "Basisinstellingen", in het submenu "Voorzetapparaat" in de regel "Rijafstand" wordt de verschuiving van het walsenbed automatisch aangepast. Voorzetapparaat Alleen hakselaar heffen Midden...
  • Pagina 293 Bediening Zeefband 6.15 Zeefband De zeefband loopt onder de vooras door en transporteert de bieten vanaf de rooiag- gregaat naar de eerste zeefzon. Hij wordt aangedreven door een oliemotor, die direct op de zeefbandaandrijving is gemonteerd. 293 / 580...
  • Pagina 294 Bediening Zeefband 6.15.1 Toerental zeefband instellen Toerental zeefband Selecteer deze functie met R-Select. +-knop = zeefband sneller --knop = zeefband langzamer De overgangsbuis, die is aangebracht op de overgang tussen de zeefband en de zeefzon, wordt ook door de zeefbandaandrijving aangedreven, het toerental en de draairichting zijn aan die van de zeefbandaandrijving gekoppeld.
  • Pagina 295 Bediening Zeefband 6.15.2 Zeefband omkeren Wanneer de zeefband door een vreemd voorwerp wordt geblokkeerd, dan wordt dat op R-Touch met een waarschuwingssymbool aangegeven. Er is ook een geluidssig- naal te horen. De rooierhoofdaandrijving en de rijaandrijving stoppen daarbij automa- tisch. OPGELET Wanneer een geblokkeerde zeefband herhaaldelijk wordt omgekeerd, bescha- digt dit de snaren (en leidt vaak zelfs tot het doorscheuren van de snaar).
  • Pagina 296 Bediening Zeefband 6.15.3 Buitenbediening zeefband Bovendien kunt u de zeefband ook met de buitenbediening voorwaarts of achter- waarts laten lopen. Buitenbediening aan de linker kant van de machine Deze knop is ALLEEN actief, wanneer niemand op de bestuurdersstoel zit. Bovendien moet de machine in de rooistand staan.
  • Pagina 297 Bediening Zeefband 6.15.4 Zeefband instellen – afstandsinstellingen Bij bietenverliezen bij de overgang rooiwals/zeefband/1. De zeefzon moet worden ingesteld voor de voorste en de achterste afstand van de zeefband, zoals hierna beschreven. 6.15.4.1 Afstand zeefband in de lengterichting instellen De afstand tussen de band en de laatste rooiwals kan voor op de rooier links en rechts worden ingesteld door de aanslagschroef (2) naast de zelfborgende moer (1) te verdraaien.
  • Pagina 298 Bediening Zeefband 6.15.4.2 Zeefbandhoogte voor instellen De hoogte van de zeefband ten opzichte van de laatste rooiwals kan met behulp van de kabelspanner (1) in de kabel (2) worden ingesteld. De band moet in principe zo mogelijk worden ingesteld, om onder de band ruimte vrij te houden voor de van de bieten verwijderde aarde.
  • Pagina 299 Bediening Zeefband 6.15.4.3 Zeefbandhoogte achter instellen OPGELET Gevaar voor schade aan de machine. De afstand tussen de zeefzontanden (3) en de zeefband (4) moet ook bij uitgeheven nog zo groot zijn, dat deze componenten elkaar in geen geval raken. – Voor het instellen van de zeefbandhoogte achter, eerste de beide moeren (2) op het draadeind (1) losdraaien.
  • Pagina 300 Bediening Zeefzonnen 6.16 Zeefzonnen De drie zeefzonnen worden door een afzonderlijke hydrauliekpomp (pomp zeefzon- aandrijving) met een oliemotor aangedreven. 300 / 580...
  • Pagina 301 Bediening Zeefzonnen 6.16.1 Toerental zeefzonnen instellen Het toerental van de zeefzonnen moeten worden aangepast aan de omstandigheden. Het kan nodig zijn dit tijdens het rooien meerdere malen aan te passen. Stel het toe- rental zo in, dat de bieten niet in de zeefzonnen ophopen, maar wel zo goed mogelijk worden gereinigd.
  • Pagina 302 Bediening Zeefzonnen 6.16.1.1 Zeefzonnen afzonderlijk afstellen Als na het bereiken van reinigingsniveau 10 de +-knop eerst wordt losgelaten en ver- volgens meerdere seconden ingedrukt wordt gehouden, springt de indicator op R- Touch naar "Handmatig". In deze modus kan de bestuurder het toerental van iedere zeefzon afzonderlijk instellen.
  • Pagina 303 Bediening Zeefzonnen 6.16.2 Zeefzonbewaking De druk in de hydraulische aandrijving van de zeefzonnen wordt continu op R-Touch bij de belastingsbewaking weergegeven. Bij overschrijding van een door de bestuurder ingestelde waarschuwingsgrens (1) (aandrijvingsdruk verstelbaar tussen 0% en 100%) knippert het waarschuwingssymbool op R-Touch.
  • Pagina 304 Bediening Zeefzonnen 6.16.3 Buitenbediening van de zeefzonnen Buitenbediening voor de zeefzonnen aan de linkerkant van de machine. Deze knop is ALLEEN actief, wanneer niemand op de bestuurdersstoel zit. Bovendien moet de machine in de rooistand staan. Dat betekent: Losband uitgeklapt. Bedrijfsmodus "Akker"...
  • Pagina 305 Bediening Zeefzonnen 6.16.4 Geleideroosters De instelling van de geleideroosters is van wezenlijke invloed op het verwijderen van aarde, bladeren en onkruid van de zeefzonnen. Hoogte geleiderooster Selecteer deze functie met R-Select. +-knop = geleiderooster hoger +-knop = geleiderooster lager De buitenste geleidingsrekken van alle zeefzonnen zijn in een frame van ronde buizen samengevoegd in een in hoogte verstelbare unit.
  • Pagina 306 Bediening Zeefzonnen De gespecificeerde hoogte van het geleiderooster kan op het displayonderdeel Reini- gingstraject met de getallen naast de zeefzonnen (1), (2) en (3) worden afgelezen. Tik op de schermknop (3) om het selectievenster voor het afstellen van de hoogte van het geleiderooster te openen.
  • Pagina 307 Bediening Zeefzonnen U kunt de hoogte van de geleideroosters op twee manier instellen. Afzonderlijke afstelling van het geleiderooster van een zeefzon. Tik in het selectievenster op de knop naast de zeefzon waarvan u het geleideroos- ter afzonderlijk wilt afstellen. Wanneer u het geleiderooster op deze manier activeert, wordt de schermknop met een gele rand gemarkeerd.
  • Pagina 308 Bediening Zeefzonnen Snel en gemakkelijk: afzonderlijke afstelling van de hoogte, kanteling en hoek van de verschillende geleideroosters na het losdraaien van de 4 zeskantmoeren (7). Voor een soepel bietenstroom die de bieten zo weinig mogelijk beschadigd, moeten de geleideroosters een zeer nauwkeurig basisinstelling hebben in alle 3 de richtingen. Bij het overladen van de bieten van het ene buitenrooster naar het andere, mogen de bieten niet tegen de dwarsgeplaatste steunas (8) worden aanslaan.
  • Pagina 309 Bediening Zeefzonnen 6.16.5 Gekropte zeefzontanden In de zeefzonnen zijn gekropte zeefzontanden aangebracht. Deze ondersteunen de transportfunctie van de zeefzonnen. Bij zeer grote bieten of steile hellingen, kan het nuttig zijn het aantal gekropte zeefzontanden te verhogen. Om schade door onba- lans te voorkomen, werkt u altijd met 4 of 6 (of een ander aantal gelijkmatig verdeelde) gekropte zeefzontanden.
  • Pagina 310 Bediening Zeefzonnen 6.16.6 Veertanden (optie) Snelkleminrichting Glijstang Voor een zeer plakkerige ondergrond bieden we speciale veertanden voor een inten- sievere reiniging van de bieten. Om bij een lichtere ondergrond de bieten minder te beschadigen, kan bij de veertan- den een glijstang worden geplaatst. OPMERKING Als de glijstang lager wordt afgesteld, wordt minder agressief gereinigd.
  • Pagina 311 Bediening Elevator 6.17 Elevator De rondom lopende ringelevator (1) wordt door twee oliemotoren aangedreven. Deze bevinden zich in de bunkervijzel in een gedeeld hydraulisch circuit. Ringelevator Aandrijfwiel linksachter 6.17.1 Elevator uit- en inklappen De elevator wordt vanuit de bestuurdersstoel in de transport- of werkstand gezet. Samen met de elevator klappen bunkergeleidingsrekken aan de zijkanten en de ach- terkant.
  • Pagina 312 Bediening Elevator Steuncilinder Voor het rooien moet de elevator altijd tot aan de aanslag zijn uitgeklapt. De elevator wordt in dat geval door de beide steuncilinders (1) in de bovenste stand vastgezet. De beide steuncilinders worden gevoed door de elevatoraandrijving en na het inschake- len van de aandrijving altijd tot de aanslag uitgeschoven.
  • Pagina 313 Bediening Elevator 6.17.2 Toerental elevator instellen Het toerental van de elevator kan vanuit de bestuurdersstoel worden ingesteld. Elevatorniveau Selecteer deze functie met R-Select. +-knop = elevator sneller --knop = elevator langzamer Bij het verstellen van het toerental van de elevator wordt het toerental van de bunker- vijzel automatisch synchroon afgesteld.
  • Pagina 314 Bediening Elevator 6.17.3 Elevatorbewaking De druk in de aandrijving van de elevator (1) wordt continu op R-Touch weergegeven en bewaakt. Bij overschrijding van een door de bestuurder ingestelde waarschuwings- grens knippert het waarschuwingssymbool op R-Touch. Er is ook een geluidssig- naal te horen.
  • Pagina 315 Bediening Bunker 6.18 Bunker De bunker is er uitsluitend voor bedoeld voor de tijdelijke opslag van gerooide sui- kerbieten, totdat ze kunnen worden uitgestort op een hoop bij de akkerrand. Bij zeer lange kavels kan ook worden in een ernaast rijdend transportvoertuig worden gestort. De bunker is in geen geval bedoeld als laadruimte voor het transport van goederen of voorwerpen.
  • Pagina 316 Bediening Bunker 6.18.1 Bunkerbeugel uit- en inklappen Na het uitklappen van de elevator moeten beide bunkerbeugels omhoog worden geklapt. De bunkerbeugels verbinden de rechter en de linker bunkerzijwand en verho- gen daardoor de stabiliteit van de complete bunker. Bovendien klant de voorwand van de bunker naar boven.
  • Pagina 317 Bediening Bunker 6.18.2 Losbandkleppen uit- en inklappen Voor het laten zakken van de losband moeten eerste de beide losbandkleppen wor- den uitgeklapt. OPGELET Gevaar voor schade aan de machine. Bij het uit- of inklappen van de losbandkleppen kunnen machinecomponenten met elkaar in botsing komen waardoor de machine zware beschadigingen kan oplo- pen.
  • Pagina 318 Bediening Bunker 6.18.3 Bunkervijzel heffen/neerlaten De bunkervijzel kan vanaf de bestuurdersstoel worden geheven en neergelaten. OPGELET Gevaar voor schade aan de machine. Bij het heffen of neerlaten van de bunkervijzel kunnen machinecomponenten met elkaar in botsing komen waardoor de machine zware beschadigingen kan oplo- pen.
  • Pagina 319 Bediening Bunker 6.18.4 Draairichting bunkervijzel omkeren De draairichting van de bunkervijzel wordt automatisch omgekeerd, dit wordt aange- stuurd door een ultrasoonsensor die zich boven het achterste bunkergeleidingsrek bevindt. Ultrasoonsensor voor Ultrasoonsensor achter 319 / 580...
  • Pagina 320 Bediening Bunker Zodra de bunker achterin 80% gevuld is, wordt de draairichting van de bunkervijzel, na afloop van een instelbare vertragingstijd, automatisch omgekeerd. In het menu "Basisinstellingen", in het submenu "Bunker", in de regel "Vertraging bunkervijzel" kan de vertragingstijd worden ingesteld. Bunker Vertraging bunkervijzel Vertragingstijd losband...
  • Pagina 321 Bediening Bunker 6.18.5 Draairichting bunkervijzel handmatig omkeren Wanneer nodig kan de transportrichting van de bunkervijzel ook handmatig worden omgeschakeld. Als de transportrichting van de bunkervijzel handmatig wordt omge- schakeld, is de automatische omschakeling buiten werking. De transportrichting wordt op R-Touch weergegeven. Als de transportrichting van de bunkervijzel handmatig zo is ingesteld dat het voorste deel van de bunker wordt gevuld, dan wordt dat aangegeven op R-Touch, maar er klinkt geen pieptoon.
  • Pagina 322 Bediening Bunker Door op de knop (18) op het bedieningselement "Bunker legen" te drukken, wordt teruggekeerd naar automatische aansturing van de draairichting. 6.18.5.1 Snel uitschakelen Wanneer de bunker vol is, kan hij bij normaal uitschakelen van de machineaandrijving door de bieten in het bietentraject te vol raken. Daarbij kunnen soms enkele bieten uit de bunker op de akker vallen.
  • Pagina 323 Bediening Bunker 6.18.6 Machine met het het automatische klapmechanisme uit- en inklappen Met behulp van het automatische klapmechanisme wordt de bunker in de rooistand of de transportstand gezet. WAARSCHUWING Gevaar voor zeer ernstig letsel. – Zorg ervoor dat er zich geen personen in de gevarenzone bevinden. Het automatische klapmechanisme voert bij het uitklappen de volgende machi- nebewegingen uit: 1 Elevator en alle bunkergeleidingsrekken aan de zijkant en de achterkant uitklappen...
  • Pagina 324 Bediening Bunker 6.18.7 Machine handmatig uit- en inklappen Als het automatische klapmechanisme door een technische storing niet werkt, kunt u de bunker "handmatig" en stap voor stap in de rooistand of de transportstand zetten. WAARSCHUWING Gevaar voor zeer ernstig letsel. –...
  • Pagina 325 Bediening Bunker 3. Losbandkleppen uitklappen. (Zie Pagina 317) 4. Bunkervijzel voor en achter heffen. (Zie Pagina 318) De bunker is volledig in rooistand uitgeklapt. 325 / 580...
  • Pagina 326 Bediening Bunker OPGELET Voor het inklappen in de transportstand moet de bunker volledig worden geleegd! Om de machine in te klappen volgt u de volgende stappen: 1. Bunkervijzel voor en achter neerlaten. (Zie Pagina 318) 2. Losbandkleppen inklappen. (Zie Pagina 317) 326 / 580...
  • Pagina 327 Bediening Bunker 3. Bunkerbeugel en de voorste bunkerwand inklappen. (Zie Pagina 316) 4. Elevator en alle bunkergeleidingsrekken aan de zijkant en de achterkant inklappen. (Zie Pagina 311) De bunker is volledig in transportstand ingeklapt. – Controleer visueel of de machine zich ook werkelijk in de transportstand bevindt. –...
  • Pagina 328 Bediening Bunker legen 6.19 Bunker legen 328 / 580...
  • Pagina 329 Bediening Bunker legen 6.19.1 Bedieningselement bunker legen Om de bunker te legen, transporteren bodemkettingen in de lengterichting en de breedterichting de bieten over een reinigingswals naar de losband. Met de reinigings- wals worden de bieten nogmaals gereinigd. Vanaf de losband worden de bieten uit de bunker op een ernaast rijdend voertuig of op een hoop gestort.
  • Pagina 330 Bediening Bunker legen Overzicht knoppen en mini-joystick Zie Pagina 91 330 / 580...
  • Pagina 331 Bediening Bunker legen (15) Losband handmatig heffen Als de mini-joystick (15) terug wordt geduwd, gaat de losband omhoog. Wanneer deze langer dan 2 sec. wordt teruggedrukt, klinkt een pieptoon en de losband gaat automa- tisch in de rooistand. Druk tijdens het naar achteren duwen van de mini-joystick (15) ook op de multifunctio- nele knop (21) om losbandklep 2 (2) naar boven te klappen.
  • Pagina 332 Bediening Bunker legen (16) Losbandhoogte 1 Door kort op deze knop (16) te drukken, beweegt de losband automatisch naar de hoogte die op dat moment in de knop is geprogrammeerd. Wanneer de geprogram- meerde hoogte is bereikt, gaat de LED van de knop branden. De losbandhoogte opslaan: Hoogte handmatig instellen.
  • Pagina 333 Bediening Bunker legen Indicator losband en legen van de bunker Alle weergaven voor de losband en voor het legen van de bunker bevinden zich hele- maal bovenaan op de linker kleurenterminal. (1) Indicator ingestelde snelheid van het legen van de bunker Hier ziet u de ingestelde snelheid van het legen van de bunker in %.
  • Pagina 334 Bediening Bunker legen Losniveaus bunker legen Losniveau 0: stilstand Losniveau 1: alleen de losband loopt. Losniveau 2: losband loopt, en nu loopt ook de bodemketting in de breedterichting. Losniveau 3: losband loopt, daarnaast loopt ook de bodemketting in de breedterich- ting snel en de bodemketting in de lengterichting langzaam.
  • Pagina 335 Bediening Bunker legen (20) Bunker legen STOPPEN Door één keer op de knop (20) te drukken, stopt het legen van de bunker en schake- len de losband en alle bodemkettingen abrupt uit. (22) Draaiwieltje Met het draaiwieltje (22) regelt u de snelheid van het legen van de bunker (losband + bodemkettingen) traploos.
  • Pagina 336 Bediening Bunker legen De tijd waarin de losband vrijloopt, kunt u in het menu "Basisinstellingen", submenu "Bunker" in de regel "Vertragingstijd losband" instellen. Wanneer u de de gespecifi- ceerde waarde hoger instelt, loopt de losband langer na. Bunker Vertraging bunkervijzel Vertragingstijd losband Motortoerental lossen hoop omw/min...
  • Pagina 337 Bediening Bunker legen 6.19.2 Lostoerental instellen Wanneer bij het legen van de bunker de machineaandrijving uitgeschakeld is, wordt het toerental van de dieselmotor automatisch op 900 min ingeregeld. Wanneer u echter voorkeur heeft voor een ander toerental van de dieselmotor, kunt u dit in het menu "Basisinstellingen", submenu "Bunker", in de regel "Motortoerental lossen hoop"...
  • Pagina 338 Dit is bij de ROPA euro-Maus3 acht meter, bij de ROPA euro-Maus4 en Maus 5 tien meter. Er wordt meestal rechts geladen. Houd hier rekening mee als u de hoop aanlegt. Door de geavanceerde constructie van de ROPA-reinigingslader kan ook naar links met dezelfde doorvoer en dezelfde kwaliteit probleemloos worden overgeladen.
  • Pagina 339 Bediening Pompverdeleraandrijving 6.20 Pompverdeleraandrijving De pompverdeleraandrijving is direct met flenzen op de dieselmotor gemonteerd en stuurt het motorvermogen naar de afzonderlijke hydraulische pompen. De pompverde- leraandrijving is uitgerust met druksmering. Als de smering niet voldoende is, hoort u een waarschuwingssignaal. Op R-Touch verschijnt waarschuwingssymbool OPGELET Gevaar voor zware schade aan de machine.
  • Pagina 340 Temperatuur hydraulische olie Controleer de leidingen van het hydraulieksysteem regelmatig! Vervang beschadigde of verouderde slangen onmiddellijk. Gebruik alleen originele slangen van ROPA of slangen die volledig voldoen aan de technische specificaties van de originele slangen! Neem de plaatselijk geldende veiligheidsvoorschriften met betrekking tot de levens- duur van de hydraulische leidingen in acht.
  • Pagina 341 Bediening Hydraulisch systeem De richting van de beide ventilatoraandrijvingen van de hydrauliekoliekoeling en de motorradiator wordt regelmatig automatisch omgekeerd. Daardoor worden verontreini- gingen grotendeels verwijderd. Er kan ook handmatig worden omgekeerd. Druk daar- voor in het menu "Speciale functies" op de regel "Omkeren ventilatoraandrijving star- ten".
  • Pagina 342 Bediening Hydraulisch systeem Hydraulische pompen: Functie Rijaandrijving Bunker legen Werkhydrauliek Trilschaar/bladverdelers Voorasbesturing Ventilatoraandrijving water- en inlaatluchtkoeling 107-1 Voorspanpomp 107-2 Ventilatoraandrijving oliekoeling Rooierhoofdaandrijving: hakselaaras, bladvijzel (alleen RBS en RAS), rooiwalsen 1-6, laatste rooiwals, korte rooiwals, 2-voudige peddel Zeefband Transmissiesmering pompverdeleraandrijving (werkt met pompverdelertaandrijving- solie) Tastwals RR-rooier Zeefzonaandrijving, ook bunker legen op hoop...
  • Pagina 343 Bediening Hydraulisch systeem Op versnellingskast 1e achteras gemonteerd Noodstuurpomp Transmissiesmering versnellingskast 343 / 580...
  • Pagina 344 Bediening Persluchtsysteem 6.22 Persluchtsysteem De volgende processen aan de machine worden door de werkpneumatiek uitgevoerd: Uitschakelen van de vierwielbesturing. Inschakelen van de differentieelblokkeringen. Uitklappen van de achteruitkijkspiegel. Draaien van de personenbeveiliging. Naast de werkpneumatiek levert de persluchtcompressor ook druk aan: de afnamepunten van de perslucht aan de machine.
  • Pagina 345 Bediening Persluchtsysteem 6.22.1 Compressor De gehele pneumatiek van de machine wordt aangedreven door een compressor met perslucht. De compressor wordt rechtstreeks aan de motor gemonteerd met flenzen. De compressor zuigt de lucht aan via de luchtfilter van de motor. Als de ingestelde maximale druk wordt bereikt, blaast de drukregelaar automatisch lucht uit.
  • Pagina 346 Bediening Persluchtsysteem Naast de persluchttank bevindt zich een afsluitkraan (2) voor de persluchtleiding naar de R-Contour-persluchtreiniging. Als de afsluitkraan (2) naar boven is gedraaid, is de luchtleiding open. Als de afsluitkraan (2) naar rechts is gedraaid, is de luchtleiding gesloten. OPMERKING In het geval van lekkage kan alle lucht uit de persluchttank ontsnappen.
  • Pagina 347 Bediening Centraal smeersysteem 6.23 Centraal smeersysteem De machine is uitgerust met een centraal smeersysteem en beschikt in drie smeercir- cuits. Smeercircuit 1 onderstel Smeercircuit 2 rooibalk alleen excenteraandrijving Smeercircuit 3 rooier (niet excenter) en hakselaar Alle aangesloten smeerpunten worden automatisch van smeervet voorzien. De smeer- pomp pompt het vet naar de hoofdverdelers, de hoofdverdelers verspreiden het vet naar de onderverdelers en van daaruit worden de afzonderlijke smeerpunten van vet voorzien.
  • Pagina 348 Bediening Centraal smeersysteem De tank van de vetpomp met een inhoud van 2 kg wordt gevuld met de hendel van de grote vetemmer. Vul het reservoir met een inhoud van 2 kg volume van de vetpomp nooit volledig. Vul het reservoir van de vetpomp tot maximaal 90%. Zo wordt een ver- stopping van de ontluchtingsbuis op het reservoir met een inhoud van 2 kg voorko- men.
  • Pagina 349 Bediening Centraal smeersysteem 6.23.2 Tussentijdse smering Het smeersysteem kan op elk moment handmatig worden geactiveerd. Druk daarvoor op R-Touch in het menu "Speciale functies" op de regel "Tussentijdse smering star- ten". Daardoor wordt in het menu "Speciale functies" de regel "Status centrale sme- ring"...
  • Pagina 350 Bediening Centraal smeersysteem Controleer het smeerleidingsysteem regelmatig. Controleer dagelijks of het smeersys- teem probleemloos werkt. Een mogelijkheid daarvoor is de controle van de hoofdver- deler op het chassis. Met de ingebouwde hefpen kunt u de werking controleren. Deze hefpen beweegt langzaam als het vet door de hoofdverdeler stroomt. Daaraan herkent u of het pompelement van het smeercircuit werkt.
  • Pagina 351 Bediening Videosysteem 6.24 Videosysteem WAARSCHUWING Het videosysteem dient alleen als hulpmiddel en toont hindernissen mogelijk ver- vormd, onduidelijk of helemaal niet. Het systeem betekent dus niet dat u zelf niet op hoeft te letten. Het videosysteem kan niet alle objecten weergeven die zich boven of erg dicht bij de achteruitrijcamera bevinden.
  • Pagina 352 Bediening Videosysteem 6.24.1 Achteruitrijcamera De machine is standaard uitgerust met een video-achteruitrijcamera. Deze camera bovenop aan de achterkant van het voertuig en biedt beter overzicht bij het achteruit- rijden. De achteruitrijcamera is een optische parkeerhulp, hij wordt automatisch geacti- veerd zodra u achteruit rijdt. Achteruitrijcamera R-View-camera achter 6.24.2...
  • Pagina 353 Bediening Videosysteem 6.24.3 Zeefbandcamera (optioneel) Optioneel kan uw machine worden uitgerust met een zeefbandcamera. Deze camera bewaakt de zeefband. Zeefbandcamera 6.24.4 Losbandcamera (optioneel) Optioneel kan uw machine worden uitgerust met een losbandcamera. Deze camera dient voor beter overzicht bij het overladen naar naast de machine rijdende transport- voertuigen.
  • Pagina 354 Bediening Videosysteem 6.24.5 R-View (optioneel) Uw machine kan optioneel worden uitgerust met het videosysteem "R-View". De beel- den van de R-View-camera links (2), de R-View-camera achter (4) en de R-View- camera rechts (5) worden geïntegreerd in een vogelperspectief op de machine. Het beeld toont de omgeving rond de achterkant van de machine (aan de zijkant ong.
  • Pagina 355 Bediening Elektrotechniek 6.25 Elektrotechniek OPGELET Gevaar voor schade aan het elektrische systeem en de elektronica van de machine. – De accuhoofdschakelaar mag niet worden uitgeschakeld als de motor draait en het contact is ingeschakeld. 6.25.1 Spanningsbewaking De accuspanning wordt door het systeem bewaakt. Bij te hoge of te lage spannings- waarden verschijnt in R-Touch het waarschuwingssymbool .
  • Pagina 356 Bediening Elektrotechniek 6.25.3 Nooduitschakeling van de accu Stroomvoorziening met noodschakelaar ingeschakeld OPGELET Gevaar voor schade aan de machine. Als deze schakelaar bij een ingeschakeld contact naar achteren wordt geduwd, kan dit leiden tot het gegevensverlies. Dit kan ook ernstige schade aan het uitlaatgasnabehandelingssysteem (SCR-sys- teem) veroorzaken (alleen RT6Sd).
  • Pagina 357 De printer is gespecificeerd voor een papierbreedte van 57,5 ± 0,5 mm, met een papiergewicht van 60 g/m . ROPA biedt standaard de passende papierrol aan (ROPA- artikelnr. 207015500). Andere papiersoorten kunnen storingen veroorzaken. Welke kant van het thermopapier kan worden bedrukt? Op de papierrol is de buiten- zijde altijd de bedrukbare zijde.
  • Pagina 358 Bediening Printer – Leg de papierrol zo in de papierhou- der, dat de buitenzijde in de richting van het drukmechanisme wijst. Alleen de buitenzijde van het papier kan worden bedrukt. – Sluit de klep door krachtig te drukken. De klep klikt daarbij hoorbaar vast, u kunt het papier nu langs de scheur- rand afscheuren, zonder dat de klep open gaat en zonder dat het papier...
  • Pagina 359 Bediening Stilzetten 6.27 Stilzetten De machine moet zo worden geparkeerd, dat niemand gehinderd wordt of in gevaar wordt gebracht. Let ook op de veilige afstand tot bovengrondse elektriciteitskabels. – Rooiaggregaat volledig laten zakken. – Motor uitschakelen. – Parkeerrem activeren. – Alle stroomverbruikers uitschakelen. –...
  • Pagina 360 Onderhoud 360 / 580...
  • Pagina 361 Onderhoud Onderhoud 361 / 580...
  • Pagina 362 Onderhoud 362 / 580...
  • Pagina 363 Onderhoud Dieselmotor WAARSCHUWING Tijdens het uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden bestaat gevaar voor ernstig of zeer ernstig letsel en gevaar voor schade aan de machine. – Klim nooit over de achterwand van de bunker. – Tijdens alle onderhoudswerkzaamheden moet u ervoor zorgen dat niemand de machine onbedoeld kan starten (contactsleutel uittrekken, bestuurderscabine afsluiten, contactsleutel altijd bij u houden en indien mogelijk de accuhoofdschake- laar uitschakelen).
  • Pagina 364 Onderhoud Dieselmotor Hierna vindt u een samengevatte onderhoudshandleiding van Volvo. Om volledig aan- spraak te kunnen maken op de garantie van Volvo, moet de exploitant van de motor ervoor zorgen dat de door Volvo verplichte onderhoudswerkzaamheden tijdig en vol- ledig worden uitgevoerd door personen die hiervoor uitdrukkelijk door Volvo zijn geau- toriseerd.
  • Pagina 365 Onderhoud Dieselmotor Onderhoud aan het droogluchtfilter: Het droogluchtfilter bevindt zich in de motorkast en is bereikbaar vanaf het de achter- wand van de bunker. Zorg tijdens het demonteren en monteren voor een zo schoon mogelijke omgeving en controleer de juiste bevestiging van het filter. Een beschadigd filter moet onmiddellijk worden vervangen door een nieuw en onbeschadigd filter.
  • Pagina 366 Onderhoud Dieselmotor Het hoofdelement kan zoals hieronder beschreven worden gereinigd. Omdat kleine beschadigingen vaak zeer moeilijk of onmogelijk te zien zijn, raden wij aan om altijd nieuwe filterpatronen te gebruiken om de motor te beschermen. Voor gereinigde ele- menten en de daaruit voortvloeiende gevolgen bieden wij geen garantie. Hoofdelement in geen enkel geval uitwassen of uitborstelen.
  • Pagina 367 – Gebruik alleen originele filter- elementen (hoofdfilterelement ROPA-artikelnr. 304000600; veiligheidsfilter ROPA-artikelnr. 304000700). – Let er bij het inbouwen op, dat het lipje (7) in de daarvoor bestemde opening (8) zit.
  • Pagina 368 Onderhoud Dieselmotor Stofuitstootklep Stofuitstootkleppen zijn hoge mate onderhoudsvrij. Eventuele stofafzetting kunt u ver- wijderen door het ventiel herhaaldelijk samen te drukken. Het ventiel moet vrijstaand worden ingebouwd en mag nergens tegenaan wrijven. Een beschadigde stofuitstoot- klep moet onmiddellijk worden vervangen. Stofuitstootklep 7.1.2 Droogluchtfilter model XD (bij alle RT6Sd, bij alle RT6Sa vanaf juni...
  • Pagina 369 Onderhoud Dieselmotor Droogluchtfilter Het droogluchtfilter bevindt zich in de motorkast en is bereikbaar vanaf het de achter- wand van de bunker. Zorg tijdens het uit- en inbouwen voor een perfect schone omge- ving en controleer de juiste bevestiging van het patroon. Een beschadigd luchtfilterpa- troon moet onmiddellijk worden vervangen door een nieuw en onbeschadigd filterpa- troon.
  • Pagina 370 Onderhoud Dieselmotor – Deze buis is niet altijd verkrijgbaar bij een handelaar. U kunt de buis ook zelf een- voudig maken. Het moet lang genoeg zijn om de bodem van het patroon te kunnen raken. – Reduceerventiel tot max. 5 bar instellen en filterpatroon met droge perslucht uitbla- zen tot er geen stofontwikkeling meer optreedt.
  • Pagina 371 Gebruik uitslui- tend originele filterpatronen (hoofdelement ROPA-artikelnr. 303018700, veiligheidspa- troon ROPA-artikelnr. 303018800). In geen enkel geval filterelementen met een meta- len omhulsel inbouwen. – Hoofdelement met de open kant eerst in de behuizing schuiven. Deksel aanbren- gen, let hierbij op de zitting van het stofuitstootventiel (zie afbeelding).
  • Pagina 372 Onderhoud Dieselmotor Veiligheidspatroon vervangen: Het veiligheidspatroon moet bij elk vijfde onderhoudsbeurt van het hoofdelement of uiterlijk na twee jaar worden vervangen door een nieuw veiligheidspatroon. Het veilig- heidspatroon mag niet worden gereinigd of worden herbruikt na verwijdering. – Het hoofdelement zoals hierboven beschreven demonteren. –...
  • Pagina 373 Onderhoud Dieselmotor 7.1.3 Olie vervangen in de dieselmotor De olie in de motor moet na 500 bedrijfsuren, maar ten minste jaarlijks worden vervan- gen. Iedere keer dat u de olie vervangt, moeten de motoroliefilters worden vernieuwd. De olie mag alleen worden vervangen als de motor op gebruikstemperatuur is. Vóór het vervangen van de olie parkeert u de machine op een vlakke ondergrond en bevei- ligt u deze tegen wegrollen.
  • Pagina 374 Onderhoud Dieselmotor Motoroliefilter (fijnfilter) Motoroliefilter (omloopfilter) Om olie en filters te vervangen gaat u als volgt te werk: – Voordat u de olie vervangt het gebied rond de oliefilters en de olievuldop grondig reinigen. – Vervang de olie alleen als de motor warm is. –...
  • Pagina 375 Onderhoud Dieselmotor 7.1.4 Brandstofverzorging OPMERKING Gevaar voor milieuverontreiniging door uitlopende brandstof. Bij werkzaamheden aan de filter eerst een opvangbak onder plaatsen en de opgevangen brandstof volgens de voorschriften verwijderen. WAARSCHUWING Gevaar voor verbranding tijdens de omgang met dieselbrandstof. Roken, vuur en open licht zijn verboden tijdens de omgang met dieselbrandstof, omdat brandstof gemakkelijk ontvlambaar is en brandstofdampen explosief zijn.
  • Pagina 376 Voor alle werkzaamheden aan de brandstofinstallatie of de brandstoffilters moet de tankdop kort worden geopend en daarna direct weer worden gesloten. Hierdoor wordt de eventueel in het brandstofsysteem opgebouwde druk afgevoerd. Gebruik alleen originele brandstoffilters die door Volvo of ROPA zijn goedgekeurd. 376 / 580...
  • Pagina 377 – Deksel (1) (sleutelbreedte 46) van de filterbehuizing halen. – Vervang het oude filterinzetstuken vervang het door een nieuw filterinzetstuk ROPA artnr. 303016700. – Verwijder het oude filterinzetstuk in overeenstemming met de plaatselijke afval- voorschriften.
  • Pagina 378 Dieselmotor 7.1.4.2 Brandstofvoorfilterpatroon en brandstofhoofdfilterpatroon vervangen Het brandstofhoofdfilterpatroon (1) (ROPA-artikelnr. 304002000) moet iedere 1000 bedrijfsuren, maar in ieder geval jaarlijks worden vervangen. Het brandstofvoorfilterpatroon (2) (ROPA-artikelnr. 304002100) moet iedere 2000 bedrijfsuren, maar in ieder geval iedere 2 jaar worden vervangen.
  • Pagina 379 Onderhoud Dieselmotor Voor het vervangen van het brandstofvoorfilterpatroon gaat u als volgt te werk: – Voertuig parkeren en uitschakelen. – Voordat u de olie vervangt moet u het gebied rond de brandstoffilter grondig reini- gen. – Kabel van de sensor van de waterafscheider losmaken. –...
  • Pagina 380 Onderhoud Dieselmotor 7.1.4.3 Brandstofsysteem ontluchten – Open op R-Touch het menu "Speciale functies". – Selecteer in de regel "Brandstofpomp" de optie "Aan". De elektrische opvoerpomp wordt hierdoor ingeschakeld. Op R-Touch verschijnt de huidige brandstofdruk in mbar. De brandstofdruk stijgt een tijdlang en blijft bij ongeveer 3500 mbar constant. Wacht nog ongeveer 2 minuten.
  • Pagina 381 Onderhoud Dieselmotor 7.1.4.4 Diesel tanken WAARSCHUWING Onjuist tanken en incorrecte omgang met brandstof kan explosies, brand, ern- stige verbrandingen en ander letsel veroorzaken. – Zorg er altijd voor dat de tankdoppen (1) / (2) correct zijn gesloten, zodat er geen vuil in de dieseltank kan dringen.
  • Pagina 382 Corrigerende maatregelen Als in de opslag- of voertuigtank een schimmelaantasting wordt vastgesteld, raden wij aan om deze met de volgende desinfectiemiddelen te bestrijden: Product: GrotaMar 82 ROPA-artikelnr. 435006000 (1,0 l) Fabrikant: Schülke & Mayr D-22840 Norderstedt Telefoon: 040/52100-0...
  • Pagina 383 Onderhoud Dieselmotor 7.1.5 Koelsysteem dieselmotor Alle koelingen moeten regelmatig worden gecontroleerd of ze schoon zijn en worden gereinigd. Als bij zeer hoge buitentemperaturen de maximaal toegestane temperatuur van de koelvloeistof herhaaldelijk wordt overschreden, moet het volledige koelsysteem wor- den gecontroleerd of het schoon is en onmiddellijk worden gereinigd als dit nodig is. Zorg er altijd voor dat het luchtaanzuigrooster vrij is van vuil of bladeren, enz .
  • Pagina 384 Onderhoud Dieselmotor 7.1.5.1 Koelersysteem reinigen Oliekoeler CVR-transmissie Waterkoeling Condensator airconditioning Inlaatluchtkoeler (bij RT6Sa) Waterkoeler voor inlaatlucht (bij RT6Sd) Het koelsysteem bevindt zich boven de dieselmotor. Ondanks de automatische omkering van de ventilator kan zich vooral in de buurt van de ventilatornaaf op het koeloppervlak vervuiling ophopen die het koelvermogen redu- ceert.
  • Pagina 385 Onderhoud Dieselmotor Om het koelsysteem te reinigen gaat u als volgt te werk: – Schakel de motor altijd uit en beveilig de machine tegen onbedoeld starten (con- tactsleutel verwijderen en bij u houden). – Gebruik de daarvoor bestemde treden (1) om op de koelinstallatie te klimmen. –...
  • Pagina 386 Onderhoud Dieselmotor – Beweeg de pal (6) omhoog en draai de achterwand van de bunker 90° naar links. – Verwijder het vuil van het luchtaanzuigingsrooster met een borstel en - indien nodig - met een waterslang. – Klap het luchtaanzuigrooster (7) omhoog. –...
  • Pagina 387 Onderhoud Dieselmotor 7.1.5.2 Koelmiddel controleren (bij RT6Sa) De dieselmotor TAD1643VE-B heeft een koelmiddelcircuit, het motorkoelmiddelcircuit. Dit koelmiddelcircuit heeft een expansievat voor de koelvloeistof, en een aftapklep. De toegestane temperatuur van het koelmiddel in het motorkoelmiddelcircuit is maximaal 104 °C. Als het vloeistofpeil in het expansievat voor koelwater te laag is, verschijnt op R-Touch het waarschuwingssymbool .
  • Pagina 388 Onderhoud Dieselmotor Open het luchtaanzuigingsrooster (Zie Pagina 386). Controleer het koelmiddelpeil alleen bij een koelmiddeltemperatuur onder 50 °C. Controleer vóór het aanpassen van het koelvloeistofpeil de corrosie-/vorstbeveiliging. Om het koelvloeistofpeil te controleren, opent u langzaam en voorzichtig de vuldeksel (1) van het expansievat. Tap eventuele overdruk langzaam af. Corrosie-/vorstbeveiliging controleren met testapparatuur.
  • Pagina 389 Onderhoud Dieselmotor 7.1.5.3 Koelmiddel vervangen (bij RT6Sa) Gebruik alleen corrosie-/antivriesmiddelen die door Volvo zijn goedgekeurd. De koel- vloeistof moet iedere 8000 bedrijfsuren, maar ten minste iedere 4 jaar worden vervan- gen. Hierbij moet u de regionaal geldende voorschriften voor de milieuvriendelijke ver- wijdering van koelvloeistof strikt in acht nemen.
  • Pagina 390 Onderhoud Dieselmotor 7.1.5.4 Koelmiddel controleren (bij RT6Sd) De dieselmotor TWD1683VE heeft twee van elkaar gescheiden koelmiddelcircuits, het motorkoelmiddelcircuit en het koelmiddelcircuit voor de inlaatlucht. Beide koelmiddelcircuits hebben een eigen expansievat voor de koelvloeistof, en een eigen aftapklep. De toegestane temperatuur van het koelmiddel in het motorkoelmid- delcircuit is maximaal 104 °C.
  • Pagina 391 Onderhoud Dieselmotor Open het luchtaanzuigingsrooster (Zie Pagina 386) en draai het onderhoudsdeksel (3) aan de kant. Controleer het koelmiddelpeil alleen bij een koelmiddeltemperatuur onder 50 °C. Controleer vóór het aanpassen van het koelvloeistofpeil de corrosie-/vorstbeveiliging. Om de koelmiddelpeilen te controleren, opent u langzaam en voorzichtig de vuldop- pen (1) en (4) van de beide expansievaten.
  • Pagina 392 Onderhoud Dieselmotor 7.1.5.5 Koelmiddel vervangen (bij RT6Sd) Gebruik alleen corrosie-/antivriesmiddelen die door Volvo zijn goedgekeurd. De koel- vloeistof moet iedere 8000 bedrijfsuren, maar ten minste iedere 4 jaar worden vervan- gen. Hierbij moet u de regionaal geldende voorschriften voor de milieuvriendelijke ver- wijdering van koelvloeistof strikt in acht nemen.
  • Pagina 393 Onderhoud Dieselmotor 7.1.5.6 Aanwijzingen van ROPA over het koelmiddel (algemeen) Koelmiddel bestaat gewoonlijk uit water en corrosie/antivriesmiddel. De corrosie/anti- vriesmiddelen (ethyleen-glycol met corrosie-remmers) voeren onder meer de vol- gende taken uit in het koelsysteem: voldoende corrosie- en cavitatiebescherming bieden voor alle componenten van het koelsysteem.
  • Pagina 394 Onderhoud Dieselmotor 7.1.7 SCR-uitlaatgasnabehandeling met AdBlue ® Geldt alleen voor RT6Sd, 585 kW / 796 pk De machine is uitgerust met een SCR-uitlaatgasnabehandelingssysteem. Volg altijd de aanwijzingen bij de omgang met AdBlue (Zie Pagina 564). ® Vulpijpen AdBlue® AdBlue® tank AdBlue®-pompmodule OPGELET Gevaar voor schade aan de machine!
  • Pagina 395 – Voer het filterinzetstuk in overeen- stemming met de regionaal geldende voorschriften voor afvalverwerking af. – Gebruik een nieuw AdBlue®-filterin- zetstuk (ROPA-artikelnr. 304004100). – Steek het nieuwe filterinzetstuk (5) in de AdBlue®-pompmodule. – Schuif het antivries-membraan (6) in het filterinzetstuk.
  • Pagina 396 Onderhoud Dieselmotor 7.1.8 Andere onderhoudswerkzaamheden aan de motor Bij ieder onderhoud aan de dieselmotor dienen ook de volgende werkzaamheden zorgvuldig en in overeenstemming met de onderhoudsvoorschriften van Volvo (zie het onderhoudsboekje voor motor) te worden uitgevoerd: – Alle leidingen en slangen van de motor controleren op toestand en goede afdich- ting.
  • Pagina 397 Onderhoud Pompverdeleraandrijving Pompverdeleraandrijving De pompverdeleraandrijving is direct aan de dieselmotor gemonteerd met flenzen en stuurt het motorvermogen naar de afzonderlijke hydraulische pompen. Het oliepeil in de pompverdeleraandrijving moet zonder uitzondering dagelijks contro- leren. Controleer het oliepeil alvorens de dieselmotor te starten! Zodra de dieselmotor werd gestart, is de controle van het oliepeil niet meer mogelijk.
  • Pagina 398 – Draai de 4 inbusschroeven (6 mm) op de filterflens (6) eruit en trek het filterinzet- stuk eruit. – Vervang het filterinzetstuk (ROPA-artikelnr. 181052600) door een nieuw exemplaar. Gebruik bij het inbouwen altijd een nieuwe papierpakking (ROPA-artikelnr. 181051700) en een nieuwe O-ring (ROPA-artikelnr. 412030200).
  • Pagina 399 Vervang beschadigde of verouderde slangen onmiddellijk. Gebruik ter vervanging alleen slangen die voldoen aan de technische specificaties van de originele slangen! Om kosten te besparen, raden wij u aan om reserveslangen direct bij ROPA te bestel- len, omdat de originele hydraulische slangen van ROPA meestal aanzienlijk goedko- per worden aangeboden dan concurrerende producten.
  • Pagina 400 Onderhoud Hydraulisch systeem WAARSCHUWING Gevaar voor verbranding! Alle koelers worden heet tijdens het koelen. Gevaar voor ernstige verbrandingen! Veiligheidshandschoenen dragen! Laat vóór alle werkzaamheden aan de koelsystemen de machine voldoende afkoe- len! 400 / 580...
  • Pagina 401 Onderhoud Hydraulisch systeem 7.3.1 Hydrauliekolietank Kijkglas oliepeil + olietempera- Olievuldop tuur WAARSCHUWING Gevaar voor vallen! Gebruik bij onderhoud aan de hydrauliekolietank altijd een stevige ladder. U mag in ieder geval niet over de achterwand van de bunker klimmen en het dak van de motorkast mag niet worden betreden.
  • Pagina 402 – Wanneer u de vuldop voor de hydrauliekolie opent, is het mogelijk dat u een "sis- send geluid" hoort. Dit geluid is normaal. De vuldop (ROPA-artikelnr. 270070000) (2) dient ook als beluchtings- en ontluch- tingsfilter. Deze zorgt voor de noodzakelijke luchtcompensatie bij een schomme- lend oliepeil (bijv.
  • Pagina 403 – Leg de afdichting en het metalen paneel erop. – Smeer de schroeven vóór het bevestigen van het metalen paneel in met kit (ROPA-artikelnr. 017002600) en draai de schroeven vast. – Vernieuw vóór het vullen met verse hydrauliekolie alle filters in het hydraulieksys- teem.
  • Pagina 404 Onderhoud Hydraulisch systeem 7.3.1.2 Zuig-retourfilterelement vervangen Op de hydrauliekolietank is een zuig-retourfilter bevestigd (1). (Filterelement ROPA artnr. 270066500). Het filterelement moet voor het eerst worden vervangen na de eerste 50 bedrijfsuren, daarna één keer per jaar. OPMERKING Zoals bij alle werkzaamheden aan het hydraulieksysteem, moet u ook bij het vervan- gen van het filterelement altijd zorgen voor een zo schoon mogelijke omgeving.
  • Pagina 405 Onderhoud Hydraulisch systeem Bij het vervangen van het filterelement in de zuig-retourfilter gaat u als volgt te werk: – Voordat u de filterbehuizing opent, moet u ervoor zorgen dat het hydraulieksysteem drukloos is en de olievuldop geopend is. – Verwijder de vier bevestigingsschroeven van het deksel en leg deze aan de kant.
  • Pagina 406 Elementen inbouwen – Indien nodig afdichtingsvlakken op de filterpot/-kop, O-ring op de pot en het ele- ment met verse hydrauliekolie invetten. – Nieuw element (ROPA-artikelnr. 270043000) inbouwen. – Filterelement voorzichtig op de centrale opnamepen monteren. – Filterpot tot de aanslag inschroeven.
  • Pagina 407 Onderhoud Hydraulisch systeem Drukfilter voorasbesturing Drukfilter voor voorasbesturing Het element (ROPA-artikelnr. 270033600) wordt gedemonteerd zoals hiervoor is beschreven onder "Onderhoud drukfilter werkhydrauliek". Als gereedschap heeft u een ring- of steeksleutel van 24 mm nodig. OPMERKING Filterelementen afvoeren in overeenstemming met de regionale milieuverordening!
  • Pagina 408 Onderhoud Hydraulisch systeem 7.3.3 Beschermingszeef collectorretourleiding Beschermingszeef Collectorretourleiding In de collectorretourleiding (2) is een beschermingszeef aangebracht (1). Na schade aan het hydraulieksysteem waarbij de mogelijkheid bestaat dat spaanders of vreemde voorwerpen in het hydraulieksysteem terecht zijn gekomen, moet deze beschermende zeef worden gedemonteerd en zo nodig schoongemaakt.
  • Pagina 409 Onderhoud Mechanische aandrijving naar de stuurassen Mechanische aandrijving naar de stuurassen 7.4.1 Cardanassen van de CVR-transmissie naar de stuurassen Alle cardanassen op de machine moeten na iedere 200 bedrijfsuren worden doorge- smeerd. GEVAAR Levensgevaar door draaiende machinedelen! Als de motor draait, kunnen lichaamsdelen of kledingstukken verstrikt raken in de draaiende cardanassen en in de machine worden getrokken.
  • Pagina 410 Onderhoud Mechanische aandrijving naar de stuurassen 7.4.2 Onderhoud kruiskoppelingen in de assen De kruiskoppelingen van de dubbele cardanassen in de fusees van de drie stuurassen moeten na iedere 200 bedrijfsuren worden gesmeerd. Elke kruiskoppeling heeft twee smeernippels. Beide smeernippels (2) moeten worden doorgesmeerd. 410 / 580...
  • Pagina 411 Onderhoud CVR-transmissie (rijaandrijving) CVR-transmissie (rijaandrijving) Met de Constant Variabele ROPA-rijaandrijving (1) wordt de rijaandrijving volledig tranploss van stilstand tot de geprogrammeerde maximale snelheid aangedreven. Het oliepeil moet na iedere 50 bedrijfsuren worden gecontroleerd. Dit controleert u met behulp van het kijkglas (2).
  • Pagina 412 Onderhoud CVR-transmissie (rijaandrijving) Kijkglas Aftapschroef voor olie Vulschroef voor olie OPGEPAST Hete olie! De olie in de CVR-transmissie kan onder bepaalde omstandigheden erg heet zijn. Gevaar voor verbrandingen. – Draag tijdens het vervangen van de olie altijd handschoenen en speciale bescher- mende kleding.
  • Pagina 413 – Draai de 4 schroeven (sleutelbreedte 13) op de filterflens (7) eruit en trek het filte- rinzetstuk eruit. – Vervang het filterinzetstuk (ROPA-artikelnr. 181060100) door een nieuw exemplaar. Gebruik bij het inbouwen altijd een nieuwe papierpakking (ROPA-artikelnr. 181051700) en een nieuwe O-ring (ROPA-artikelnr. 412059500).
  • Pagina 414 Onderhoud CVR-transmissie (rijaandrijving) – Dieselmotor starten en R-Touch observeren. Het waarschuwingssymbool moet binnen 10 seconden verdwijnen van R-Touch. Smering CVR-transmissie uitgevallen! – Als het waarschuwingssymbool niet binnen 10 seconden verdwijnt, moet de motor onmiddellijk worden uitgeschakeld en de transmissie worden ontlucht. –...
  • Pagina 415 Onderhoud CVR-transmissie (rijaandrijving) 7.5.1 Oliekoeler CVR-transmissie Temperatuur in CVR-transmissie te hoog! Wanneer op R-Touch waarschuwingssymbool verschijnt, moet de koeler worden gereinigd. – Controleer de oliekoeler van de CVR-transmissie dagelijks op verontreiniging. – Verwijder grof vuil door het er met de hand uit te halen, door het koelsysteem met een waterslang schoon te spuiten of door het uit te blazen met perslucht.
  • Pagina 416 Onderhoud Assen Assen 7.6.1 Planeetaandrijving De olie moet de eerste keer na 50 bedrijfsuren worden vervangen, daarna één keer per jaar. OPGELET Voor 6-rijige machines met een rijafstand van 45 cm of 50 cm: Het traject "Alleen rooien" (zonder leeg rijden en keren) voor 1000 ha is bij een rijaf- stand van 6 x 45 cm3700 km! In totaal zijn dit ong.
  • Pagina 417 – Draai de aftapschroef voor olie er weer in. – Vul het planeetaandrijving met de meegeleverde vulolie van ROPA tot het oliepeil de onderkant van de olievulopening bereikt. – Draai de controleschroef voor het oliepeil er weer in.
  • Pagina 418 Onderhoud Assen 7.6.2 Differentieel vooras (portaalas) De olie moet de eerste keer na 50 bedrijfsuren worden vervangen, daarna één keer per jaar. Aftapschroef voor olie Olievulopening en controle- schroef oliepeil GEVAAR Gevaar voor verwonding! Levensgevaar door bewegende machineonderdelen. – Vóór de olievervanging moet de machine stilstaan en moet de motor worden uitge- schakeld.
  • Pagina 419 Onderhoud Assen Om de olie te vervangen gaat u als volgt te werk: – Vervang de olie alleen als de transmissie op gebruikstemperatuur is. – Parkeer de machine in een horizontale positie. – Zet er een oliebestendige en voldoende grote opvangbak onder. –...
  • Pagina 420 Onderhoud Assen 7.6.3 Differentieel 1e achteras De olie moet de eerste keer na 50 bedrijfsuren worden vervangen, daarna één keer per jaar. Aftapschroef voor olie GEVAAR Gevaar voor verwonding! Levensgevaar door bewegende machineonderdelen. – Vóór de olievervanging moet de machine stilstaan en moet de motor worden uitge- schakeld.
  • Pagina 421 Onderhoud Assen Olievulopening en controleschroef oliepeil Verplichte oliesoorten: Transmissieolie LS API GL5, SAE 90 LS Hoeveelheid: ong. 30 liter 421 / 580...
  • Pagina 422 Onderhoud Assen 7.6.4 Differentieel 2e achteras De olie moet de eerste keer na 50 bedrijfsuren worden vervangen, daarna één keer per jaar. Olievulopening en controleschroef oliepeil (2) aan de linker voorkant van de as. GEVAAR Gevaar voor verwonding! Levensgevaar door bewegende machineonderdelen. –...
  • Pagina 423 Onderhoud Assen 7.6.5 Versnellingskast Op het differentieel van de 1e achteras is een versnellingskast bevestigd met behulp van een flens. Dit reductietandwiel heeft een eigen oliehuishouding. Het oliepeil moet na iedere 50 bedrijfsuren worden gecontroleerd. U controleert het oliepeil via het kijkglas (2). Dit kijkglas bevindt zich aan de achterste linkerkant van de transmissie Om het oliepeil af te lezen, moet de machine op een vlakke en horizontale ondergrond staan.
  • Pagina 424 – Open de olievulschroef en wacht tot de olie volledig is weggelopen. – Demonteer de wartelmoer van de aanzuigslang (5) van de filteraansluiting. – Vervang het filterinzetstuk (ROPA-artikelnr. 181005400) door een nieuw exem- plaar. – Draai de aftapschroef voor olie er weer in.
  • Pagina 425 Onderhoud Assen 7.6.5.1 Oliekoeler versnellingskast – Controleer dagelijks het aanzuigrooster (6) van de oliekoeler (7) van de versnel- lingskast op verontreiniging. – Reinig deze indien nodig met perslucht of met de sproeistraal van een waterslang – Gebruik hiervoor nooit een hogedrukreiniger. Aanzuigrooster Oliekoeler versnellingskast 425 / 580...
  • Pagina 426 Onderhoud Assen 7.6.6 Portaalaandrijvingen vooras De olie moet de eerste keer na 50 bedrijfsuren worden vervangen, daarna één keer per jaar. Aftapschroef voor olie Olievulopening en controleschroef oliepeil GEVAAR Gevaar voor verwonding! Levensgevaar door bewegende machineonderdelen. – Vóór de olievervanging moet de machine stilstaan en moet de motor worden uitge- schakeld.
  • Pagina 427 Onderhoud Pneumatisch systeem Pneumatisch systeem Het pneumatische systeem inclusief compressor is grotendeels onderhoudsvrij. Alleen de persluchttank hoeft te worden onderhouden. De persluchttank bevindt zich op de voorwand van de bunker. Het condenswater moet dagelijks uit de persluchttank worden afgetapt. Ook als de machine langere tijd (meer dan een week) niet wordt gebruikt, moet het condenswa- ter uit de persluchttanks worden afgetapt.
  • Pagina 428 Onderhoud Hakselaar Hakselaar GEVAAR Gevaar voor beknelling! Bij werkzaamheden aan de geheven rooiunit bestaat het gevaar, dat de rooier of de hakselaar plotseling naar beneden komen. Personen die zich in dat geval in de buurt bevinden, kunnen daarbij ernstig gewond raken. –...
  • Pagina 429 Onderhoud Hakselaar 7.8.1 Onderhoudsstand hakselaar OPGELET Bladtaster naar boven klappen en met de haken vastzetten, als u dat niet doet kan de bestuurderscabine zwaar beschadigd raken. Onderhoudsstand hakselaar Selecteer deze functie met R-Select. +-knop = hakselaar naar boven klappen --knop = hakselaar naar beneden klap- 429 / 580...
  • Pagina 430 Onderhoud Hakselaar Voordat de hakselaar naar boven wordt geklapt, schuift de side-shift de rooiaggregaat in de middelste stand (om beschadiging van het scharnierlager op de cilinder van de onderhoudsstand te voorkomen). Als alternatief voor R-Select heeft de rooiaggregaat buitenbediening. Druk daarvoor op de knop Hakselaar onderhoudsstand (6) en daarnaast op de dodemansknop (1).
  • Pagina 431 Onderhoud Hakselaar Veiligheidsschakel links opgeborgen Veiligheidsschakel links bevestigd Veiligheidsschakel links Veiligheidshaak links op de hakselaar Linker en rechter veiligheidsschakel zoals afgebeeld aan de haken van de hakselaar (2) bevestigen. GEVAAR Bevestig altijd beide veiligheidsschakels (links en rechts), zodat de bevestiging sterk genoeg is om in noodgevallen de last te dragen! Let er voordat u de hakselaar neerklapt op, dat er zich geen personen in het zwenkbe- reik van de hakselaar bevinden.
  • Pagina 432 Onderhoud Hakselaar Wanneer de hakselaar in de onderhoudsstand is geklapt, kan de driepuntsophanging niet vanuit de cabine met de mini-joystick (1) naar de grond worden neergelaten. Hij stop automatisch op een bepaalde hoogte boven de grond. De driepuntsophanging kan alleen verder worden neergelaten, wanneer de mini-joystick (1) na het bereiken van deze hoogte wordt losgelaten, waarna de mini-joystick (1) opnieuw naar voren wordt geduwd.
  • Pagina 433 Onderhoud Hakselaar – Houd de tastveren in deze stand vast. – Voor de grove instelling draait u de schroeven (5) van de klem naar links/rechts. – Verschuif de stangen zover, tot op R-Touch een waarde in de buurt van 0 wordt weergegeven.
  • Pagina 434 Onderhoud Hakselaar 7.8.3 Tastwielen (niet bij R*SU) De axiale speling van de wielsteel op de tastwielen moet wanneer nodig als volgt wor- den afgesteld: – Stelschroef (1) met inbussleutel uitdraaien en bewaren. – De stelmoer (2) zover bijdraaien, totdat deze axiaal tegen de rand van de messing bus aan ligt.
  • Pagina 435 Onderhoud Hakselaar 7.8.4 Hakselaaras Hakselaaras bij de RISU Hakselaarmes en klem bij de RIS* bij de RBS* bij de RAS* 435 / 580...
  • Pagina 436 De as moet regelmatig visueel worden gecon- troleerd op slijtage. Een versleten messenas mag om veiligheidsredenen alleen wor- den vervangen door een origineel ROPA-reserveonderdeel. Onbalans in de ontbladeras lijdt tot schade aan alle onderdelen van de hakselaar.
  • Pagina 437 Slijp de messen na met een zo vlak moge- lijke slijphoek (ong. 12,5°). ROPA levert een slijpmachine met ROPA-artikelnr. 018106700. Om optimaal te kun- nen afkoppen, adviseren wij de nakoppermessen afhankelijk van de gebruiksomstan- digheden iedere 20 - 100 ha (bij een 6-rijige machine) met de slijpmachine te slijpen.
  • Pagina 438 De inloopslede (2) moet eenmaal per week worden gecontroleerd op slijtage. Zodra het loopvlak van de inloopslede (2) dreigt door te slijten, moet de inloopslede (ROPA-artikelnr. 120565804) worden vervangen. Wanneer de inloopplaat (1) even- eens is beschadigd, moet deze ook worden vervangen (ROPA-artikelnr. 120565704). Inloopplaat met inloopslede instellen (Zie Pagina 249).
  • Pagina 439 Onderhoud Rooier Rooier GEVAAR Gevaar voor beknelling! Bij werkzaamheden aan de geheven rooiunit bestaat het gevaar, dat de rooier of de hakselaar plotseling naar beneden komen. Personen die zich in dat geval in de buurt bevinden, kunnen daarbij ernstig gewond raken. –...
  • Pagina 440 Onderhoud Rooier 25-30 Lichte schaarafstand, meestal ideaal 25-30 mm De slijthoek (2) is ervoor bedoeld, de schaarhouder te beschermen tegen slijtage. Ver- vang de slijthoek, voordat deze zijn beschermende werking verliest! 440 / 580...
  • Pagina 441 Voor het rooien absoluut ongeschikte scharen Slijthoek te sterk versleten Gebruik ter vervanging altijd originele ROPA-ploegscharen, omdat deze zijn geoptima- liseerd voor gebruik in de RR-rooier (Zie Pagina 268). 441 / 580...
  • Pagina 442 Onderhoud Rooier 7.9.2 Rooiertransmissie voor rooiwalsen Het oliepeil van deze transmissies (3 stuks) op de rooiaggregaat eenmaal per dag controleren. De rooiaggregaat moet daarvoor volledig worden neergelaten. De eerste keer olie vervangen na 50 bedrijfsuren. De volgende intervallen voor het vervangen van de olie vindt u terug in de onderhoudstabel.
  • Pagina 443 Onderhoud Rooier Rooiertransmissie links en rechts achter Links Rechts Vulschroef voor olie Kijkglas/oliepeilindicator Aftapschroef voor olie Verplichte oliesoorten: Transmissieolie API GL5, SAE 90 Hoeveelheid: per ong. 0,8 liter 443 / 580...
  • Pagina 444 Onderhoud Rooier 7.9.3 Peddeltransmissie Het oliepeil moet iedere 50 bedrijfsuren worden gecontroleerd. Daarvoor moet de rooiaggregaat volledig worden geheven. Vulschroef voor olie Oliepeilindicator Aftapschroef voor olie Verplichte oliesoorten: Transmissieolie API GL5, SAE 90 Hoeveelheid: ong. 0,5 liter 444 / 580...
  • Pagina 445 Onderhoud Rooier 7.9.4 Tastwalsaandrijving Transmissie tastwalsaandrijving bij RR Het oliepeil van deze transmissies (2 stuks) op de RR-rooiaggregaat eenmaal per dag controleren. Daarvoor moet de rooiaggregaat volledig worden neergelaten. De tast- wals moet in de bovenste stand worden gezet. Vulschroef voor olie Oliepeilindicator Aftapschroef voor olie Verplichte oliesoorten:...
  • Pagina 446 Onderhoud Rooier 7.9.5 Trilschaartransmissie Het oliepeil moet iedere 50 bedrijfsuren worden gecontroleerd. Daarvoor moet de rooiaggregaat volledig worden neergelaten. bij RR (de RR-rooiaggregaat heeft een trilschaartransmissie) bij RR-XL (de RR-XL-rooiaggregaat heeft twee trilschaartransmissies) Vulschroef voor olie Kijkglas/oliepeilindicator Aftapschroef voor olie Verplichte oliesoorten: Transmissieolie volledig synthetisch API GL5, SAE 75W-90...
  • Pagina 447 Onderhoud Rooier 7.9.6 Trilschaaraandrijving alleen bij de optie "variabele rijafstand" Bij de variabele rooier moeten de binnenvertandingen van de flens van de verschui- ving van de excenteraandrijving iedere 50 bedrijfsuren worden doorgesmeerd. Advies: Zorg daarvoor voor een afzonderlijk vetpers met koperpasta. Daarmee moeten deze 5 smeerpunten worden doorgesmeerd.
  • Pagina 448 Onderhoud Rooier 7.9.7 Lagers excenteras De olie in de excenteraslagers is een permanente vulling en hoeft niet te worden ver- vangen. Controleer het oliepeil ieder jaar. Daarvoor moet de rooiaggregaat volledig worden neergelaten. Olievulopening Controleschroef oliepeil Verplichte oliesoorten: Transmissieolie API GL5, SAE 90 Hoeveelheid: per ong.
  • Pagina 449 Excenterlager trilschaaraandrijving bijstellen Zodra u door zijwaartse bewegingen van de scharniervork bij de excenterlagers spe- ling vaststelt, moet het betreffende lager worden bijgesteld. U heeft daarvoor speciaal gereedschap van ROPA nodig, namelijk de haaksleutel voor haaksleutelmoeren M75 x 2 (ROPA-artikelnr. 018016200). OPGELET Deze werkzaamheden mogen alleen door personen worden uitgevoerd, die voldoende ervaring hebben met het instellen van kegellagers.
  • Pagina 450 Onderhoud Rooier 7.9.9 Schaarboomgeleider/-ophanging De gehele schaarboomgeleider is met olie gevuld. Op iedere schaarboom bevindt zich een doorzichtige buis met ontluchtingsfilter (1). Deze doorzichtige buis moet altijd met olie zijn gevuld. Als er geen olie meer zichtbaar is, moet zoveel olie worden bijgevuld, tot de doorzichtige buis weer volledig met olie is gevuld.
  • Pagina 451 Onderhoud Rooier 7.9.10 Rooiwalsen Onderhoud Controleer de leidingen van het centrale smeersysteem die naar de rooiwalslagers lopen dagelijks (visuele controle). Rooiwals vervangen Wanneer een hoog uit de grond stekende steen de rooiwals verbuigt, of wanneer een wals is versleten, moet deze worden vervangen door een nieuwe. Spanpennen PA-afsluitdoppen (voor het afsluiten van het boorgat, wanneer geen borgpen is gemonteerd)
  • Pagina 452 (5). – Drijf de spanpennen (1) in (niet bij de 4de rooiwals). – Monteer de leiding van het centrale smeersysteem (3). – Sluit alle vrije stelpengaten af met originele ROPA-dopjes (ROPA-artikelnr. 120280300), om het binnendringen van vuil te voorkomen. OPMERKING...
  • Pagina 453 Onderhoud Zeefband 7.10 Zeefband OPGELET Alle wielen van de zeefband moeten dagelijks worden gecontroleerd of ze goed wer- ken en niet beschadigd zijn. Geblokkeerde of beschadigde wielen moeten direct wor- den vervangen door nieuwe wielen. Zeefketting en wielen moeten bovendien dagelijks worden gereinigd door ingeklemde stenen of andere vreemde voorwerpen te verwijde- ren.
  • Pagina 454 Onderhoud Zeefband 7.10.2 Gelijkloop afstellen Als de zeefketting links of rechts sterker tegen de brug van het aandrijfwiel loopt, moet de gelijkloop direct worden afgesteld, omdat de zeefketting sterk kan slijten. Ga als volgt te werk: – Draai de vier klemschroeven (1) los. –...
  • Pagina 455 Vul via de kijkglasopening (2) zoveel nieuwe transmissieolie bij, tot het de onder- kant van de opening heeft bereikt. Draai het kijkglas er weer in en gebruik een nieuwe afdichting (ROPA-artikelnr. 412026100). Hef de rooier weer omhoog. Controleer het oliepeil.
  • Pagina 456 Onderhoud Zeefzonnen 7.12 Zeefzonnen Alle zeefzontanden moeten na de eerste 50 en 500 bedrijfsuren worden aangedraaid. Alle zeefzontanden dagelijks controleren. Kapotte zeefzontanden moeten direct wor- den vervangen, losgeraakte zeefzontanden moeten direct worden vastgedraaid. M10 = 72 Nm M14 = 135 Nm Wanneer u vaststelt dat er op reeds gerooide oppervlakken nog grote aantallen bie- ten liggen, is er een defect aan óf het rooster óf aan de zeefzontanden.
  • Pagina 457 Onderhoud Elevator 7.13 Elevator WAARSCHUWING Gevaar voor verwonding! Levensgevaar door bewegende machineonderdelen. – Vóór het betreden van de bunker moet de machine stilstaan en moet de motor wor- den afgezet. – De machine moet tegen onbedoeld starten van de motor worden beveiligd. –...
  • Pagina 458 Onderhoud Elevator 4 Wanneer ze niet deze lengte hebben, is de elevatorband met de beide spanwielen (1) te strak opgespannen. Als de lengte correct is, gaat u verder met punt 8. 5 Draai achter en voor op de spanarm de twee klemschroeven (2) los. 458 / 580...
  • Pagina 459 Onderhoud Elevator 6 De spanning van de elevatorband verlagen: zet de spanarmen aan beide kanten met dezelfde hoeveelheid naar beneden door aan de moeren (3) op de spanstan- gen (4) te draaien. 7 Herhaal de punten 1-3 en controleer de lengte van de cilinders (13) opnieuw. 8 Controleer vervolgens de cilinders van de linker elevatorarm, de cilinders (10) moe- ten tot aan de aanslag zijn ingeschoven.
  • Pagina 460 Onderhoud Elevator 10 Controleer de instelling van de aanslagschroeven (11), de afstand tussen de schroefkop en de elevatorarm moet ong. 2 mm zijn. 11 Controleer de lengte van de beide steuncilinders, de cilinders (12) moeten tot aan de aanslag zijn uitgeschoven. De cilinders zijn tot aan de aanslag uitgeschoven, wanneer ze een lengte hebben van 1460 mm vanaf het midden van de schroefkop tot aan het midden van de schroefkop.
  • Pagina 461 Onderhoud Elevator 13 Controleer de spanning van de elevatorband onder de machine. De elevatorband moet in de werkstand altijd zo zijn opgespannen, dat hij bij de bieteninworp bij uit- geklapte elevator maximaal 3 cm (13) doorhangt. Wanneer de elevatorband verder doorhangt wanneer de elevator uitgeklapt maar leeg is, moet hij worden opgespan- nen.
  • Pagina 462 Onderhoud Elevator Gelijkloop afstellen: Als de elevatorband links of rechts sterker tegen de brug van het aandrijfwiel loopt, moet de gelijkloop op de elevatorarm rechts direct worden afgesteld, omdat de eleva- torband anders sterk kan slijten. Ga als volgt te werk: –...
  • Pagina 463 Onderhoud Elevator Reiniging: De elevatorschacht moet eenmaal per dag op aangekoekt vuil worden gecontroleerd en zo nodig worden schoongemaakt (vuilschraper). In extreme omstandigheden kan het nodig zijn de schacht ook tussendoor tijdens het werken schoon te maken. Alle wielen op de elevator moeten eenmaal per dag worden gecontroleerd, of ze nog probleemloos kunnen draaien.
  • Pagina 464 Onderhoud Bunker 7.14 Bunker De bunker (alle wanden rondom de bodemketting) moet eenmaal per dag op aange- koekt vuil worden gecontroleerd en zo nodig worden schoongemaakt. Aangekoekte aarde vermindert de capaciteit van de bietenbunker en verhoogt het eigen gewicht van de machine! 7.14.1 Bunkervijzel De buis en de windingen van de bunkervijzel moeten regelmatig worden schoonge-...
  • Pagina 465 Onderhoud Bunker Bodemketting lengterichting: Na het rooien van ong. 1200 ha of ieder jaar. Bodemketting in de breedterichting: Na het rooien van ong. 600 ha of ieder jaar. Draai bij het vervangen van de ket- tingen iedere ketting zoals op de afbeel- ding hiernaast te zien is.
  • Pagina 466 Onderhoud Bunker 7.14.3.1 Spanning bodemketting OPGELET Controleer de bunkerbodem regelmatig. Aarde die aan de bunkerbodem is vastge- plakt moet ten minste één keer per dag worden afgeschraapt. Door de aarde kan de bodemketting te sterk worden opgespannen. Hierdoor kan de bodemketting breken. De bodemkettingen in de lengte- en breedterichting mogen niet te strak zijn opge- spannen.
  • Pagina 467 Onderhoud Bunker 7.14.3.2 Bodemketting in de lengterichting opspannen De beide bodemkettingen in de lengterichting worden vooraan opgespannen. Ze moe- ten afzonderlijk worden opgespannen. De twee spanschroeven per bodemketting bevinden zich vóór op het keerpunt van de bodemketting onder de bunkerbodem. Spanschroef Contramoer Om op te spannen:...
  • Pagina 468 Onderhoud Bunker 7.14.3.3 Bodemketting in de breedterichting opspannen De beide bodemkettingen in de breedterichting worden aan de rechterkant van de machine opgespannen. Ze moeten afzonderlijk worden opgespannen. De twee span- schroeven per bodemketting bevinden zich op het keerpunt van de bodemketting onder de bunkerbodem.
  • Pagina 469 Onderhoud Bunker 7.14.3.4 Aandrijfketting De beide aandrijfkettingen van de bodemkettingaandrijving en de aandrijfketting van de reinigingswals moeten na 100 bedrijfsuren worden ingevet en de kettingspanning moet worden gecontroleerd. Aandrijfketting bodemketting in de Aandrijfketting bodemketting in de breedterichting en reinigingswals lengterichting Spanklossen Steun oliemotor (niet afstellen!) –...
  • Pagina 470 Onderhoud Bunker 7.14.3.5 Lagers van bodemkettingaandrijfas en reinigingswals Bodemkettingen in de lengterichting De drie aandrijfaslagers moeten iedere 100 bedrijfsuren worden gesmeerd. Twee lagers kunt u vanuit de binnenkant van de bunker, door een uitsparing (5) in de afdek- king van de aandrijfas van de bodemketting in de lengterichting smeren. Het derde lager bevindt zich op de aandrijfas achter het kettingwiel (toegankelijk wanneer het rechter paneel is geopend).
  • Pagina 471 Onderhoud Bunker Omkeerwielen bodemketting De in totaal 8 omkeerwielen van de bodemketting (4 voor de lengterichting, 4 voor de breedterichting) moeten iedere 100 bedrijfsuren worden gesmeerd. Lagers reinigingswals De beide lagers van de reinigingswals moeten iedere 100 bedrijfsuren worden gesmeerd. 471 / 580...
  • Pagina 472 Onderhoud Losband 7.15 Losband OPGELET Wanneer bij het onderste keerpunt van de losband op de omkeerwielen of op de band vuil en onkruid zijn opgehoopt, moet dit regelmatig, evt. zelfs meerdere malen tijdens een werkdag, worden verwijderd. De losband kan zeer gemakkelijk worden schoongemaakt, wanneer u de losband zoals op de onderstaande afbeelding te zien is in de reinigingsstand zet.
  • Pagina 473 Onderhoud Losband 7.15.1 Riem naspannen Klemschroeven Contramoer Spanschroef WAARSCHUWING Gevaar voor zware verwondingen. – Het naspannen van de riem van de losband is alleen toegestaan wanneer de aan- drijving en de motor zijn uitgeschakeld. – De machine moet tegen onbedoeld starten van de motor worden beveiligd De riem van de losband moet worden nagespannen, wanneer de vingers van de mee- nemer tegen het keerpunt op de reinigingswals aankomen.
  • Pagina 474 Onderhoud Losband Aandrijfwielen OPGELET Aandrijfwielen op tijd vervangen, wacht niet tot de losbandriem overslaat! Controleer de aandrijfwielen wekelijks op slijtage. Ernstig versleten aandrijfwielen lei- den tot de vroegtijdige slijtage van de losbandriem. 474 / 580...
  • Pagina 475 Onderhoud Airconditioning en ventilatiesysteem 7.16 Airconditioning en ventilatiesysteem Als de airconditioning te weinig koelcapaciteit heeft, kan dit de volgende oorzaken hebben: – Condensator airconditioning vervuild. Oplossing: condensator airconditioning reinigen. – Koelmiddelcircuit is niet voldoende gevuld. Hulp: Alleen mogelijk door vakkrachten met speciaal vereist gereedschap. –...
  • Pagina 476 Let hierbij op de door- looprichting. De pijl (3) die op de filter is gedrukt moet in de richting van de voorruit wijzen. Dit filterelement (ROPA-artikelnr. 352042200) moet mini- maal één keer per jaar worden ver- nieuwd. 476 / 580...
  • Pagina 477 – Filterelement reinigen met perslucht. – Gereinigd filterelement weer in steunframe plaatsen en met kartelschroef vast- draaien. – Afdekking sluiten. Dit filterelement (ROPA-artikelnr. 352033200) moet minimaal één keer per jaar worden vernieuwd. 7.16.4 Condensafvoer Controleer de condensafvoer van de airconditioning aan de onderkant van de cabine regelmatig.
  • Pagina 478 Iedere twee jaar: – Koudemiddel en combi-filterdroger (1) (ROPA artnr. 352041500) door een bevoegde service-werkplaats laten vervangen. Het koudemiddel wordt door ROPA vermengd met een fluorescerend middel. Hierdoor kunnen eventuele lekken in de airconditioning snel en voordelig worden opgespoord. 478 / 580...
  • Pagina 479 Daarna onmiddellijk een arts raadplegen. Vul indien nodig zoveel gedestilleerd water bij totdat het accuzuurpeil 10 mm boven de bovenrand van de platen reikt. Met de ROPA-accucelvuller met automatische vulstandregeling (ROPA-artikelnr. 015036400) doet u dit snel en veilig. 479 / 580...
  • Pagina 480 Onderhoud Printer (optie) 7.18 Printer (optie) Na grote aantallen afdrukken kan het soms, afhankelijk van de papierkwaliteit en omgevingsinvloeden, nodig zijn de printerkop, sensor en de aandrijfrol te reinigen, in het bijzonder wanneer niet meer goed wordt afgedrukt. – Klep van de papierrolhouder openen en de papierrol verwijderen. –...
  • Pagina 481 Onderhoud Voor een langere periode stilzetten 7.19 Voor een langere periode stilzetten Als de machine meer dan vier weken niet wordt gebruikt, moeten de volgende werk- zaamheden worden uitgevoerd: – Machine grondig wassen. Voorkom dat water direct op lagers en draagwielen spat. –...
  • Pagina 482 Onderhoud Voor een langere periode stilzetten Levensduur van de accu's Om de startcapaciteit van de accu bij een stilstandtijd van meer dan 2 weken te garan- deren, moet u de volgende aanwijzingen in acht nemen: – Vloeistofpeil controleren. Als het te laag is, mag u alleen gedestilleerd water tot aan de maximum-markering van het zuurpeil bijvullen.
  • Pagina 483 Onderhoud Demontage en verwijdering 7.20 Demontage en verwijdering Als de machine aan het einde van de levensduur niet correct wordt afgevoerd, kan dit leiden tot ongevallen en schade aan het milieu. Gevaar door: Hydraulische olie/motorolie Smeermiddelen/hulpstoffen Koelvloeistof/koudemiddel Brandstof Accu's Medium-/drukaccumulatoren die onder druk staan Reststroom Bewegende delen –...
  • Pagina 484 Storingen en problemen oplossen 484 / 580...
  • Pagina 485 Storingen en problemen oplossen Storingen en problemen oplossen 485 / 580...
  • Pagina 486 Storingen en problemen oplossen 486 / 580...
  • Pagina 487 – Bij de geringste twijfel moet u vakkundig personeel inschakelen of contact opne- men met een onderhoudsmonteur van ROPA. – Voer geen reparaties uit aan de machine als u niet over de nodige vakkennis of ervaring beschikt.
  • Pagina 488 Storingen en problemen oplossen Zekeringen Zekeringen 8.2.1 Smeltzekeringen Er zijn voornamelijk normale platte zekeringen (smeltzekeringen) gebruikt in de machine. Deze zekeringen zijn zonder gereedschap toegankelijk. De elektrische zekeringen bevinden zich – op de dieselmotor (Zie Pagina 490) – naast de accubak (Zie Pagina 491) –...
  • Pagina 489 Storingen en problemen oplossen Zekeringen 8.2.2 Elektronische zekeringen Zekering F085r tot F328r zijn terugschakelende elektronische zekeringen. Als de licht- diode (LED) (1) in een zekering brandt, is de zekering overbelast en de voeding naar de aangesloten component onderbroken. De zelf-resettende elektronische zekeringen bevinden zich –...
  • Pagina 490 Storingen en problemen oplossen Zekeringen 8.2.3 Zekeringen op de dieselmotor Rechtsachter op de dieselmotor bevindt zich de hoofdzekering (Mega-Fuse-zekering). F001 (1) zorgt voor de stroomvoorziening naar de schakelkast van de motore. Er bevinden zich meer Mega-Fuse-zekeringen naast de accubak (Zie Pagina 491).
  • Pagina 491 Storingen en problemen oplossen Zekeringen 8.2.4 Zekeringen bij de accubak Rechts naast de bovenste accubak bevinden zich twee hoodzekeringen (Mega-Fuse- zekering). F002 (2) zorgt voor de stroomvoorziening naar de kabeldoos in het midden. F005 (5) zorgt voor de stroomvoorziening naar de centrale elektronica. Er bevindt zich nog een Mega-Fuse-zekering op de dieselmotor (Zie Pagina 490).
  • Pagina 492 Storingen en problemen oplossen Zekeringen 8.2.5 Zekeringen in de stoelconsole bestuurderscabine Ampère Functie F061 Alle computers, kleurenterminals, soystick, bedieningselementen F062 Luchtzitting, stoelverwarming Klem 15 F063 G015 Spanningsomvormer 24 V / 5 V (alleen bij optie printer) F064 G018 Dubbele USB-aansluiting F068 A011 Printer Automatisch terugschakelende elektronische zekeringen met LED...
  • Pagina 493 Storingen en problemen oplossen Zekeringen 8.2.6 Zekeringen in de centrale elektronica in de bestuurderscabine Ampère Functie F021 A038 Uitgangen I/O-module III F022 A039 Uitgangen I/O-module IV A007 Kleurenterminal rechts F023 X340 Dieselmotor-diagnoseaansluiting A070 Kleurenterminal links F024 Binnenverlichting rechts A038 CPU I/O-module III F025 A037 CPU I/O-module V (alleen bij RR-XL) F026...
  • Pagina 494 Storingen en problemen oplossen Zekeringen Ampère Functie Stuurkolomschakelaar, claxon, knipperlicht, ruitenwisserregelaar, F044 ruitensproeierpomp F045 A019 Controller airconditioning F046 A046 Ethernetswitch cabine F047 Reserve F048 Reserve F049 Sensoren rooierkast 24 V / radioconsole F051 Stadslicht rechts oor, linksachter F052 Stadslicht linksvoor, rechtsachter, schakelaarverlichting van licht F053 Dimlicht...
  • Pagina 495 Storingen en problemen oplossen Zekeringen 8.2.7 Zekeringen in de centrale elektronica aan de buitenkant van de bestuurderscabine Ampère Functie F006.A A001 Voeding uitgangen F007.A A001 Voeding uitgangen Klem 30 F008.A A001 Voeding uitgangen printplaat F009.A Relais (niet gebruikt) F010.A A001 Voeding CPU Automatisch terugschakelende elektronische zekeringen met LED F101r.A 125 mA...
  • Pagina 496 Storingen en problemen oplossen Zekeringen Ampère Functie F117r.A 125 mA B212 Druksensor handrem 24 V F118r.A 125 mA B178 Druksensor ontlasting driepuntsophanging (rechts) 24 V F119r.A 125 mA D012 Camera cabinedak 24 V F120r.A 125 mA Camera individueel 24 V F121r.A 125 mA D013 Camera driepuntsophanging (alleen RR-XL met snelkoppeling)
  • Pagina 497 Storingen en problemen oplossen Zekeringen 8.2.8 Zekeringen in de schakelkast van de motor Ampère Functie F006.C A003 Voeding uitgangen F007.C A003 Voeding uitgangen Klem 30 F008.C A003 Voeding uitgangen printplaat F009.C K002/C Relais ventilatormotor versnellingskastkoeler F010.C A003 Voeding CPU F071 Stopcontact achter 24 V F075 K043 Stroomvoorziening accurelais, direct van de accu...
  • Pagina 498 Storingen en problemen oplossen Zekeringen Ampère Functie F113r.C 125 mA B081/B082 Olietank vulniveau/temperatuur 24 V F114r.C 125 mA K043 Herkenning klem 15 AAN 24 V F115r.C 125 mA D002 Camera achteruitrijden 24 V F116r.C 125 mA D004 Camera losband 24 V F117r.C 125 mA D011 Camera zeefband 24 V...
  • Pagina 499 Storingen en problemen oplossen Zekeringen 8.2.9 Zekeringen in de kabeldoos in het midden Ampère Functie F090 A002 Voeding uitgangen F091 A002 Voeding uitgangen Klem 30 printplaat F092 A002 Voeding uitgangen F093 A002 Voeding CPU Automatisch terugschakelende elektronische zekeringen met LED F151r 125 mA B107 Druksensor toevoerdruk luchtketel 24 V...
  • Pagina 500 Storingen en problemen oplossen Zekeringen Ampère Functie F168r 125 mA B148 Niveau 1e achteras rechts 24 V F169r 125 mA B150 Niveau 2e achteras rechts 24 V F170r 125 mA B223 Druksensor zeefzon 3 24 V F171r 125 mA B055 Druksensor zeefzon pompdruk 24 V F172r 125 mA B165 Hoogte bunkerbeugel voor...
  • Pagina 501 Storingen en problemen oplossen Zekeringen 8.2.10 Zekeringen in elektrische schakelkast van de rooier (bij RR) LED in de elektrische schakelkast van de rooier Ampère Functie F201r 100 mA B030 Toerental rooiwalsen 1-6 F202r 100 mA B176 Toerental trilschaar F203r 100 mA B029 Toerental tastwals (alleen bij modellen met haakse overbren- ging, TMT, DSM-sensor) B068 Druksensor hakselaarontlasting rechts F301r...
  • Pagina 502 Storingen en problemen oplossen Zekeringen Ampère Functie B063 Sensor hakselaardiepte links F309r 100 mA 24 V B064 Sensor tastwalshoogte rechts B065 Sensor tastwalshoogte links F310r 100 mA 24 V B189 Schaarboombesturing 1 B190 Schaarboombesturing 2 F311r 100 mA 24 V B191 Schaarboombesturing 3 B192 Schaarboombesturing 4 F312r...
  • Pagina 503 Storingen en problemen oplossen Zekeringen 8.2.11 Zekeringen in schakelkast van de rooier (bij RR-XL) LED in de elektrische schakelkast van de rooier Ampère Functie F201r 100 mA B030 Toerental rooiwalsen 1-6 F202r 100 mA B176 Toerental trilschaar B068 Druksensor hakselaarontlasting rechts F301r 100 mA 24 V...
  • Pagina 504 Storingen en problemen oplossen Zekeringen Ampère Functie B064 Sensor tastwalshoogte rechts B065 Sensor tastwalshoogte links F310r 100 mA 24 V B189 Schaarboombesturing 1 B190 Schaarboombesturing 2 F311r 100 mA 24 V B191 Schaarboombesturing 3 F312r 100 mA B192 Schaarboombesturing 4 24 V B029 Toerental tastwals Poclain-aandrijving F313r...
  • Pagina 505 Storingen en problemen oplossen Relais-lijst Relais-lijst Omschrijving Positie in Opmerking Artikelnr. de machine K001 Relais hoofdbelasting Centrale elektronica Belastingsrelais contactstroom 320009900 klem 15 in de bestuurders- klem 15, vermogen 70 A cabine K002.C Relais ventilatormotor op printplaat in de schakelt de ventilator 320015400 versnellingskastkoeler motorkast...
  • Pagina 506 Storingen en problemen oplossen Storingen opsporen met R-Touch Kleurcode voor elektriciteitskabels Kleurcode voor elektriciteitskabels Bruin Aarde bruin/wit geschakelde aarde Rood Klem 30 (constante voeding) Roze Klem 15 (contactstroom) Geel 9,0 Volt Paars 12 Volt Blauw Signaalleidingen digitaal (AAN/UIT) Groen Signaalleidingen analoog (sensorwaarden kunnen worden gewij- zigd) Grijs Alle lampjes "E"...
  • Pagina 507 Storingen en problemen oplossen Storingen opsporen met R-Touch Component Positie in de Opmerking ROPA-artikelnr. machine A001 Computer TTC580 in centrale elektro- 320088700 nica op het paneel A002 Computer TTC580 bij het bunkertrapje 320088700 A003 Computer TTC580 in de motorkast op...
  • Pagina 508 Storingen en problemen oplossen Storingen opsporen met R-Touch Component Positie in de Opmerking ROPA-artikelnr. machine A047 Ethernetswitch ach- In motorkast rechts- Voor de overdracht van video- 320103100 voor beelden A067 Doseerventiel Op de katalysator Alleen in de RT6Sd, uitlaat- Volvo...
  • Pagina 509 Storingen en problemen oplossen Storingen opsporen met R-Touch 8.5.1 Overzicht Diagnosemenu's Hoofdmenu Service Basisinstellingen Versie Autopiloot Diagnose Afstelling Speciale functies Systeem Teach-in Gebruiksgegevens Basisgegevens Service Hardware vervangen Software-update Gegevensservice Foutcodegeheugen Hierna laten wij u afbeeldingen zien van de beschikbare diagnosemenu's op R-Touch. Diagnose van de storing is eenvoudiger voor de onderhoudsmonteurs als u op ver- zoek van de onderhoudsmonteur naar de betreffende menu-items navigeert en de getoonde waarden of symbolen doorgeeft.
  • Pagina 510 Storingen en problemen oplossen Storingen opsporen met R-Touch Diagnose Bedieningselementen A010 Joystick rechts Ingangen digitaal Ingangen analoog A018 Bunker legen Ingangen toerental A040 R-Select-Direct Uitgangen pulsbreedtemodulatie en software A041 Toetsenveld 1 Dieselmotor A042 Toetsenveld 2 Bedieningselementen A043 Toetsenveld 3 Airconditioning Functies Diagnose Functies...
  • Pagina 511 Storingen en problemen oplossen Starten met behulp van ander voertuig en accu opladen Starten met behulp van ander voertuig en accu opladen OPGELET – Als de machine noodzakelijk moet worden gestart met starthulp, mag nooit een laad- of starthulpapparaat met een electriciteits- of generatoraansluiting worden gebruikt omdat het gebruik van deze apparatuur onherstelbare schade aan de elektronica van de machine kan veroorzaken.
  • Pagina 512 Storingen en problemen oplossen Starten met behulp van ander voertuig en accu opladen Accu laden Om de accu's op te laden, moet de pluspool altijd (2) worden afgeklemd en de accu- hoofdschakelaar worden uitgeschakeld. Verwijder de pluspool van de accubrug niet (1). Voor het opladen van de accu mogen alleen normale acculaders worden gebruikt.
  • Pagina 513 – Start de motor van het hulpvoertuig en laat deze motor draaien met een middelma- tig toerental. – Start de motor van de ROPA machine en zorg ervoor dat de startpoging niet lan- ger als 15 seconden duurt. – Voordat u de startkabels verwijdert moet u de motor van het hulpvoertuig altijd uit- schakelen, anders kan de elektronica van het hulpvoertuig beschadigd raken.
  • Pagina 514 Let op het verhoogde brandgevaar bij het lassen in de buurt van brandbare onderdelen of vloeistoffen (brandstof, olie, vet, ban- den, enz.). Wij wijzen er nadrukkelijk op dat ROPA geen garantie biedt voor schade aan de machine die veroorzaakt wordt door onjuist lassen.
  • Pagina 515 Trek de handrem aan en beveilig de machine met de vier wielblokken, die zijn aangebracht op de voorwand van de bunker, tegen onbedoeld wegrollen. Neem con- tact op met een bevoegde klantenservice van ROPA bij u in de buurt. U hebt geschikte bergingshulpmiddelen en gepast gereedschap nodig.
  • Pagina 516 Het aankoppelen van bergingshulpmiddelen aan de voorzijde van de machine is zeer moeilijk en mag alleen in een extreme noodgevallen en door gekwalificeerd personeel worden uitgevoerd. Neem indien nodig contact op met de klantendienst van ROPA. OPMERKING Zorg ervoor dat de berginshulpmiddelen altijd goed bevestigd zijn. Houd er rekening mee dat tijdens het bergen van een voertuig, de belasting voor de bergingshulpmidde- len kan oplopen tot meer dan het dubbele van het normale voertuiggewicht.
  • Pagina 517 – Beveilig de machine met wielblokken en door de handrem aan te trekken tegen onbedoeld wegrollen. – Voor het opkrikken van de vooras (1) heeft u de ROPA-hefinrichting voor portaalassen met ROPA-artikelnr. 018078600 met de contourplaat met ROPA-artikelnr. 018078800 nodig.
  • Pagina 518 – Als de machine is opgekrikt, moet deze met massieve, draagkrachtige hou- ten balken of vergelijkbare voorwerpen extra worden beveiligd tegen vallen. Voor het verwisselen van de banden raden wij aan om de ROPA-assteun met ROPA-artikelnr. 018041400 te bevestigen onder de wielnaaf.
  • Pagina 519 Storingen en problemen oplossen Maak de handrem met de hand los 8.11 Maak de handrem met de hand los Werkzaamheden aan de veerbelaste drukaccumulatoren zijn gevaarlijk en mogen alleen door personen worden uitgevoerd die hiervoor zijn opgeleid en die vertrouwd zijn met het werken aan voorgespannen veerpakketten.
  • Pagina 520 – Voertuig met twee wielblokken beveiligen tegen wegrollen. – Schroefdop (2) verwijderen. – Schroef de noodontspanningsmoer (3) met ROPA-artikelnr. 018104800 op de getoonde positie op de instelschroef (4) en draai deze handvast. – Plaats een ringsleutel op de noodontspanningsmoer en met een duidelijke weer- stand (max 100 Nm) met de klok mee draaien tot aan de voelbare aanslag.
  • Pagina 521 Storingen en problemen oplossen Hydraulische ventielen Zodra de reparaties zijn uitgevoerd, moeten de veerbelaste drukaccumulatoren als volgt worden geactiveerd: – Met de ringsleutel (5) de noodontspanningsmoer tegen de klok in met duidelijke weerstand weer losdraaien. – De behuizing moet weer met de schroefdop worden gesloten. –...
  • Pagina 522 – Zodra u vaststelt dat de leiding doorloopt, kunt u de leiding weer met de verbruiker verbinden. Controleer de vrije doorgang met een tussensmering. – Als de hier beschreven methode niet het gewenste resultaat heeft, neem dan con- tact op met uw ROPA-klantenservice. 522 / 580...
  • Pagina 523 Storingen en problemen oplossen Centraal smeersysteem – ontluchten en verwijderen van blokkades Sommige verdelers zijn van een smeernippel voorzien. Met deze smeernippel kunnen fouten gemakkelijker worden gevonden. Alle smeerpunten van de onderverdeler kunnen met behulp van deze smeernippel worden doorgesmeerd, omdat in de uitlaat van de hoofdverdeler een terugslagklep aanwezig is.
  • Pagina 524 Storingen en problemen oplossen Noodmodus ventilatoraandrijvingen 8.14 Noodmodus ventilatoraandrijvingen U kunt op de volgende manier controleren of de ventilator van de hydrauliekoliekoe- ling werkelijk met maximaal toerental draait: – Trek de stekker (3) met label "Y136" van de terugstroomklep op de oliemotor van de ventilator eruit.
  • Pagina 525 Storingen en problemen oplossen Brandstoftank omlaag klappen 8.15 Brandstoftank omlaag klappen Voor betere toegang tot de onderkant van de hydrauliekpompen in de motorruimte kan de brandstoftank als volgt worden weggeklapt: – Bevestigingsschroef (1) links naast de tanksteun uitschroeven. – De tank langzaam laten zakken door het lange draadeind (2) links naast de drager van het achterpaneel los te draaien.
  • Pagina 526 Storingen en problemen oplossen Checklist voor het optimaliseren van de rooikwaliteit 8.16 Checklist voor het optimaliseren van de rooikwaliteit Voor machines met nakopper (Micro-Topper en standaardkopper) Bij rooiproblemen controleert/verandert u de instelling in de onderstaande volgorde: Aanhangend blad – Rooisnelheid verlagen –...
  • Pagina 527 Storingen en problemen oplossen Checklist voor het optimaliseren van de rooikwaliteit Wortelbreuk – Dieper rooien – Bij beschadigde bieten, de rooisnelheid verlagen – Ploegschaar controleren/vernieuwen – Toerental zeefband verlagen – Toerentallen zeefzonnen verlagen – Glijring op de veertanden naar beneden afstellen –...
  • Pagina 528 Storingen en problemen oplossen Checklist voor het optimaliseren van de rooikwaliteit Voor machines met ontbladeraar Bij rooiproblemen controleert/verandert u de instelling in de onderstaande volgorde: Aanhangend blad – Combi-as/poetseras dieper afstellen – Toerental combi-as/poetseras verhogen – Rooisnelheid verlagen Kop - beschadigingen –...
  • Pagina 529 – Afstand/hoogte zeefband - rooiwalsen - zeefzonnen verkleinen – Zeefzontanden controleren (verloren/defect) – Afstand tussen geleideroosters en zeefzonnen ver- kleinen – Afstand tussen het binnengeleidingsrek en de zeefzon verkleinen De checklist is opgesteld door ROPA in samenwerking met LIZ. 529 / 580...
  • Pagina 530 Lijsten/tabellen/schema's/grafieken/onderhoudsattesten 530 / 580...
  • Pagina 531 Lijsten/tabellen/schema's/grafieken/onderhoudsattesten Lijsten/tabellen/ schema's/grafieken/ onderhoudsattesten 531 / 580...
  • Pagina 532 Lijsten/tabellen/schema's/grafieken/onderhoudsattesten 532 / 580...
  • Pagina 533 Lijsten/tabellen/schema's/grafieken/onderhoudsattesten Smeermiddelen en brandstoffen Smeermiddelen en brandstoffen Component Smeermiddeltype Hoeveelheid Intervallen Dieselmotor Motorolie, gedeeltelijk synthetisch iedere 500 bedrijfsu- Volvo-norm VDS-3 (alleen voor RT6Sa) Uitzondering: Motorolie ong. 48 liter Motorolie, Low-SAPS het zwavelgehalte is max. 15 ppm (Zie Volvo-norm VDS-4.5 (alleen voor RT6Sd) Pagina 373) Koelsysteem...
  • Pagina 534 Smeervet volgens Smeerpunten conform DIN 51825, NLGI-klasse 2, type: KP2K-20, smeerschema bij zeer lage buitentemperaturen KP2K-30 excentervertanding Koperpasta ROPA-artikelnr. 017033400 wanneer nodig (alleen RR-V) Airconditioning Koudemiddel en olie wanneer nodig Zie Pagina 478 Ruitensproeiersysteem Ruitensproeier-antivries rong.
  • Pagina 535 Lijsten/tabellen/schema's/grafieken/onderhoudsattesten Onderhoudstabel Onderhoudstabel Onderhoudsintervallen na de eerste voor oogst- dage- indien Onderhoudswerkzaamheden na de eer- jaarlijks lijks iedere 50 iedere 500 nodig begin bedrijfsur. ste 500 bedrijfsuren bedrijfsuren bedrijfsur. Dieselmotor Zie ook de gebruiksaanwijzing van Volvo Volvo TAD1643VE-B / TWD1683VE Oliepeil controleren Motorolie en oliefilter vervangen Uitzondering: het zwavelgehalte is max.
  • Pagina 536 Lijsten/tabellen/schema's/grafieken/onderhoudsattesten Onderhoudstabel Onderhoudsintervallen na de eerste voor oogst- dage- indien Onderhoudswerkzaamheden na de eer- jaarlijks lijks iedere 50 iedere 500 nodig begin bedrijfsur. ste 500 bedrijfsuren bedrijfsuren bedrijfsur. Versnellingskast op 1e achteras Oliepeil controleren Olie en aanzuigfilter vervangen Assen Oliepeil controleren Olie vervangen Planeetaandrijving Zie Pagina 416...
  • Pagina 537 Lijsten/tabellen/schema's/grafieken/onderhoudsattesten Onderhoudstabel Onderhoudsintervallen na de eerste voor oogst- dage- indien Onderhoudswerkzaamheden na de eer- jaarlijks lijks iedere 50 iedere 500 nodig begin bedrijfsur. ste 500 bedrijfsuren bedrijfsuren bedrijfsur. Bestuurderscabine Luchtcirculatiefilter reinigen Luchtcirculatiefilter vernieuwen Aanzuigfilter voor verse lucht reinigen Aanzuigfilter voor verse lucht vernieu- Hakselaar Nakoppermessen slijpen Wanneer nodig: 1 x per dag tot 1 x per week...
  • Pagina 538 Lijsten/tabellen/schema's/grafieken/onderhoudsattesten Onderhoudstabel Onderhoudsintervallen na de eerste voor oogst- dage- indien Onderhoudswerkzaamheden na de eer- jaarlijks lijks iedere 50 iedere 500 nodig begin bedrijfsur. ste 500 bedrijfsuren bedrijfsuren bedrijfsur. Elevator Spanning van de elevatorband controle- ren, evt. naspannen Bodemkettingen Spanning van de bodemkettingen con- troleren, evt.
  • Pagina 539 Lijsten/tabellen/schema's/grafieken/onderhoudsattesten Smeerschema met RR-rooier Smeerschema met RR-rooier Smeerpunt Aantal iedere nippels bedrijfsu- Hakselaar Nakopperlagers, per rij Driepuntsophanging bladverdelers omklappen (alleen bij RAS en RBS) Hendelmechanisme bladverdeler omklappen (alleen bij RAS en RBS) Vergrendelingshendel hakselaar loopwielen (niet bij R*SU, R*SO en XL) Cilinder nakopper omhoog/omlaag (niet bij RES) Cilinder kanteling ontbladeraar (alleen bij RES) Driepuntsophanging behuizing RES in het midden buiten-...
  • Pagina 540 Nadat de machine met water is schoongemaakt moeten alle smeerpunten opnieuw worden doorgesmeerd. Het centrale smeersysteem moet na het wassen van de machine met min. 2 tussentijdse smeercycli worden doorgesmeerd. Smeervet ROPA-artikelnr. 435006200 conform DIN 51825, NLGI-klasse 2, type: KP2K-20, bij zeer lage buitentemperaturen KP2K-30.
  • Pagina 541 435002040 = 1000 l 435011410 = 20 l API GL 5, SAE 90, LS 435011420 = 60 l Transmissieolie LS ROPA gearOil GL5 90 LS 435011430 = 208 l Zie Pagina 546 435011440 = 1000 l 435011610 = 20 l...
  • Pagina 542 Productgegevensblad ROPA hydroFluid HVLP 46 Eigenschappen ROPA hydroFluid HVLP 46 is een drukvloeistof op basis van minerale olie met een bijzonder gunstig vis- cositeits-temperatuur-gedrag (Hoch-VI-hydrauliekolie). Als basisolie wordt uitsluitend gebruik gemaakt van op paraffine gebaseerd primair raffinaat. Zelfs bij extreme temperatuurschommelingen en bij opstarten van hydraulica vanuit temperaturen onder nul werkt de machine met ROPA hydroFluid HVLP 46 nog steeds zeer gelijkmatig.
  • Pagina 543 ROPA engineOil E7 10W-40 is een het gehele jaar door te gebruiken geavanceerde dieselmotorolie en wordt aanbevolen voor gebruik in Euro III- tot en met Euro VI-dieselmotoren. Het is door het lage asgehalte com- patibel voor gebruik in combinatie met de meest uiteenlopende uitlaatgasnabehandelingssystemen.
  • Pagina 544 SAE 5W-30 gere- aliseerd. Met ROPA engineOil E9 5W-30 zijn de intervallen tussen het olie vervangen zeer lang, terwijl de motor tegelijkertijd beter is beschermd. Door de moderne "Low SAPS"-additieven wordt de wrijving in de motor gereduceerd, wat zorgt voor een lager brandstofverbruik en optimale bescherming tegen slijtage.
  • Pagina 545 De viscositeit is zo gekozen, dat zowel een goede stroming bij lage temperaturen als een hoge smeerkwaliteit bij hoge temperaturen wordt gegarandeerd. Gebruiksaanwijzing ROPA gearOil GL5 90-transmissieolie is bedoeld voor de zeer hoog belaste hypoïde aandrijfassen, als- mede voor kegel- en tandwieltransmissies, stuurinrichtingen en niet-gesynchroniseerde versnellingsbakken in motorvoertuigen en machines met API GL-5-vereisten.
  • Pagina 546 Het kan net zo goed worden gebruikt voor gecombineerde schakel- en astransmissies als voor landbouw- voertuigen met tussenbakken. Wanneer u het aantal soorten olie wilt reduceren, kan ROPA gearOil GL5 90 LS ook in gemengde wagen- parken in alle aandrijfassen met criterium API GL 5 worden gebruikt.
  • Pagina 547 De wrijvingsarme eigenschappen van ROPA gearOil GL5 75W-90 synth zorgen voor hoge besparingen in het brandstofverbruik. Gebruiksaanwijzing ROPA gearOil GL5 75W-90 synth is geschikt voor de universele smering van versnellingsbakken, PTO's en astransmissies, waaronder extreem belaste hypoiïde aandrijfassen, bijv. in bedrijfsvoertuigen, landbouwma- chines, bouwmachines en personenauto's.
  • Pagina 548 ROPA gearFluid ATF voldoet aan de General Motors-specificatie ATF Dexron II D en wordt voorgeschreven door grote autofabrikanten, die automatische transmissies met het criterium Dexron II D toepassen. Ook in de automatische transmissies met Mercedes-Benz-criterium MB 236.1 kan ROPA gearFluid ATF probleem-...
  • Pagina 549 9.4.8 Productgegevensblad ROPA multi temperature grease 2 Eigenschappen ROPA multi temperature grease 2 is een EP-smeermiddel op basis van verouderingsbestendige minerale olie. Het is in het bijzonder geschikt voor centrale smeersystemen van BEKA-MAX. Het is geschikt voor de smering van wals- en glijlagers, ook onder hogere belasting. Ook voor smeerpunten waarvoor smeervet volgens de normen van MAN (werknorm MAN 283 Li-P2) en Mercedes- Benz (leverings- specificatie: DBL 6804.00 - bedrijfsstoffenvoorschriftenblad 267) wordt voorgeschreven, kan ROPA multi...
  • Pagina 550 Lijsten/tabellen/schema's/grafieken/onderhoudsattesten Koelmiddel dieselmotor Koelmiddel dieselmotor Koelmiddel met corrosie- en vorstbescherming ROPA-artikelnr. Soort Omschrijving Norm/specificatie Inhoud Koelmiddel met Koelmiddel Volvo Penta Coo- corrosie- en vorst- 435010900 = 20 l dieselmotor lant VCS (geel) bescherming Het koelmiddel Volvo Penta Coolant VCS is een concentraat. Het moet voor gebruik in het koelsysteem van de dieslmotor met water worden verdund.
  • Pagina 551 Lijsten/tabellen/schema's/grafieken/onderhoudsattesten Filterpatronen, V-snaren Filterpatronen, V-snaren ROPA Tiger 6Sa met Volvo TAD1643VE-B 565 kW / 768 pk ROPA Tiger 6Sd met Volvo TWD1683VE 585 kW / 796 pk Component ROPA-artikelnr. Dieselmotor Volvo TWD1683VE / TAD1643VE-B Oliefilter, omloopfilter, 1 st. op de motor 304001800 Oliefilter, fijnfilter, 2 st.
  • Pagina 552 Lijsten/tabellen/schema's/grafieken/onderhoudsattesten Filterpatronen, V-snaren Component ROPA-artikelnr. CVR-transmissie Aanzuigfilter 181060100 Papierpakking voor aanzuigfilter 181051700 O-ring 32,99 x 2,62 NBR70 412059500 Drukfilterelement CVR-transmissie inclusief O-ring 46*3 270044200 Versnellingskast op 1e achteras Aanzuigfilter op versnellingskast 181005400 Ventilatie bestuurderscabine Aanzuigfilter voor lucht 352033200 Luchtcirculatiefilter bestuurderscabine...
  • Pagina 553 Smeerschema's Smeerschema's 9.7.1 Smeerschema alleen basismachine met 78 smeerpunten Deel 1 Eindelement met optische Markering Hefpencontrole 2 slangbinders Hoofdverdeler: ROPA-artikelnr.: 360020400 Smeercircuit 3 Rooier en hakselaar Smeercircuit 1 Smeercircuit 2 Rooibalk alleen Excenteraandrijving Verdeler 1e achteras ROPA-artikelnr.: 360018700 Steuncilinder linksboven...
  • Pagina 554 Lijsten/tabellen/schema's/grafieken/onderhoudsattesten Smeerschema's Smeerschema alleen basismachine met 78 smeerpunten Deel 2 Eindelement met optische Markering 2 Slangbinder Hefpencontrole Hoofdverdeler: ROPA-artikelnr.: 360020400 Smeercircuit 3 Smeercircuit 1 Rooier en hakselaar Smeercircuit 2 Rooibalk alleen Excenteraandrijving Verdeler driepuntsophanging: ROPA-artikelnr.: 360018600 Topstang voor Topstang achter...
  • Pagina 555 Smeerschema voor RR-rooier (6-rijig, 45 cm / 50 cm / variabel) 6 x verdeler excenteras ROPA-artikelnr. 360019600 (1) Scharniervork drijfstang (2) Scharnierkop drijfstang (3) Excenterlager Hoofdverdeler smeercircuit 2 ROPA-artikelnr. 360019500 Naar verdeler hakselaar 105* Hoofdverdeler smeercircuit 3 ROPA-artikelnr. 360019400 Rooiwals 7 Rooiwals 2...
  • Pagina 556 9 x verdeler excenteras ROPA-artikelnr. 360019600 (1) Scharniervork drijfstang (2) Scharnierkop drijfstang (3) Excenterlager Hoofdverdeler smeercircuit 2 ROPA-artikelnr. 360022500 Naar verdeler hakselaar 105* Hoofdverdeler smeercircuit 3 ROPA-artikelnr. 360022400 Rooiwals 7 Rooiwals 2 Rooiwals 5 Rooiwals 3 Rooiwals 6 Rooiwals 4 105* Rooiwals 1 Verdeler rooiwals rechts ROPA-artikelnr.
  • Pagina 557 9 x verdeler excenteras ROPA-artikelnr. 360019600 (1) Scharniervork drijfstang (2) Scharnierkop drijfstang (3) Excenterlager Hoofdverdeler smeercircuit 2 ROPA-artikelnr. 360023400 Naar verdeler hakselaar 105* Hoofdverdeler smeercircuit 3 ROPA-artikelnr. 360022400 Rooiwals 7 Rooiwals 2 Rooiwals 5 Rooiwals 3 Rooiwals 6 Rooiwals 4 105* Rooiwals 1 Verdeler rooiwals rechts ROPA-artikelnr.
  • Pagina 558 Hakselaaras rechts Draagbuis hoogteverstelling Draagbuis hoogteverstelling Tastwielnaaf links Tastwielnaaf rechts Tastwiel links Tastwiel rechts Bladtaster links Bladtaster rechts ROPA-artikelnr.: 360013400 9.7.6 Smeerschema voor RISU-hakselaar Van hoofdverdeler smeercircuit 3 Hakselaaras links Hakselaaras rechts Draagbuis hoogteverstelling Draagbuis hoogteverstelling Bladtaster links Bladtaster rechts ROPA-artikelnr.: 360023700...
  • Pagina 559 Bladtaster Tastwielnaaf rechts Tastwiel links Tastwielnaaf links Nakopper draagbuis hoogteverstelling rechts Nakopper draagbuis hoogteverstelling links Bladtaster Hakselaaras links Hakselaaras rechts ROPA-artikelnr.: 360016100 9.7.10 Smeerschema voor RASO-hakselaar Van hoofdverdeler smeercircuit 3 Hakselaaras links Hakselaaras rechts Bladvijzel links Draagbuis hoogteverstelling Draagbuis hoogteverstelling...
  • Pagina 560 Lijsten/tabellen/schema's/grafieken/onderhoudsattesten Onderhoudsattesten Onderhoudsattesten 9.8.1 Onderhoudsattest olie + filter vervangen Datum: Datum: Datum: Datum: Datum: Bedrijfsuren Bedrijfsuren Bedrijfsu- Bedrijfsu- Bedrijfsu- Dieselmotor Motorolie Motoroliefilter Brandstoffilterpatroon voorfilter motor Brandstoffilterpatroon hoofdfilter motor Brandstof-voorfilter op de elektrische pomp Luchtfilter hoofdfilter Luchtfilter veiligheidsfilter Antivries gecontroleerd Koelvloeistof is vervangen AdBlue®-filterinzetstuk (alleen RT6Sd) Assen/transmissies Vooras...
  • Pagina 561 Lijsten/tabellen/schema's/grafieken/onderhoudsattesten Onderhoudsattesten Datum: Datum: Datum: Datum: Datum: Bedrijfsuren Bedrijfsuren Bedrijfsu- Bedrijfsu- Bedrijfsu- Rooiertransmissie Linksvoor Linksachter Rechtsachter Peddeltransmissie Trilschaartransmissie Tastwalstransmissie (niet bij Poclain) Zeefbandtransmissie Pompverdeleraandrijving Transmissieolie Oliefilter pompverdeleraandrijving CVR-transmissie Transmissieolie CVR-oliefilter (2 filters) Hydraulisch systeem Hydrauliekolie Filters hydraulische olie (3 filterelementen) Aanzuigzeef aan binnenkant van olie- tank gereinigd 561 / 580...
  • Pagina 562 Lijsten/tabellen/schema's/grafieken/onderhoudsattesten Onderhoudsattesten 9.8.2 Onderhoudsbevestiging _____ Onderhoud na 1. Klantenservice ROPA-machine Norm 50 bedrijfsuren Mag alleen door ROPA-service- volledig personeel uitgevoerd op: uitgevoerd oogstresultaat. uitgevoerd door: Handtekening ______________________________________________ _____ Onderhoud na 1. Klantenservice dieselmotor Norm 500 bedrijfsuren Mag alleen door Volvo...
  • Pagina 563 Lijsten/tabellen/schema's/grafieken/onderhoudsattesten Draaimomenttabel voor schroeven en moeren (Nm) Draaimomenttabel voor schroeven en moeren (Nm) Metrisch schroefdraad DIN 13 Maat 10.9 12.9 1050 1220 1100 1550 1800 1200 1450 2100 2450 Metrisch fijn schroefdraad DIN 13 Maat 10.9 12.9 M8x1 M10x1 M12x1,5 M14x1,5 M16x1,5 M18x1,5...
  • Pagina 564 Lijsten/tabellen/schema's/grafieken/onderhoudsattesten Instructieblad AdBlue® 9.10 Instructieblad AdBlue® Concept AdBlue is de handelsnaam voor het dieselmotor-NOx-reductiemiddel AUS 32 met de normbeschrijving DIN 70070 / ISO 22241. Taken AdBlue AdBlue wordt gebruikt om toxische stikstofoxiden in waterdamp en elementaire stik- stof in uitlaatgassen van diesel-aangedreven voertuigen met SCR-katalysatortechno- logie te verminderen.
  • Pagina 565 Lijsten/tabellen/schema's/grafieken/onderhoudsattesten Instructieblad AdBlue® Voorschriften Het product is volgens EG-richtlijnen of de overeenkomstige nationale wetten niet ken- merkingsplichtig. Nationale voorschriften: Verordening in geval van storing: niet onderworpen Markering Benzinepompen met AdBlue zijn gemarkeerd met de normnaam DIN 70070 / ISO 22241 of met de handelsnaam AdBlue. Fysische en chemische eigenschappen van AdBlue Pasvorm: vloeibaar...
  • Pagina 566 Lijsten/tabellen/schema's/grafieken/onderhoudsattesten Instructieblad AdBlue® Verwijdering van kleinere hoeveelheden: Kleine hoeveelheden gemorste AdBlue kunnen door de eenvoudige afbreekbaarheid gemakkelijk en met veel water in de riolering worden gespoeld. Verwijdering van grotere hoeveelheden: Grotere hoeveelheden AdBlue moeten in overeenstemming met de richtlijnen voor afvalverwerking/verwijdering op de juiste manier worden afgevoerd.
  • Pagina 567 Lijsten/tabellen/schema's/grafieken/onderhoudsattesten Bevestiging van de instructies voor de bestuurder 9.11 Bevestiging van de instructies voor de bestuurder Mevrouw/ geboren meneer Achternaam en voornaam werd op over de veilige omgang met de machine over het onderhoud van de machine door geïnstrueerd. Achternaam en voornaam heeft de vereiste kennis over de veilige omgang met de machine over het onderhoud van de machine...
  • Pagina 568 Lijsten/tabellen/schema's/grafieken/onderhoudsattesten Bevestiging van de instructies voor de bestuurder 568 / 580...
  • Pagina 569 WAARSCHUWING Wanneer zones rondom de ROPA Tiger 6S, die in de onderstaande tekening als gevarenzones zijn aangemerkt, door personen worden betreden terwijl er met de machine wordt gerooid, bestaat gevaar voor ernstig lichamelijk letsel of zelfs levens- gevaar voor deze personen.
  • Pagina 570 Verklaring (achternaam en voornaam) ben door de eigenaar van de ROPA-suikerbietenrooier geïnformeerd over de geva- renzones tijdens het rooien. Ik heb de volledige informatie ontvangen en ook begre- pen. Ik verplicht mijzelf ertoe de gevarenzones niet te betreden zolang de machine bezig is met rooien.
  • Pagina 571 Lijsten/tabellen/schema's/grafieken/onderhoudsattesten ROPA Overhandigingsbevestiging 9.13 ROPA Overhandigingsbevestiging ROPA Fahrzeug- und Maschinenbau GmbH, Sittelsdorf 24, D-84097 Herrngiersdorf Steunpuntadres: FG-nummer: Type: Hulptoestelnr: Type: Hulptoestelnr: Type: Hulptoestelnr: Type: Hulptoestelnr: Type: Klantenadres: Eigenaar: E-mail: Telefoon nr: Mobiel: Datum van overdracht: Tijdens het proefdraaien werden geen tekortkomingen vastgesteld. Veilige handhaving en onderhoud zijn aan mij uitgelegd.
  • Pagina 572 Het niet geven van toestemming heeft geen invloed op de overdracht van de aangekochte goederen of diensten. U kunt ook slechts een deel van deze toe- stemming geven als u dit wenst. U kunt uw toestemming te allen tijde schriftelijk intrekken bij uw ROPA- steunpunt of ROPA.
  • Pagina 573 Lijsten/tabellen/schema's/grafieken/onderhoudsattesten ROPA Protocol eerste gebruik 9.14 ROPA Protocol eerste gebruik ROPA Fahrzeug- und Maschinenbau GmbH, Sittelsdorf 24, D-84097 Herrngiersdorf ROPA-partner: Klant / plaats van gebruik: Chassisnr.: Bedrijfsuren: Machinetype: Rooi-/laaduren: Softwareversie: Rooioppervlakte: Datum eerste gebruik: Protocol: Eventuele klachten van klant: De klant is geïnformeerd over veilig gebruik en onderhoud.
  • Pagina 574 Index 574 / 580...
  • Pagina 575 Index Index 575 / 580...
  • Pagina 576 Index 576 / 580...
  • Pagina 577 Index Brandstofhoofdfilterpatroon......... 378 Brandstofsysteem ontluchten......380 Brandstoftank omlaag klappen......525 Aandrijfwielen losbandriem......... 474 Brandstofverzorging..........375 aanleggen van hopen......... 338 Brandstofvoorfilterinzetstuk op de elektrische Aanpassing motortoerental......... 162 pomp..............377 Aanzuigfilter voor lucht........477 Brandstofvoorfilterpatroon........378 Accu laden............511 Buitenbediening rooiaggregaat......98 Accuscheidingsrelais..........
  • Pagina 578 Index Elektrische bovenleidingen......... 108 Joystick met multifunctionele handgreep....87 Elektrotechniek........... 355 Elevator..........311, 311, 457 Emissieniveau............50 Excenterlager trilschaaraandrijving..... 449 Kantelen automatisch......... 222 Kantelen handmatig..........221 Keerstuurmodus..........205 Keerstuurmodus in de bedrijfsmodus "Straat"..200 Filterlijst............... 551 Keuze rijrichting..........174 Kleurenterminal R-Touch........77 Knikbesturing synchroniseren......
  • Pagina 579 Oliekoeler CVR-transmissie........ 415 ROPA engineOil E9 5W-30........ 544 Olie vervangen in de dieselmotor....... 373 ROPA gearFluid ATF.......... 548 Onderhoud............363 ROPA gearOil GL5 75W-90 synth...... 547 Onderhoudsattest..........560 ROPA gearOil GL5 90........545 Onderhoudsintervallen........535 ROPA gearOil GL5 90 LS........546 Onderhoudstabel..........
  • Pagina 580 Index Telefoon klantendienst......... 17 Telefoon reserveonderdelen......... 17 Thermopapier............. 357 Zeefband............ 293, 453 Toerental zeefzonnen......... 301 Zeefbandcamera..........353 Toetsenveld II..........82, 83 Zeefband instellen..........297 Toetsenveld III............84 Zeefbandspanning..........453 Transportschema..........54 Zeefbandtransmissie.......... 455 trapje..............36 zeefketting............454 Trapje bestuurderscabine........63 Zeefzonbewaking..........