Bediening
Rooien
6.12
Rooien
6.12.1
Voorbereidingen voor rooien
Voordat u met de werkzaamheden begint, moet u zich vertrouwd maken met de plaat-
selijke bodem- en terreingesteldheid.
Zorg ervoor dat u goed overzicht heeft over het te rooien bietenveld en bepaald de
beste plaats om de bietenhoop te stapelen.
Informeer de aanwezige personen voor aanvang van de werkzaamheden over de
belangrijkste veiligheidsvoorschriften en in het bijzonder over de vereiste veiligheidsaf-
standen. Wijs alle personen erop dat zij verplicht zijn de machine direct te stoppen en
de werkzaamheden te staken wanneer een persoon de gevarenzone betreedt.
– Bedrijfsmodus "Akker" inschakelen.
– Tastwielen uitklappen (niet bij R*SU).
– Bladtaster omlaag klappen.
– Bladverdeler uitklappen (alleen bij RBS en RAS).
– Bunker met het automatische klapmechanisme uitklappen.
6.12.2
Rooimodus
– Rij langzaam en voorzichtig de akker op, op zo'n manier dat de machine zich recht
– Doorrooien voorselecteren.
– Machineaandrijving inschakelen.
– Min. en Max.- rooiertoerental instellen (menu "Basisinstellingen", submenu "Ove-
– Basisinstelling van de reinigingselementen (zeefband, zeefzonnen) uitvoeren.
– Driepuntsophanging neerlaten en op het te rooien veld plaatsen.
– Hakselaarhoogte en rooidiepte direct aan de omstandigheden aanpassen. Let er
– Instelling van de nakopper controleren en evt. bijstellen.
– De rooibunker visueel controleren of de kwaliteit van het rooiresultaat goed is.
– Regelmatig de rooiaggregaat visueel controleren of de machine recht in de rij rijdt.
Normaal gesproken wordt eerst de wendakker gerooid om plaats te maken voor de
bietenhoop. Vervolgens rooit u de kavel nog een keer, om voldoende bewegingsvrij-
heid te creëren. Hoe u precies te werk gaat is – zoals al meerdere keren is aangege-
ven – afhankelijk van de plaatselijk omstandigheden. De kennis van zaken en de vak-
kundigheid van de bestuurder zijn in dit geval doorslaggevend voor het rooiresultaat.
Tijdens het rooien worden de suikerbieten tijdelijk opgeslagen in de bunker. Twee
ultrasoonsensoren in de voorwand van de bunker (1 x) en boven het achterste bun-
kergeleidingsrek (1 x) herkennen de vulstand van de bunker en keren wanneer nodig
de draairichting van de bunkervijzel om, om de bunker zo gelijkmatig mogelijk te vul-
len. Zodra de bunker is gevuld, moeten de suikerbieten of op een ernaast rijdend
transportvoertuig worden gelost, of op een daarvoor geschikte plek op een hoop wor-
den gestort.
224 / 580
voor de te rooien rij bevindt.
rige").
daarbij op, dat het bietenblad direct boven de kop wordt afgesneden en dat de sui-
kerbieten volledig uit de grond worden gehaald.
Wanneer dit niet het geval is, corrigeert u de direct de betreffende instellingen.
Als dat niet het geval is, moet u de achteras zo bijsturen, dat de schaarbomen zich
altijd zo dicht mogelijk in de buurt van het midden van de verschuivingsweg bevin-
den.