vacon • 263
Fout-
Fout
code
ID
Onderspanning
9
80
(fout)
10
91
Ingangsfase
Uitgangsfasebe-
11
100
waking
Ondertempera-
tuur AC-frequen-
13
120
tieregelaar (fout)
Overtempera-
tuur AC-frequen-
130
tieregelaar (fout,
koellichaam)
Overtempera-
tuur AC-frequen-
tieregelaar
131
(alarm, koelli-
chaam)
14
Overtempera-
tuur AC-frequen-
132
tieregelaar
(fout, kaart)
Overtempera-
tuur AC-frequen-
133
tieregelaar
(alarm, kaart)
Motor geblok-
15
140
keerd
Overtempera-
16
150
tuur motor
9
Foutnaam
Mogelijke oorzaak
DC-spanning is lager dan de ingestelde
spanningslimieten.
• voedingsspanning te laag
• defect onderdeel
• defecte ingangszekering
• externe laadschakelaar niet
gesloten
OPMERKING!
gegenereerd als de frequentieregelaar
zich in de Run-stand bevindt.
• probleem in voedingsspanning
• zekering defect of fout in
voedingskabels
De belasting moet minimaal 10–20%
zijn anders werkt de bewaking niet.
Stroommeting heeft uitgewezen dat
er geen stroom aanwezig is bij één
motorfase.
• probleem in motor of motorkabels
• filter (du/dt, sinus) defect
Te lage gemeten temperatuur in
koellichaam van voedingseenheid
of op de voedingskaart.
Te hoge gemeten temperatuur in
koellichaam van voedingseenheid
of op voedingskaart.
OPMERKING!
van het koellichaam verschillen per
frame.
Motor is geblokkeerd.
Motor is overbelast.
Deze fout wordt alleen
De temperatuurlimieten
Tel. +358 (0) 201 2121 • Fax +358 (0)201 212 205
Fouttracering
Oplossing
Reset de fout als sprake
was van een tijdelijke
spanningsonderbreking en
start de AC-frequentieregelaar
opnieuw op. Controleer de
voedingsspanning. Als deze
acceptabel is, is er een interne
fout opgetreden.
Controleer het stroomnet
op fouten.
Neem contact op met de
dichtstbijzijnde distributeur.
Controleer de voedingsspanning,
de zekeringen, de voedingskabel
en de gelijkrichtersbrug en
gate-besturing van de thyristor
(MR6->).
Controleer de motorkabel
en motor.
Controleer de du/dt of het
sinusfilter.
De omgevingstemperatuur
is te laag voor de AC-
frequentieregelaar. Verplaats
de AC-frequentieregelaar naar
een warmere omgeving.
Controleer of er voldoende
koellucht is en of deze
voldoende stroomt.
Controleer het koellichaam
op stof.
Controleer de omgevings-
temperatuur.
Zorg dat de schakelfrequentie
niet te hoog is ten opzichte van
de omgevingstemperatuur en
motorbelasting.
Controleer de koelventilator.
Controleer motor en belasting.
Verlaag de motorbelasting.
Controleer de parameters
(parametergroep 3.9: Beveili-
gingen) van het temperatuur-
model als er geen sprake is van
motoroverbelasting.