Beschrijving van controlewaarden en parameters
P3.1.2.4
I
DENTIFICATIE
Tijdens de identificatierun worden automatisch de parameters gemeten of berekend die nodig zijn
voor optimale regeling van de motor en snelheid.
Een identificatierun is onderdeel van het proces voor het afstellen van de motor en de specifieke
parameters voor de frequentieregelaar. Het is een hulpmiddel bij de ingebruikname, met als doel
de optimale parameters te vinden voor de frequentieregelaar.
OPMERKING! De parameters van de motornaamplaat moeten zijn ingesteld voordat de
identificatierun kan worden uitgevoerd.
Optie
Naam optie
0
Geen actie
1
Identificatie bij
stilstand
2
Vaststellen met
ronddraaiende motor
De automatische identificatie wordt geactiveerd door deze parameter op de gewenste waarde in te stellen
en een startopdracht in de gewenste richting te geven. De startopdracht aan de frequentieregelaar
moet binnen 20 seconden worden gegeven. Als binnen deze tijd geen startopdracht is gegeven,
wordt de identificatierun geannuleerd, wordt de parameter gereset naar de standaardwaarde en
Identificatie
wordt een
-alarm gegenereerd.
De identificatierun kan op elk gewenst moment worden gestopt met de normale stopopdracht.
De parameter wordt dan gereset naar de standaardwaarde. Als de identificatierun is mislukt, wordt
Identificatie
een
-alarm gegenereerd.
OPMERKING! Na de identificatie is er een nieuwe startopdracht (opgaande flank) nodig om de
frequentieregelaar te starten.
P3.1.2.6
M
OTORSCHAKELAAR
Deze functie wordt doorgaans gebruikt als er een schakelaar aanwezig is tussen de
frequentieregelaar en de motor. Dergelijke schakelaars worden vaak gebruikt in toepassingen voor
industrieel of thuisgebruik om er voor te zorgen dat de motor voor onderhoud of reparatie geheel
van de voeding kan worden losgekoppeld.
Als deze parameter is ingeschakeld en de motorschakelaar is geopend om de verbinding met de
draaiende motor te verbreken, detecteert de frequentieregelaar dat de motor niet meer aanwezig
is zonder een fout te genereren. Het is niet nodig om met het procesbesturingsstation wijzigingen
aan te brengen in de run-opdracht of het referentiesignaal naar de frequentieregelaar. Wanneer de
motor na het onderhoud weer wordt aangesloten door de schakelaar te sluiten, herkent de
frequentieregelaar de motoraansluiting en wordt de motor volgens de procesopdrachten
geactiveerd op het referentietoerental.
Als de motor draait wanneer deze weer wordt aangesloten, herkent de frequentieregelaar het
toerental van de draaiende motor via de functie
volgens de procesopdrachten.
24-hour support +358 (0)201 212 575 • Email: vacon@vacon.com
(ID 631)
Tabel 103.
Geen identificatie vereist.
De frequentieregelaar wordt zonder snelheid ingeschakeld om
de motorparameters vast te stellen. De motor krijgt een stroom
en een spanning, maar geen frequentie. De U/f-ratio wordt
vastgesteld.
De frequentieregelaar wordt met snelheid ingeschakeld
om de motorparameters vast te stellen. De U/f-ratio en de
magnetiseringsstroom worden vastgesteld.
OPMERKING!
Voor accurate resultaten moet deze identificatierun
worden uitgevoerd zonder de motoras te belasten.
(ID 653)
Vliegende start
Beschrijving
en stelt hij het motortoerental in
vacon • 164
8