Beschrijving van controlewaarden en parameters
8.9
Bewakingen
P3.9.1.2
R
ESPONS OP EXTERNE FOUT
Alarmmeldingen of foutacties en -meldingen worden gegenereerd door een extern foutsignaal in
een van de programmeerbare digitale ingangen (standaard DI3) met behulp van parameters
P3.5.1.11 en P3.5.1.12. De informatie kan ook worden geprogrammeerd in een van de relaisuitgangen.
8.9.1
Thermische motorbeveiligingen
De thermische motorbeveiliging beschermt de motor tegen oververhitting. De AC-frequentieregelaar
kan een hogere stroom dan de nominale stroom naar de motor sturen. Als de motorbelasting deze
hogere stroom ook daadwerkelijk gebruikt, bestaat het risico dat de motor thermisch overbelast
raakt. Dit gevaar is met name aanwezig bij lage frequenties. Bij lage frequenties krijgt de motor
namelijk minder koeling en is hij minder krachtig. Als de motor is voorzien van een externe
ventilator, is de belastingreductie bij lage toerentallen klein.
De thermische motorbeveiliging is gebaseerd op een berekend model en gebruikt de
uitgangstroom van de frequentieregelaar om de motorbelasting te bepalen.
De thermische motorbeveiliging kan worden afgesteld met onderstaande parameters.
De thermische fase van de motor kan worden gecontroleerd op het display van het
bedieningspaneel. Zie hoofdstuk 2 Gebruikersinterfaces op de Vacon® 100 FLOW.
OPMERKING! Als u bij kleine aandrijvingen (≤1,5 kW) lange motorkabels (max. 100 m) gebruikt,
kan de motorstroom die bij de aandrijving wordt gemeten, veel hoger zijn dan de werkelijke
motorstroom als gevolg van de capacitieve stromen in de motorkabel. Houd hier rekening
mee bij het instellen van de functies voor thermische motorbeveiliging.
LET OP! Het berekende model kan de motor niet beschermen als de lucht-
stroom naar de motor gehinderd wordt door een geblokkeerd luchtinstro-
omrooster. Als de besturingskaart wordt uitgeschakeld, start het model
13006.emf
weer bij nul.
P3.9.2.3
K
OELFACTOR NULTOERENTAL
Bepaalt de koelfactor bij stilstaande motor in relatie tot het punt waarop de motor op nominaal
toerental en zonder externe koeling draait. Zie afbeelding 77 hieronder.
Bij de standaardwaarde gaat het systeem ervan uit dat er geen externe ventilator is die de motor
koelt. Als een externe ventilator wordt gebruikt, kan deze parameter op 90% (of zelfs hoger) worden
ingesteld.
Als u de waarde van parameter P3.1.1.4 (Nominale motorstroom) wijzigt, wordt deze parameter
automatisch teruggezet naar de standaardwaarde.
Het instellen van deze waarde heeft geen effect op de maximale uitgangsstroom van de
frequentieregelaar. Deze wordt enkel door parameter P3.1.3.1 bepaald.
De afsnijfrequentie voor de thermische beveiliging is 70% van de nominale motorfrequentie (P3.1.1.2).
24-hour support +358 (0)201 212 575 • Email: vacon@vacon.com
(ID 701)
(ID 706)
vacon • 202
8