Beschrijving van controlewaarden en parameters
1 = Alle pompen:
Als de regulerende motor moet worden opgenomen in de logica voor autowissel of vergrendeling,
brengt u de aansluiting tot stand zoals getoond in afbeelding 109 hieronder.
Alle motoren wordt geregeld met een relais en de magneetschakelaarlogica zorgt ervoor dat de
eerst aangesloten motor altijd is aangesloten op de frequentieregelaar en de volgende op de
netspanning.
K1
Afbeelding 109. M1–3 RO = Motorregeling via relais
P3.15.8
A
UTOWISSEL INTERVAL
Met deze parameter kunt u de intervaltijd tussen autowissels (wijzigen van startvolgorde pompen)
instellen. Deze parameter wordt alleen gebruikt als de intervalafhankelijke autowisselmodus
(1 = Ingeschakeld (interval)) is geselecteerd voor parameter P3.15.6.
De autowissel vindt plaats wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan:
• Het multipompsysteem is actief (startopdracht is actief).
• Het autowisselinterval is verlopen.
• De regulerende pomp werkt onder de frequentie die is ingesteld met parameter P3.15.11
Autowissel frequentielimiet.
• Het aantal draaiende pompen is kleiner dan of gelijk aan de limiet die is ingesteld met parameter
P3.15.12 Autowissel pomplimiet.
24-hour support +358 (0)201 212 575 • Email: vacon@vacon.com
K1.1
K2
M1
M2
M1 RO
M2 RO
K3
K2
K3
K3
K2
K1
K1.1
K1
K2.1
K1
K1.1
K2
(ID 1029)
3 ~
K2.1
K3
K3.1
M3
M3 RO
K1
K3
K1
K2
K2
K2
K3.1
K3
K2.1
K3
K3.1
3087.emf
vacon • 238
K1
8