vacon • 205
8.9.2
Beveiliging motorblokkering
Met de motorblokkeerbeveiliging wordt de motor beveiligd tegen kortstondige overbelastingssituaties,
bijvoorbeeld veroorzaakt door een geblokkeerde as. De responstijd van de blokkeerbeveiliging kan
korter worden ingesteld dan die van de thermische motorbeveiliging. De blokkeerstatus kunt u instellen
aan de hand van twee parameters: P3.9.3.2 (
Als de stroom hoger is dan de ingestelde limiet en de uitgangsfrequentie lager is dan de ingestelde
limiet, is de blokkeerstatus van kracht. Er is geen werkelijke indicatie van de asrotatie.
De blokkeerbeveiliging is een soort overstroombeveiliging.
OPMERKING! Als u bij kleine aandrijvingen (≤1,5 kW) lange motorkabels (max. 100 m) gebruikt,
kan de motorstroom die bij de aandrijving wordt gemeten, veel hoger zijn dan de werkelijke
motorstroom als gevolg van de capacitieve stromen in de motorkabel. Houd hier rekening mee
bij het instellen van de motorblokkeerfuncties.
P3.9.3.2
De stroom kan worden ingesteld op 0,0...2*IL. De blokkeertoestand wordt pas ingeschakeld
wanneer de stroom hoger is dan deze limiet. Als parameter P3.1.3.1 Motorstroomlimiet wordt
gewijzigd, wordt deze parameter automatisch berekend op 90% van de stroomlimiet.
OPMERKING! Voor een correcte werking moet deze limiet op een lagere waarde dan de stroomlimiet
worden ingesteld.
Afbeelding 80. Instellingen voor blokkeringskenmerken, ID 710 = P3.9.3.2 Blokkeerstroom,
P3.9.3.3
Deze tijd kan worden ingesteld tussen 1,0 en 120,0 s.
Dit is de maximaal toegestane tijdsduur van een blokkeerfase. De blokkeertijd wordt op-/afgeteld
door een interne teller.
Als de waarde van de blokkeertijdteller deze limiet overschrijdt, schakelt de beveiliging in (zie P3.9.3.1).
8
B
(ID 710)
LOKKEERSTROOM
Par. ID710
ID 712 = P3.9.3.4 Blokkeerfrequentielimiet
B
(ID 711)
LOKKEER TIJDLIMIT
Beschrijving van controlewaarden en parameters
Blokkeerstroom
) en P3.9.3.4 (
I
Blokkeringsgebied
Par. ID712
Tel. +358 (0) 201 2121 • Fax +358 (0)201 212 205
Blokkeerfrequentielimiet
9130.emf
f
).