vacon • 215
Niveauref
8.12.2
Slaapfunctie
Deze functie schakelt de slaapmodus van de frequentieregelaar in als de frequentie langere tijd
onder de slaapgrens blijft dan is ingesteld met de parameter Slaapvertraging. Dit betekent dat
de startopdracht actief blijft maar de run-aanvraag wordt uitgeschakeld. Wanneer de werkelijke
waarde onder of boven het ontwaakniveau komt, afhankelijk van de ingestelde modus, zal de
frequentieregelaar de run-aanvraag opnieuw activeren als de startopdracht nog actief is. Hierdoor
ontwaakt de frequentieregelaar uit de slaapstand.
P3.13.5.1
De regelaar gaat over naar de slaapmodus (de regelaar stopt) wanneer de uitgangsfrequentie van
de regelaar onder de ingestelde frequentielimiet zakt die is ingesteld met de parameter.
De waarde van de parameter wordt gebruikt wanneer het referentiepuntsignaal van de PID-rege-
laar wordt overgenomen van referentiepuntbron 1.
De regelaar gaat onder de volgende omstandigheden over naar de slaapmodus:
• De uitgangsfrequentie blijft langer onder de slaapfrequentie dan de ingestelde slaapvertraging.
• Het PID-terugkoppelingssignaal blijft boven het ingestelde ontwaakniveau.
De regelaar ontwaakt onder de volgende omstandigheden uit de slaapmodus:
• Het PID-terugkoppelingssignaal zakt onder het ingestelde ontwaakniveau.
OPMERKING! Als het ontwaakniveau onjuist is ingesteld, gaat de regelaar mogelijk niet over naar
de slaapmodus.
P3.13.5.2
De regelaar gaat over naar de slaapmodus (de regelaar stopt) wanneer de uitgangsfrequentie van
de regelaar langer onder de slaapfrequentielimiet zakt dan is ingesteld met de parameter.
De waarde van de parameter wordt gebruikt wanneer het referentiepuntsignaal van de PID-rege-
laar wordt overgenomen van referentiepuntbron 1.
8
PID-
Niveaubesturing
Afbeelding 89. Feedforwardbesturing
R
1
(ID 1016)
EF
SLAAPFREQUENTIE
R
1
(ID 1017)
EF
SLAAPVERTRAGING
Beschrijving van controlewaarden en parameters
+
+
FFW
LT
Tel. +358 (0) 201 2121 • Fax +358 (0)201 212 205
Uit-
gaande
FT
flowbes-
turing
9099.emf