vacon • 225
8.13
Functie Multi-pomp
De functie Multi-pomp is ontwikkeld voor regeling van een systeem waarin tot 8 motoren
(bijv. pompen, ventilatoren of compressoren) parallel zijn geschakeld. De interne PID-regelaar
van de frequentieregelaar regelt het systeem door het vereiste aantal motoren in te schakelen
en het toerental van de motoren te regelen op basis van de vraag.
8.13.1
Checklist voor inbedrijfstelling Multi-pomp (MultiDrive)
De volgende checklist zal u helpen bij het configureren van de basisinstellingen van een
multipompsysteem (MultiDrive). Als u het bedieningspaneel gebruikt voor het instellen van de
parameters, wordt u bij het instellen van deze basisinstellingen ook geholpen door de applicatiewizard.
Start de inbedrijfstelling met de frequentieregelaars waarbij het PID-terugkoppelsignaal
(bijv. druksensor) is gekoppeld aan een analoge ingang (standaard: AI2). Ga vervolgens verder
met alle andere frequentieregelaars in het systeem.
Controleer de bedrading.
• Stroomkabels (netstroomkabel, motorkabel): Raadpleeg de
installatiehandleiding van de regelaar.
• Bedrading van de regeling (I/O, PID-terugkoppelsensor, communicatie):
zie het bedradingsschema in hoofdstuk 1.5.4.2 en de standaard-I/O-
aansluitingen in hoofdstuk 1.5.4.1.
1
• Het wordt aanbevolen om elke regelaar te verbinden met een
afzonderlijk startsignaal, maar dat is niet verplicht. Alleen voor
frequentieregelaars die zijn verbonden met het PID-terugkoppelingssignaal
is een verbinding met het startsignaal verplicht.
• Als redundantie nodig is, zorgt u dat het PID-terugkoppelsignaal
(standaard: AI2) met ten minste twee frequentieregelaars is verbonden.
Zie de bedradingsinstructies in hoofdstuk 1.5.4.2.
Schakel de frequentieregelaar in en start het instellen van
de parameters.
• Begin met het instellen van de parameters van de frequentieregelaars
2
die verbonden zijn met het PID-terugkoppelingssignaal. Deze frequen-
tieregelaars kunnen als master optreden in het multipompsysteem.
• U kunt de parameters instellen via het bedieningspaneel of met de pc-tool.
Selecteer de applicatieconfiguratie 'Multi-pomp (MultiDrive)'
in parameter P1.2.
• Wanneer u de applicatie 'Multi-pomp (MultiDrive)' selecteert in
parameter P1.2 Applicatie (ID 212), worden de meeste instellingen
en configuraties met betrekking tot de regeling van meerdere pompen
3
automatisch ingesteld. Zie hoofdstuk 1.4.4.
• Als u het bedieningspaneel gebruikt voor het instellen van parame-
ters, wordt de applicatiewizard gestart zodra u de parameter P1.2
Applicatie (ID 212) wijzigt. De applicatiewizard helpt u bij het instellen
van de meest voorkomende parameters voor multipompsystemen.
Stel de motorparameters in.
4
• Stel de motornaamplaatparameters in aan de hand van het typeplaatje
van de motor.
8
Beschrijving van controlewaarden en parameters
Tel. +358 (0) 201 2121 • Fax +358 (0)201 212 205