Alarmlichten
Lees en bekijk eerst
op bladzijde 75.
Inschakelen/uitschakelen
›
Toets
» Afbeelding 55
indrukken.
Als de alarmlichten zijn ingeschakeld, knipperen alle knipperlichten van de wa-
gen tegelijkertijd. Het controlelampje voor de knipperlichten en het controle-
lampje in de toets knipperen eveneens. De alarmlichten werken ook wanneer
het contact is uitgeschakeld.
Bij het activeren van de airbags worden de alarmlichten automatisch ingescha-
keld.
Indien bij ingeschakelde alarmlichten en ingeschakeld contact het knipperlicht
wordt ingeschakeld, knippert alleen het knipperlicht aan de betreffende wa-
genzijde.
ATTENTIE
De alarmlichten dienen bijvoorbeeld te worden ingeschakeld in de volgen-
de situaties.
De staart van een file wordt genaderd.
■
De wagen moet, bv. vanwege een storing, aan de kant van de weg wor-
■
den geparkeerd.
Parkeerlicht
Lees en bekijk eerst
op bladzijde 75.
Het parkeerlicht is voor de tijdelijke verlichting van de geparkeerde wagen be-
doeld.
82
Bediening
Afbeelding 55
Toets voor alarmlichten
Parkeerlicht inschakelen
›
Het contact uitschakelen.
›
De bedieningshendel tot de aanslag in stand
51
op pagina 77 - het stadslicht aan de rechter- resp. linkerzijde van de wa-
gen wordt ingeschakeld.
Wanneer het rechter- of linker knipperlicht is ingeschakeld en het contact
wordt uitgeschakeld, wordt het parkeerlicht niet ingeschakeld.
Parkeerlicht aan beide zijden inschakelen
›
De lichtschakelaar
in stand
A
wagen vergrendelen.
Na het eruit trekken van de contactsleutel en het openen van het bestuurder-
sportier klinkt er een akoestisch waarschuwingssignaal. Na enkele seconden
of na het sluiten van het bestuurdersportier wordt het akoestische waarschu-
wingssignaal uitgeschakeld, het stadslicht blijft echter ingeschakeld.
VOORZICHTIG
Door het inschakelen van het parkeerlicht wordt de accu met name bij stads-
verkeer aanzienlijk belast.
Rijden in het buitenland
Lees en bekijk eerst
op bladzijde 75.
Het dimlicht is asymmetrisch ingesteld. Dit zorgt voor een betere verlichting
van de weghelft waarop u rijdt.
Tijdens het rijden in landen waar aan de andere kant van de weg wordt gere-
den (links-/rechtsrijdend verkeer) kan de asymmetrische koplampafstelling het
tegemoetkomend verkeer verblinden. Om verblinding van het tegemoetko-
mende verkeer te voorkomen, moet een aanpassing aan de koplampen wor-
den uitgevoerd door een specialist.
De aanpassing van de bixenonkoplampen kunt u door de instelling van de reis-
modus in het Infotainment zelf uitvoeren
hoofdstuk Wageninstellingen (toets CAR).
Let op
Meer informatie over het aanpassen van de koplampen krijgt u bij een specia-
list.
resp.
zetten
» Afbeelding
A
B
» Afbeelding 50
op pagina 75 draaien en de
»
Instructieboekje infotainment,