In beide eindstanden werkt de Climatronic met het maximale koelings- resp.
verwarmingsvermogen en de temperatuur wordt niet automatisch geregeld.
Aanjager regelen
De aanjagerstand kan handmatig aan de persoonlijke wensen worden aange-
past.
Als het aanjagertoerental tot een minimum is gedaald, dan wordt de Climatro-
nic uitgeschakeld.
Het ingesteld ventilatortoerental wordt door het branden van het betreffende
aantal controlelampjes in de draaiknop
Automatische regeling
De automatische regeling dient ertoe de temperatuur constant te houden en
de ruiten in het interieur te ontvochtigen.
De automatische regeling werkt in drie functies - zwak, middel, intensief.
De afzonderlijke functies instellen
stuk Wageninstellingen.
De Climatronic is standaard in de middelste functie ingesteld.
Na het inschakelen van de automatische regeling werkt de Climatronic in de
laatst geselecteerde functie.
De actueel geselecteerde functie wordt op het infotainmentdisplay weergege-
ven.
De automatische regeling kan worden uitgeschakeld door een willekeurige
toets voor de luchtverdeling in te drukken of het aanjagertoerental te verho-
gen of verlagen.
ATTENTIE
De Climatronic niet langer uitschakelen dan noodzakelijk.
■
De Climatronic direct inschakelen, zodra de ruiten beslaan.
■
Let op
Bij het inschakelen van de intensieve voorruitverwarming wordt de
■
luchtstroom naar de ruiten ingeschakeld. De luchtstroom naar de ruiten
blijft ook na het uitschakelen van de intensieve voorruitverwarming ingescha-
keld.
De interieurtemperatuursensor
■
ken, omdat anders de werking van de Climatronic ongunstig wordt beïnvloed.
» Afbeelding 126
aangegeven.
C
»
Instructieboekje infotainment, hoofd-
» Afbeelding 126
niet afplakken of afdek-
B
Zodra de voorruit beslaat, op symbooltoets drukken. Nadat de voorruit
■
ontwasemd is, op toets drukken.
Tijdens het werken van de Climatronic kan onder omstandigheden het stati-
■
onair toerental hoger worden, om een voldoende warmtecomfort te garande-
ren.
Economische omgang met de koelfunctie
Lees en bekijk eerst
en
Bij gebruik van de koelfunctie verbruikt de aircocompressor motorvermogen
en beïnvloedt hiermee het brandstofverbruik.
Indien het interieur van de geparkeerde wagen door zonnestraling sterk is op-
gewarmd, verdient het aanbeveling de ruiten of portieren kort te openen, zo-
dat de warme lucht kan ontsnappen.
Als de ruiten geopend zijn, mag de koeling niet ingeschakeld zijn.
Milieu-aanwijzing
Door brandstof te besparen, wordt de uitstoot van schadelijke stoffen ver-
laagd
» pagina
143.
Functiestoringen
Lees en bekijk eerst
en
Indien de koeling bij buitentemperaturen van meer dan +5 °C niet functioneert,
is er sprake van een storing. Dit kan de volgende oorzaken hebben:
›
Een van de zekeringen is doorgebrand. De zekering controleren, zo nodig
vervangen
» pagina
241.
›
De koeling is automatisch tijdelijk uitgeschakeld, omdat de koelvloeistoftem-
peratuur van de motor te hoog is
Als de storing niet zelf kan worden verholpen of de koelcapaciteit afneemt,
moet de koelfunctie worden uitgeschakeld en de hulp van een specialist wor-
den ingeroepen.
op bladzijde 122.
op bladzijde 122.
» pagina
34.
Verwarming en airconditioning
127