Licht en zicht
Licht
Inleiding voor het onderwerp
In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:
Bediening van verlichtingsfunctie
Dagrijverlichting (DAY LIGHT)
Knipperlicht en grootlicht
Automatische aansturing rijverlichting
Adaptieve koplampen (AFS)
Grootlichtassistent
Mistlampen
Mistlampen met de functie CORNER
Mistachterlicht
COMING HOME/LEAVING HOME
Alarmlichten
Parkeerlicht
Rijden in het buitenland
Het licht werkt alleen bij ingeschakeld contact, voor zover niet anders is aan-
gegeven.
Bij wagens met rechts stuur zijn de bedieningselementen gedeeltelijk anders
gerangschikt dan weergegeven op
len die de afzonderlijke standen van de bedieningselementen aangeven, zijn
identiek.
De koplampglazen schoon houden. Op de volgende aanwijzingen letten
gina
194, Koplampglazen.
ATTENTIE
Het inschakelen van de verlichting mag alleen plaatsvinden in overeen-
■
stemming met de nationale wettelijke bepalingen.
De bestuurder is altijd verantwoordelijk voor de juiste instelling en het
■
gebruik van de verlichting.
» Afbeelding 50
op pagina 75. De symbo-
ATTENTIE (vervolg)
De automatische aansturing rijverlichting dient alleen als ondersteu-
■
ning en ontslaat de bestuurder niet van zijn plicht om de verlichting te con-
troleren en zo nodig de verlichting afhankelijk van de omstandigheden in te
schakelen. De lichtsensor herkent bijvoorbeeld geen regen of mist. Onder
deze omstandigheden raden wij u aan om het dimlicht resp. de mistlampen
in te schakelen!
Nooit rijden als alleen het stadslicht ingeschakeld is! Het stadslicht is niet
■
75
fel genoeg om de weg voor u voldoende te verlichten of om door andere
76
verkeersdeelnemers te worden gezien. Het dimlicht bij duisternis of slecht
77
zicht altijd handmatig inschakelen.
77
78
Let op
79
De koplampen kunnen tijdelijk aan de binnenzijde beslaan. Bij ingeschakelde
■
80
rijverlichting is het lichtvlak na korte tijd weer vrij van aanslag, daarbij kan het
80
lampglas aan de binnenzijde eventueel bij de randen nog beslagen zijn. De
81
condensvorming heeft geen invloed op de levensduur van de verlichting.
81
Bij ingeschakeld stads-, dim- of grootlicht zijn ook de instrumenten verlicht.
■
De helderheid van de instrumentenverlichting kan in het infotainment worden
82
ingesteld
»
Instructieboekje infotainment, hoofdstuk Wageninstellingen (toets
82
CAR).
82
Bediening van verlichtingsfunctie
» pa-
Lees en bekijk eerst
Licht inschakelen/uitschakelen
Afhankelijk van de uitrusting kan de lichtschakelaar
volgende standen worden bewogen.
Afbeelding 50
Lichtschakelaar en draaiknop
voor lichtbundelhoogteverstel-
ling
op bladzijde 75.
» Afbeelding 50
A
Licht en zicht
in de
75