VOORZICHTIG
De op het display weergegeven voorwerpen kunnen dichterbij of verder af zijn
dan in werkelijkheid. Dat is vooral in de volgende situaties het geval.
Uitstekende voorwerpen, bijvoorbeeld een trekhaak, de achterzijde van een
■
vrachtwagen enz.
Wanneer u van een horizontale ondergrond een helling of berg op- of afrijdt.
■
Wanneer u van een helling of berg een horizontale ondergrond oprijdt.
■
Let op
De oriënteringslijnen zijn onbeweeglijk, daarom wisselt de afstand van de
strepen achter de wagen afhankelijk van de beladingstoestand aan de achter-
zijde van de wagen alsmede van de helling van het wegdek.
Inparkeersysteem
Inleiding voor het onderwerp
In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:
Werking
Parkeerruimte vinden
Inparkeren
Uit een parallel aan de rijbaan liggende parkeerruimte uitparkeren
Automatische noodstop
Meldingen
Het inparkeersysteem (hierna systeem) ondersteunt de bestuurder bij het in-
parkeren in geschikte parkeerruimtes parallel aan en dwars op de rijbaan en bij
het uitparkeren uit parkeerruimtes parallel aan de rijbaan.
Het systeem regelt de stuurbewegingen bij het inparkeren resp. uitparkeren
uit het parkeervak, de bestuurder bedient de pedalen alsmede de schakel-
resp. keuzehendel.
De toestand, waarbij het stuurwiel door het systeem wordt bediend, wordt
hierna de parkeermanoeuvre genoemd.
Een onderdeel van het inparkeersysteem is de parkeerhulp. Daarom ook de
informatie en de veiligheidsaanwijzingen
opvolgen.
» pagina
148, Parkeerhulp lezen en
ATTENTIE
Het systeem dient alleen als ondersteuning en ontslaat de bestuurder
■
niet van de verantwoording voor het bedienen van de wagen.
Tijdens de parkeermanoeuvre voert het systeem automatisch snelle
■
stuurbewegingen uit. Daarbij niet tussen de spaken van het stuurwiel grij-
pen - gevaar voor verwondingen!
Bij het inparkeren op een losse of gladde ondergrond (grind, sneeuw, ijs
■
en dergelijke) kan door de ondergrondomstandigheden van de berekende
rijbaan worden afgeweken. Daarom adviseren wij in dergelijke situaties
geen gebruik te maken van het systeem.
Externe geluidsbronnen kunnen een storend effect hebben op de signa-
■
len van de systeemsensoren. Dit kan er onder ongunstige omstandigheden
toe leiden dat voorwerpen of personen niet door het systeem worden her-
kend.
VOORZICHTIG
Als andere voertuigen achter of op de stoeprand parkeren, kan het systeem
■
uw wagen ook over de stoeprand of erop leiden. Let erop, dat de banden en
154
velgen van uw wagen niet worden beschadigd, zo nodig tijdig ingrijpen.
154
De oppervlakken resp. structuren van bepaalde objecten, zoals draadgaas,
■
poedersneeuw enzovoort, kunnen in bepaalde gevallen niet door het systeem
155
worden herkend.
155
Onder ongunstige weersomstandigheden (stortregen, mist, zeer lage resp.
■
156
hoge temperaturen en dergelijke) kan de werking van het systeem beperkt
156
zijn - "onjuiste obstakelherkenning".
VOORZICHTIG
De juiste analyse van de parkeerruimte en de parkeermanoeuvre is afhankelijk
van de afmeting van de wielen.
Het systeem kan alleen goed werken, wanneer de door de fabrikant goedge-
■
keurde wielmaat op de wagen is gemonteerd.
Het systeem niet gebruiken als op de wagen bijvoorbeeld sneeuwkettingen
■
of een noodreservewiel zijn gemonteerd.
Als andere door de fabriek goedgekeurde wielen zijn gemonteerd, kan de re-
■
sulterende positie van de wagen in de parkeerruimte in geringe mate afwijken.
Dat kan door een nieuwe instelling van het systeem door een specialist wor-
den voorkomen.
Let op
We adviseren om de parkeermanoeuvre bij een ongevaarlijke snelheid tot ca. 5
km/h uit te voeren.
153
Hulpsystemen