Extra verwarming (interieurvoorverwarming en -ventilatie)
Inleiding voor het onderwerp
In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:
Inschakelen/uitschakelen
Radiografische afstandsbediening
Functievoorwaarden van de extra verwarming (interieurvoorverwarming en -
ventilatie), hierna extra verwarming.
De ladingstoestand van de accu is voldoende.
De brandstofvoorraad is voldoende (op het display van het instrumenten-
paneel brandt het symbool niet).
Interieurvoorventilatie
De interieurvoorventilatie dient om bij afgezette motor frisse lucht naar het in-
terieur te voeren, waardoor de temperatuur in het interieur effectief wordt
verlaagd (bijvoorbeeld als de wagen in de zon staat geparkeerd).
Extra verwarming (interieurvoorverwarming)
De extra verwarming kan zowel bij stilstand, bij afgezette motor voor voorver-
warming van het interieur als tijdens het rijden (bijvoorbeeld tijdens de op-
warmfase van de motor) worden gebruikt.
De extra verwarming werkt in combinatie met de verwarming, airconditioning
resp. Climatronic.
De extra verwarming verwarmt ook de motor voor.
De extra verwarming verwarmt de koelvloeistof door het verbranden van
brandstof uit de brandstoftank van de wagen. Deze verwarmt de lucht, die in
het interieur stroomt (als de aanjager is ingeschakeld).
Afhankelijk van de omgevingsomstandigheden wordt de interieurvoorverwar-
ming automatisch in- resp. uitgeschakeld, waardoor de best mogelijke voor-
waarden voor het draaien van de motor en de interieurverwarming worden ge-
realiseerd.
Het automatisch in- resp. uitschakelen van de interieurvoorverwarming kan
door een specialist worden gedeactiveerd.
128
Bediening
ATTENTIE
De extra verwarming mag nooit in gesloten ruimtes (bijvoorbeeld gara-
■
ges) worden gebruikt - vergiftigingsgevaar!
De extra verwarming mag tijdens het tanken niet werken - brandgevaar.
■
De uitlaatpijp van de extra verwarming bevindt zich aan de onderzijde van
■
de wagen. Bij gebruik van de interieurvoorverwarming de wagen niet op
129
plaatsen parkeren waar de uitlaatgassen met licht ontvlambare materialen,
129
bijvoorbeeld droog gras, struikgewas, bladeren, gemorste brandstof en der-
gelijke, in contact kunnen komen - gevaar voor brand.
VOORZICHTIG
De ingeschakelde extra verwarming verbruikt brandstof uit de brandstoftank
■
van de wagen en controleert zelf het brandstofpeil. Als zich nog maar een ge-
ringe hoeveelheid brandstof in de tank bevindt, schakelt de extra verwarming
uit.
De uitlaatpijp van de extra verwarming, die zich aan de onderzijde van de
■
wagen bevindt, mag niet verstopt zijn en de uitlaatgasstroom mag niet ge-
blokkeerd zijn.
Als de extra verwarming werkt, wordt de accu ontladen. Wanneer de extra
■
verwarming over een langere periode meerdere malen is gebruikt, moet enke-
le kilometers met de wagen worden gereden om de accu op te laden.
De luchtinlaat voor de voorruit moet vrij van bijvoorbeeld ijs, sneeuw en bla-
■
deren zijn, zodat de extra verwarming optimaal kan functioneren.
Let op
De extra verwarming schakelt de aanjager
■
resp.
» Afbeelding 126
C
ratuur circa 50 °C heeft bereikt.
Bij lage buitentemperaturen kan er vanuit de motorruimte waterdampvor-
■
ming ontstaan. Dat is een normaal verschijnsel en geen reden om u zorgen te
maken.
Om ervoor te zorgen dat na het inschakelen van de extra verwarming de
■
warme lucht in het interieur kan stromen, de door u gewoonlijk ingestelde
comforttemperatuur en aanjagerstand selecteren en de luchtroosters in de
geopende stand laten staan. Het wordt aanbevolen om de luchtstroom in de
stand of te zetten.
» Afbeelding 125
B
op pagina 126 pas in wanneer de koelvloeistoftempe-
op pagina 125