Het laten draaien van de motor is bijvoorbeeld om de volgende redenen nood-
zakelijk.
›
De motortemperatuur voor het goed werken van het systeem is nog niet be-
reikt.
›
De ladingstoestand van de accu is te laag.
›
Het stroomverbruik is te hoog.
›
Hoog airconditioning- resp. verwarmingsvermogen (hoog aanjagertoerental,
groot verschil tussen de gewenste en werkelijke interieurtemperatuur).
Informatie over de actuele status van het systeem kan op het infotainmentdis-
play worden weergegeven
»
Instructieboekje infotainment, hoofdstuk Wagen-
instellingen (toets CAR).
Let op
Indien de wagen bijvoorbeeld langere tijd bij temperaturen onder het vries-
■
punt in de buitenlucht staat of in direct zonlicht staat geparkeerd, kan het
meerdere uren duren voordat de inwendige temperatuur van de accu geschik-
te waarden bereikt voor een correcte werking van het systeem.
Als bij automatisch afgezette motor gedurende langer dan 30 seconden de
■
bestuurdersgordel is losgemaakt of het bestuurdersportier wordt geopend,
moet de motor handmatig worden gestart.
Na het handmatig starten van de motor bij een wagen met schakelbak kan
■
een automatisch afzetten van de motor pas dan gebeuren als een voor de sys-
teemfunctie vereiste minimumafstand is gereden.
Werking bij wagens met schakelbak
Lees en bekijk eerst
op bladzijde 167.
Bij het voldoen aan de werkingsvoorwaarden gebeurt het automatisch afzet-
ten van de motor / het automatisch starten van de motor zoals beschreven.
Automatisch afzetten van motor
›
De wagen stilzetten.
›
De versnellingshendel in de neutraalstand zetten.
›
Het koppelingspedaal loslaten.
Er vindt een automatische motoruitschakeling plaats, op het display verschijnt
het controlesymbool
» Afbeelding 156
Automatisch starten van motor
›
Het koppelingspedaal intrappen.
Er vindt een automatische herstart plaats, het controlesymbool verdwijnt.
168
Rijden
op pagina 167.
Werking bij wagens met automatische versnellingsbak
Lees en bekijk eerst
op bladzijde 167.
Bij het voldoen aan de werkingsvoorwaarden gebeurt het automatisch afzet-
ten van de motor / het automatisch starten van de motor zoals beschreven.
Automatisch afzetten van motor
›
De wagen afremmen tot stilstand en het rempedaal ingetrapt houden.
Er vindt een automatische motoruitschakeling plaats, op het display verschijnt
het controlesymbool
» Afbeelding 156
Automatisch starten van motor
›
Het rempedaal loslaten.
Er vindt een automatische herstart plaats, het controlesymbool verdwijnt.
Meer informatie over de automatische versnellingsbak
De automatische motoruitschakeling vindt in de keuzehendelstanden P, D/S,
N en in de tiptronic-functie plaats.
In keuzehendelstand P blijft de motor ook na het loslaten van het rempedaal
uitgeschakeld. De motor wordt automatisch gestart als het gaspedaal wordt
ingetrapt of een andere rijstand wordt gekozen en het rempedaal wordt losge-
laten.
Als bij automatisch afgezette motor de keuzehendelstand R wordt ingescha-
keld, wordt de motor automatisch gestart.
Als de keuzehendel vanuit stand R in stand D/S of N wordt gezet, moet de wa-
gen voor het opnieuw automatisch afzetten van de motor eerst een snelheid
van meer dan 10 km/h bereiken.
De motor wordt niet automatisch afgezet als het systeem een wagenbewe-
ging als gevolg van een grote stuurwielverdraaiing herkent.
Indien de wagen met een lage snelheid rijdt (bijvoorbeeld in de file of bij het
afslaan) en na licht intrappen van het rempedaal blijft staan, vindt geen auto-
matische motoruitschakeling plaats. Door krachtiger intrappen van het rempe-
daal wordt de motor automatisch uitgeschakeld.
op pagina 167.